Vreemd speenkruid

taxon

Vreemd speenkruid (Ficaria ambigua, synoniemen: Ficaria verna subsp. fertilis, Ficaria verna subsp. ficariiformis, Ficaria verna subsp. grandiflora, Ranunculus ficaria subsp. fertilis, Ranunculus ficaria subsp. ficaria) is een vaste plant, die behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). Het areaal omvat Ierland, het U.K., Spanje en Noord-Denemarken, Sardinië en Italië. De verspreiding in Frankrijk is onvoldoende bekend en in België is deze ondersoort waarschijnlijk verwilderd. In Nederland groeit deze ondersoort hier en daar in een stinzenmilieu.[1] Het aantal chromosomen is 2n = 16.[2] Ficaria verna subsp. ficariiformis heeft 2n = 32 chromosomen en wordt door sommige botanici als een aparte ondersoort beschouwd met als synoniem Ficaria verna subsp. grandiflora.

Vreemd speenkruid
Vreemd speenkruid
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Orde:Ranunculales
Familie:Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
Geslacht:Ficaria (Speenkruid)
Soort
Ficaria ambigua
Boreau
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Bloei en vrucht

bewerken

De soort bloeit vanaf maart tot in mei. De gele bloemen zijn 2-5 cm groot en hebben 8-12, brede, elkaar met de randen bedekkende, 10-20 mm lange en 4-9 mm brede kroonbladen. De vrucht is een 2,5-3,5 mm lang en 1,7-2,2 mm breed nootje dat met korte haren is bedekt.

Voorkomen

bewerken

Vreemd speenkruid is vergeleken bij gewoon speenkruid relatief fors en tijdens de bloei rechtopstaand. De holle stengel is liggend of rechtopstaand en wordt 5-30 cm hoog. De glanzende rondachtige tot hart- of niervormige bladeren hebben een lange bladsteel en zijn soms hoekig handvormig met gave tot bochtig gekartelde rand. De plant heeft geen okselknolletjes. De wortels zijn voor een deel spoelvormig of knotsvormig verdikt.

Standplaats

bewerken

De plant prefereert zonnige tot beschaduwde, stikstofrijke, zwak zure tot zwak basische, vochtige tot vrij natte, matig voedselrijke tot voedselrijke bodems, vaak lemige tot licht kleiige grond. Ze groeit in loof- en rivier begeleidende loofbossen, in bronnetjes- en beekdalbossen, in helling- en binnenduinbossen, in parkbossen en bosranden, in heggen en bermen, aan allerlei waterkanten en in greppels. Verder in tuinen en plantsoenen, in allerlei graslanden, beschaduwde gazons en aan de voet van kleiige dijken.[1]

Afbeeldingen

bewerken
bewerken
Zie de categorie Ficaria verna subsp. fertilis van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Zie de categorie Ficaria verna subsp. ficariiformis van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.