Stinkende gouwe

soort uit het geslacht Chelidonium
(Doorverwezen vanaf Chelidonium majus)

De stinkende gouwe (Chelidonium majus) is een algemeen voorkomende vaste plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae), de enige in het geslacht Chelidonium. Hij heeft gele bloemen, enigszins op eikenblad gelijkende bladeren en kan circa 70 cm hoog worden. De stinkende gouwe bevat oranje-geel melksap en groeit vooral langs heggen en op ruige plaatsen. De plant wordt ook wel wrattenkruid genoemd.

Stinkende gouwe
Stinkende gouwe
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Orde:Ranunculales
Familie:Papaveraceae (Papaverfamilie)
Geslacht:Chelidonium
Soort
Chelidonium majus
L. (1753)
Stinkende gouwe
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Stinkende gouwe op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De stinkende gouwe komt voor van het Middellandse Zeegebied tot ver in Scandinavië en in Midden- en Noord-Azië.

Beschrijving bewerken

De bloem is heldergeel en 2-2,5 cm breed. Er zijn twee kelkbladeren, vier kroonbladeren, veel meeldraden en een stamper. Twee tot zes bloemen vormen een los scherm, dat van april tot in de herfst bloeit.

Het blad is oneven geveerd of diep ingesneden en grof gekarteld. Er zijn in het eerste geval vijf of zeven deelblaadjes. De onderkant van het blad is blauwgroen.

De vrucht is een doosvrucht van 2–5 cm lang, die van onderaf met twee kleppen geopend kan worden. De zaden worden door mieren versleept, omdat er een vettige witte zaadsluier (mierenbroodje) op zit.

Gebruiksgeschiedenis bewerken

Volgens de middeleeuwse signatuurleer kon de plant bij galklachten toegepast worden, vanwege de gele kleur van het melksap en de vorm van de bladeren.[1] Stinkende gouwe werd als geneeskruid ook gebruikt bij onder meer oogziekten. Het gele sap werd tevens tegen wratten ingezet; om een wrat te laten verdwijnen moest het sap van een verse stengel er meerdere malen per dag op worden gesmeerd. Een van de bladeren getrokken mengsel werd ooit gezien als een middel tegen lichaamsbeharing.

Alchemisten gebruikten stinkende gouwe bij het zoeken naar de steen der wijzen. Heksen deden het in de middeleeuwen in hun zalven (zie heksenkruid).

De plant bevat giftige alkaloïden; de belangrijkste zijn berberine, coptisine, chelidonine, sanguinarine en chelerithrine. De isochinolide alkaloïden zijn verantwoordelijk voor de geeloranje kleur van het sap. Verder bevat het gewas etherische oliën en saponine. Vergiftiging met de sappen kan worden omschreven als een morfinevergiftiging.[2]

In de fytotherapie wordt de plant gebruikt in de vorm van tinctuur.

Afbeeldingen bewerken