Bedoeïenen in Palestina

De bedoeïenen in Palestina zijn bedoeïenen die leven in de Staat Palestina. Het overgrote deel woont op de Westelijke Jordaanoever en rond Oost-Jeruzalem. Ook in Gaza wonen bedoeïenen. Volgens traditie bestaan de bedoeïenen uit stammen die zijn onderverdeeld in clans. In het verleden konden zij vrij in de regio rondtrekken, zonder zich iets van nationale grenzen aan te hoeven trekken. Identiteit en cultuur zijn voor hen nauw verbonden met het grondgebied waarop zij leven. Door regeringspolitiek en door concurrerende volken die aanspraak op het grondgebied maakten werden zij geleidelijk gedwongen tot een bestaan op ingeperkte vaste plekken.

De meeste bedoeïenen in Palestina zijn van oorsprong Negev-bedoeïenen. Net als de meeste andere Palestijnse vluchtelingen, moesten zij in 1947-1949 tijdens de Nakba vluchten. In 2013 leefden er rond de 40.000 bedoeïenen in de Bezette Palestijnse gebieden, voornamelijk rond Jeruzalem en in Hebron, Bethlehem, Jericho en de Jordaanvallei. Als half-nomadisch volk bedrijven zij naast het hoeden van vee, voor zover het Israëlische bezettingsleger en de Joodse nederzettingen dat toelaten, ook landbouw om in hun levensbehoeften te voorzien.[1]

Bedoeïenen-stammen in Palestina bewerken

De bedoeïenenstammen zijn in een grotere sociale structuur verenigd in drie grote confederaties: de Tayaha, Azazma en Tarabeen. Hierin zijn 92 individuele stammen verbonden. De meeste stammen leven in Jordanië. Grote stammen op de Westoever zijn de vijf stammen Jahalin, Ka'abneh, Rashaideh, Ramadin en Azazma, naast gemeenschappen van de Sawarka, Arenat en Amareen. De spelling van de namen verschilt, afhankelijk van de transliteratie.[1]

UNDP geeft voor 2013 een aantal van rond 5.000 bedoeïenenfamilies die in Palestina leven en daarnaast nog eens 5.000 niet-bedoeïenenfamilies. Die laatste (niet-nomadische) zijn traditioneel verbonden met Palestijnse dorpen. Circa 3.000 bedoeïenenfamilies woonden in vluchtelingenkampen, maar zijn veelal niet als zodanig bij UNRWA geregistreerd. Van de Palestijnse bedoeïenen (15.000) leefde in 2013 60% in Zone C onder Israëlisch militair bestuur.[1] Volgens UNRWA leefden er in 2012 circa 17.000 bedoeïenen op de Westoever.[2]

De vijf grote bedoeïenenstammen zijn van oorsprong Negev-bedoeïenen. Net als in de Negev, worden ook in Palestina de bedoeïenendorpen in hun bestaan bedreigd. Huizen en infrastructuur, ook door de internationale gemeenschap gesteunde projecten, worden regelmatig door het leger vernietigd en de inwoners door het leger verdreven.[3]

Bedoeïenen op de Westoever bewerken

 
In blauw: Area C, waar Palestijnen niets te vertellen hebben; linksboven in rood: gebied dat is toegewezen aan Joodse nederzettingen (2012), inclusief de gehele Jordaanvallei; linksonder in rood: militaire zones waar de bedoeïenen worden vervolgd. (2012)

Gebied C bewerken

Vanouds leven er bedoeïenen op de Westelijke Jordaanoever, waar zich vooral in de Jordaanvallei weidegronden bevinden. Nadat Israël dit gebied in 1967 veroverd had, konden de bedoeïenen weer relatief gemakkelijk tussen de Negev en de Westoever heen en weer reizen. Met de afsluiting van de Oslo-akkoorden kwam hieraan een eind. Meer dan 60% van de Westoever werd onder volledige verantwoordelijkheid van Israël geplaatst, waarbij de Palestijnse Autoriteit (de PA) geen enkele bevoegdheid heeft. Bovendien bouwde Israël ook nog de Westoeverbarrière. Dit gebied kreeg de benaming "Area C" (Gebied C). Sindsdien valt dit bedoeïense woongebied formeel onder civiel en militair bestuur van Israël, waardoor deze als enige verantwoordelijk is voor het gebruik van het land en de (doorgaans geweigerde) afgifte van bouwvergunningen.[2] Hoewel deze regeling tijdelijk – tot 1999 – zou gelden, is hier nimmer een eind aan gekomen.

Israël maakte van de diplomatieke impasse gebruik om zijn nederzettingen gestadig uit te breiden. Door het aanwijzen van vrijwel het gehele gebied als militair terrein, natuurreservaat en woongebied voor de nederzettingen werd het verblijf van de bedoeïenen hier illegaal en verloren zij de toegang tot hun traditionele weidegebieden en waterbronnen. In de loop der jaren werden deze steeds meer ingelijfd. De gehele Jordaanvallei, behalve Jericho valt onder de verantwoordelijkheid van de nederzettingen en het leger.

Ongeveer een vijfde van de hele Westoever werd sinds de 1970er jaren aangewezen als militair gebied, 30% van heel Gebied C. In 2021 waren hierin 38 dorpen, meest van bedoeïenen of herders, geheel of gedeeltelijk gevestigd.[4] Dit gebied is verboden voor Palestijnen, terwijl hier circa 5.000 Palestijnen wonen (2012). Logischerwijs worden hier geen bouwvergunningen verstrekt en worden regelmatig sloopcampagnes door het leger uitgevoerd, waarbij de inwoners herhaaldelijk huis en bezittingen kwijtraken. Vaak worden flinke boetes opgelegd of worden bewoners gevangen gezet. Zij staan ook bloot aan kolonistengeweld en pesterijen van soldaten.[5]

E1-gebied bewerken

 
Route van de Israëlische Westoeverbarrière rondom Oost-Jeruzalem en de nederzettingen. Midden-rechts E1 en Ma'ale Adoemim
 
Met verwoesting en deportatie bedreigde bedoeïenen-gemeenschappen/dorpjes (2019)

Op de gehele Westoever worden de bedoeïenengemeenschappen systematisch vervolgd, omdat Israël het grondgebied wil gebruiken voor uitbreiding van zijn nederzettingen. In het E1-gebied ten oosten van Oost-Jeruzalem heeft Israël daartoe in 1999 een masterplan opgesteld.[6] Tot de bedoeïenen die daarvan het slachtoffer zijn behoren de Jahalin, die eind 1990er jaren door het Israëlische leger naar de heuvels ten oosten van Jeruzalem waren verdreven, om plaats te maken voor een eerdere uitbreiding van de nederzetting Ma'ale Adoemim.[7]

In september 2014 begon Israëls civiel bestuur, in weerwil van de aanbeveling van het Hooggerechtshof, stappen te ondernemen om duizenden bedoeïenen van hun leef- en grondgebied ten oosten van Jeruzalem met geweld te verdrijven naar een nieuwe stad in de Jordaanvallei[8] ten gunste van de uitbreiding van nederzettingen.

Op 19 januari 2016 riepen Robert Piper, de coördinator van de Humanitarian and UN Development Activities for the occupied Palestinian territory (oPt), en Felipe Sanchez, de directeur van United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) Operations West Bank, Israël op om onmiddellijk zijn plannen te staken om binnen bezet Palestijns gebied Palestijnse bedoeïenen te deporteren. De oproep volgde na een bezoek van diplomaten van 17 landen aan het Palestijnse bedoeïenendorp Abu Nuwar[9] bij Jeruzalem, waar recentelijk verwoestingen waren uitgevoerd en door hulporganisaties gedoneerde materialen door de Israëlische autoriteiten waren geconfisqueerd.[10] Abu Nuwar moet wijken voor uitbreiding van de nederzetting Ma'ale Adoemim en is een van de 46 dorpjes op de Palestijnse Westelijke Jordaanoever die ontruimd zijn of nog worden. De meeste bewoners van deze dorpjes zijn Palestijnse vluchtelingen en bedoeïenen.[11] Het grondgebied van dit en andere Palestijnse dorpjes wordt gebruikt om de nederzetting uit te breiden en bij de Israëlische Gemeente Jeruzalem te voegen.[12][13] Begin juli 2018 werd Abu Nawar verwoest.[14]

Op vrijdag 17 november 2017 kregen ook de inwoners van het bedoeïenendorpje Jabal al-Baba in de omgeving van Jeruzalem bevel om uit hun woningen te vertrekken.[15] De kleuterschool werd verwoest.[16] In juli 2018 werd de herbouwde kleuterschool samen met een activiteitencentrum voor vrouwen, die met financiële hulp van de Europese Unie waren gebouwd, verwoest.[17]

Voor Khan al-Ahmar[18] is op 5 juli 2018 bij het Israëlische Hooggerechtshof een kort uitstel afgedwongen en zou op 11 juli een beslissing vallen. De Verenigde Naties riepen Israël op af te zien van de verwoesting, aangezien dat een schending is van internationaal recht.[19] Een groot aantal diplomaten van meerdere Europese landen werden bij hun bezoek aan Khan al-Ahmar door het leger geweerd.[20] Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje hadden bij de Israëlische autoriteiten een dringend officieel protest ingediend tegen de verwoesting. Verwoesting van dorpen tezamen met een uitbreiding van nederzettingen zou de tweestatenoplossing in gevaar brengen en uitzicht op een langdurige vrede ondermijnen. Ze wezen Israël op zijn verantwoordelijkheid om zich te houden aan zijn verplichtingen als bezettende macht met betrekking tot de internationale wetten voor de mensenrechten.[21] Vanaf 13 september 2018 blokkeerden Israëlische strijdkrachten met bulldozers de wegen naar Kahan al-Ahmar om de honderden mensen, die uit solidariteit met de inwoners van het dorpje protesteerden tegen de verwoestingen, te weren. Ook vertegenwoordigers van de Wereldraad van Kerken (WCC-EAPPI), die met hun aanwezigheid de Palestijnen onder de bezetting bijstaan en de situatie documenteren, zijn als getuigen hierbij aanwezig. Hun werk wordt echter door de Israëlische regering steeds verder tegengewerkt.[22] Bij dit vreedzame verzet vielen gewonden en er werden arrestaties verricht.[23][22][24]

Gaza-bedoeïenen bewerken

Tijdens de Nakba, van 1947-1949, vluchtten tienduizenden Negev-bedoeïenen naar Gaza. De Bani Amer-stam verhuisde echter al begin 18de eeuw, vanwege onderlinge conflicten, als eerste stam vanuit de Negev naar Gaza. Deze vestigde zich aan de oostgrens en nam de traditie van kamelenteelt met zich mee. In de 21ste eeuw wordt deze traditie nog altijd in stand gehouden, ondanks moeilijke omstandigheden wegens de Israëlische bezetting en de hoge bevolkingsdruk. Door de relatief kleine oppervlakte van Gaza is de hoeveelheid weidegrond uiteraard beperkt.[25]

In 2013 waren er zo'n 800 kamelen in Gaza. De kamelen worden gehouden voor vlees, zuivel en recreatieve doeleinden, zoals feesten en partijen. Kamelenmelk wordt als heilzaam beschouwd. Zij kunnen ook deel uitmaken van een bruidsschat. In het centraal gelegen Dayr al-Balah wonen leden van de Sawarka-stam. Ook hier is er een kamelentraditie.[25]