Van Laar Scheepvaart

Van Laar Scheepvaart was een rederij uit Dordrecht. In 2002 werd het onderdeel van rederij Waterweg.

Geschiedenis

bewerken

Van Laar Scheepvaart werd opgericht door Willem van Laar die opgroeide een schippersfamilie. Hij werkte met een zeilschip en later met een luxe motor genaamd de "DIKA". Het vervoer bestond uit zand en grind op de Zuiderzee, later het IJsselmeer, naar de haven van Hoorn.

Na zijn huwelijk gebruikte hij een Amsterdams model sleepboot van 50 pk varen om te varen op kanalen en rivieren. Bij de scheepswerf De Jong & Smit werd in 1934 de Esperance gebouwd. De eigenaar was opa Berend van Laar, maar het echtpaar sleepte ermee tot de Tweede Wereldoorlog.

Rijnvaart

bewerken

Tijdens de oorlog woonde het gezin, met inmiddels vier kinderen, in Enkhuizen. Ze woonden aan de Oosterhaven, waar de boot voor de deur lag. Vanwege gezinsuitbreiding werd in de loop van de oorlogjaren het plan opgevat een Rijnsleepboot aan te schaffen waar het hele gezin op kon varen. De nieuwe boot kreeg de naam "Deo-Gloria" en werd gebouwd bij Werf van der Beldt in West-Graftdijk. In 1946 werd de sleepboot opgeleverd en kon de familie de Rijn opvaren. In 1951 kreeg Willem van Laar na vele slepen op de Rijn en Maas het het verzoek om de Deo-Gloria te verkopen aan baggerfirma Adriaan Volker. Ze werd omgedoopt tot Loevestein en vertrok naar Melbourne in Australië.

Handel in motoren en schepen

bewerken

De familie ging in Leidschendam wonen op een woonark in de jachthaven Mijer. Willem verkocht M.W.M scheepsmotoren van 75 tot 2000 pk voor binnenvaart, kustvaart en aannemerij. Ook sleepboten kocht hij aan en zo ontstond Van Laar Scheepvaart. Het begon met de schepen Vitesse en Meneur. De twee slepers voeren in het havenwerk van Rotterdam en bij diverse baggerbedrijven.

Door de motorenhandel kwam Van Laar in 1952 in contact met scheepswerf Jan en Rien Damen. Samen met het bedrijf werd een klein model werkvaartuig ontwikkeld. Van Laar Scheepvaart bestelde er meerdere van, onder andere Loup, Dian en Brisant. In 1953 was Van Laar Scheepvaart gevestigd aan de Voorburgseweg in Leidschendam.

Door onder meer de Waterwerken in het kader van het Deltaplan en het aanleggen van de IJsselmeer polders Noordelijk en Zuidelijk Flevoland was er meer vraag naar materieel, waardoor Van Laar Scheepvaart verder groeide. Ook de bouw van grootschalige woningbouwlocaties in de jaren zestig, waarvoor zandpolders werden aangelegd, zorgde voor kansen voor het bedrijf. Van Laar Scheepvaart bemiddelde in deze periode ook in nieuwbouw vaartuigen voor het buitenland.

In 1962 begon ook Berend van Laar in het vak, eerst in de leer bij kapitein Tekke Meurer op de sleepboot "Vitesse" bij baggerwerken en de havendienst van Rotterdam. Een jaar later was Berend kapitein en deed hij werk in Delfzijl, waar een zandbank verwijderd moest worden.

Kees van Laar was inmiddels walkapitein en had veel werk te doen. De vaartuigen werkten door heel Nederland en contact was toen zeer minimaal. Berend heeft met de "Vitesse" jaren in Rotterdam in het havenwerk gevaren, eerst bij de sleepdienst MARS. Later werd de "Vitesse" gemoderniseerd en werd er een 500 pk M.W.M 16-cilinder motor in geplaatst voor Piet Smit Havensleepdienst. Eerst nog met gezin aan boord, maar dat werd te riskant vanwege de opkomst van de duwvaart. Te gevaarlijk, dus een huis aan de wal.

Een van de grote projecten die van start ging, was de aanleg van de Europoort op de Maasvlakte. Wat aanvankelijk als een normaal werk begon bij Brielle, groeide in de jaren daarna uit tot een absoluut hoogstandje van Rijkswaterstaat en Rotterdam. Dit grote werk, zowel binnen als op zee, werd zeer grootschalig, en er werd 24/7 gewerkt. Voor dit werk moest Van Laar Scheepvaart het principe van zondagsrust laten varen. De vloot werd sterk uitgebreid en er werden nieuwe en sterkere vaartuigen ontwikkeld. Alle nieuwe vletten kregen minimaal 360 pk met straalbuis. Vanaf deze periode kwamen de vaartuigen ook onder de Scheepvaartinspectie en Bureau Veritas voor kleine zeevaart 30 mijl uit de kust. Voor dit werk met zeevaart en SI en BV ging ook Berend aan de wal en werd techniek zijn afdeling.

Voor Rijkswaterstaat en de Europoort werden nieuwe vaartuigen ontwikkeld, waaronder de Zeearend als directievaartuig.

Als communicatievaartuigen kwamen er een reeks vaartuigen van de werf, waaronder de "Panter", "Quo-vadis", "Sea-Chick", "Tarzan" en "Watergeus", later ook diverse dubbelschroefsnelboten

Twee van deze snelboten, de "Antilope" en "Swift", zijn verkocht naar Haifa in Israël. Voor de Europoort werden nieuwe technieken ontwikkeld, zoals plaatsbepaling in metingen, onderwaterkaarten, alles in samenwerking met Rijkswaterstaat en de baggerbedrijven. Op het hoogtepunt van de Europoort had de firma Van Laar 26 vaartuigen ter plaatse aan het werk in volcontinu, dus veel personeel en onderkomens ter plaatse en enorme ondersteuning van de technische afdeling. Voor het aanpassen en technisch werk werkten wij samen met van der Vlies uit Hardinxveld, waar Geert, Joost en Jan veel werk hebben verricht. Hier werd een complete revisie van motoren en metaalreparatie uitgevoerd.

Met het Deltaproject werden veel dammen, sluizen en bruggen aangelegd. De gebroeders Klop hebben bij veel van deze werken hun beste beentje voorgezet, zoals bij de brug naar Zierikzee, de Haringvlietsluizen en de Volkeraksluizen. Hierbij werd gevaren door Jaap, Teun en Han.

In de jaren 70 begon Rijkswaterstaat met het verbeteren van rivieren, kanalen en bruggen. Door de enorme drukte van schepen op de binnenwateren van Nederland ontstond er behoefte aan patrouille- en meetvaartuigen ten dienste van de overheid en aannemers. Hiervoor werden vaartuigen ontwikkeld met weinig diepgang, veel bedieningsruimte en goede manoeuvreerbaarheid met een vaarsnelheid boven de 25 km/u. Ze waren voorzien van moderne techniek en een zeer complete nautische uitrusting, geschikt voor scheepvaartbegeleiding op knelpunten tijdens werkzaamheden. Na het ontwerp van het eerste model werd een werf gevonden die deze vaartuigen in serie ging bouwen: de firma Van Gelder uit Gorinchem. Enkele namen waren onder andere Gazelle, Antilope, Swift en Albatros.

Voor deze vaartuigen werd ook veel peil- en meetapparatuur aangeschaft, waarmee peilingen konden worden uitgevoerd en kaarten konden worden opgesteld.

In 1977 stond er een klant via een makelaar op de stoep. Het was de firma MODERN techniek uit Teheran, Iran. De directeur, dhr. Moerie, deed zijn verhaal over de levering van vaartuigen en technische ondersteuning voor het opzetten van transport van oliepijpen tussen zeeschip en de kust (vaste wal in Khorramshahr). Een haven was er nog niet, maar wel in voorbereiding. Elke 2 weken kwam er een schip uit de VS met 10.000 ton oliepijpen, die zo snel mogelijk naar de wal en naar de opslag in Iran moesten worden gebracht. Voor het vervoer werden in Teheran 10 pontons gebouwd en per trailer in onderdelen naar Bandar Shahpur vervoerd, waar ze ter plaatse tot een ponton werden samengevoegd. Voor het vervoer werden de sleepboot "Vitesse" en later de motervletten "Leeuw", "Tijger" en "Swift" van Van Laar Scheepvaart verkocht. Ook werden de "Zijpe" en "Mondesir" van Van Gils uit Rotterdam aangekocht. Via de haven van Rotterdam werden ze op een Grieks vrachtschip naar de Arabische Golf vervoerd en op zee gelost. Dit verliep niet geheel vlekkeloos en de sleepboot "Vitesse" liep schade op, die in Iran werd hersteld. Nadat al het materiaal was verzameld, werd er een steiger langs de wal gebouwd waar de pontons konden lossen. Berend van Laar werd gestationeerd in Iran om de operatie te ondersteunen.

Na ruim een jaar werd de situatie in Iran moeilijk vanwege de terugkomst van Khomeini en werd het voor de firma MODERN techniek niet meer werkbaar. De firma Van Laar trok zich terug uit Iran. De vaartuigen zijn lokaal verhandeld in het Midden-Oosten.

Na 1978 gingen we de weg van nieuwe ontwerpen op. Er werden door Van Gelder nog volop snelboten gebouwd. De ontwerpen werden door Berend gemaakt. De laatste was bijzonder ondiep, slechts 70 cm, en werd aangedreven door 2x Volvo Penta Z-drive systemen, wat een snelheid van rond de 40 km/u en moderne vormgeving.

De naam "Vitesse" werd weer gebruikt en het vaartuig werd onder klasse Germanische Lloyd gebracht.

Het volgende ontwerp was een zeer zwaar gebouwde, uiterst goed manoeuvreerbare kustsleper van 750 pk: de "Tijger", onder classe Scheepvaartinspectie voor kust en alle rivieren en bij Bureau Veritas voor 30 mijl uit de kust.

Dit Dit vaartuig was een groot succes en is ingezet op vele projecten, zoals de Duitse Waddeneilanden, Duitse Zeehavens, Franse projecten, Engeland en Spanje. Ruim twee jaar heeft de "Tijger" in Zeebrugge gewerkt aan de havenuitbreiding.

De "Zeearend" onderging een enorme modernisering met milieuvriendelijke motor, peil- en grondonderzoekapparatuur en werd ingezet voor Rijkswaterstaat in heel Nederland. In april 2024 vaart de "Zeearend" in Hamburg als duwboot "Ulli" voor de Duitse reder Walter Lauk.

Na het overlijden van Van Laar senior werd het kantoor verplaatst naar Papendrecht en vonden de techniek en ontwerpen onderdak bij werf De Watergeus aan de Maasstraat in Dordrecht. Bij vele grote aannemingswerken was Van Laar Scheepvaart continu aan het werk. Het gebruik van peil- en meetwerk door ingehuurd materiaal werd steeds gebruikelijker, dus begon de firma zelf havens en vaarwegen in kaart te brengen.

Na enkele jaren, vlak voor de pensionering van Kees van Laar, kwam de zoon van Kees, Olof het team versterken. Hij richtte zich op het binnenhalen van opdrachten en bestuurlijke zaken. In Dordrecht werd een groter kantoor in gebruik genomen aan de Maasstraat 5, waar alle activiteiten plaatsvonden. Er was ruimte voor de dames van de administratie, techniek en ontwerp, en voor de volgende uitbreiding, nautiek. Hessel kwam de gelederen versterken met een eigen afdeling met zeer hoogwaardige peilapparatuur. Alle vaartuigen werden hiervoor aangepast met gestabiliseerde 220/380 volt op 50 Hertz. Er werd ruimte gemaakt voor snel te plaatsen meetapparatuur en elk schip kreeg een beun waarin meetinstrumenten in hoogte versteld konden worden. Voor de verhuur werden plaats- en meetapparatuur aangeschaft, die bij veel bedrijven werd gebruikt.

Van Laar Scheepvaart heeft gedurende het hele werk meerdere snelboten, waaronder de "Swift" en "Albatros", voor Rijkswaterstaat gevaren en peilwerk verricht. Ook heeft de zeegaande snelboot "Viking" daar personeelstransport verzorgd.

In Harlingen, Zoutkamp en Scheveningen kwam er veel werk vrij voor uitbreiding, verdieping en modernisering, zowel voor het personeel als voor de boten. Veiligheid en milieu kwamen steeds hoger op de agenda te staan, met strikte keuringen van de Scheepvaartinspectie, zowel voor de binnenvaart als voor de zeevaart. Berend runde deze afdeling voor Scheepvaartinspectie en Classificatie zeevaart en zette een goed werkend systeem op. Ook werden er binnen het bedrijf computersystemen geïntroduceerd.

Het G.V.B. (Amsterdams Vervoerbedrijf) zocht naar modernisering van het pontsysteem over het IJ. Als proef werd de "Adelaar" verbouwd tot een pont voor personen en fietsen. De capaciteit bleek te klein en er waren ook bezwaren vanuit de Scheepvaartinspectie. Het G.V.B. bedacht een groter systeem voor personen- en fietsverkeer over het IJ. Tegelijkertijd was Berend bezig met het ontwerp van een zeegaand vaartuig met minimale diepgang van 0,90 cm. Via de firma Boogaard kwam het bedrijf in contact en werd het schip gebouwd, inclusief voortstuwing en dekplan voor personen- en fietsvervoer.

Na de bouw van het casco in Sliedrecht en het plaatsen van de opbouw, stuurhut en boeg in 1986, werd de "Jumbo" naar Amsterdam vervoerd voor aanpassingen en conservering door het G.V.B.

In Dordrecht werden de motoren geplaatst en het schip gekeurd door de Scheepvaartinspectie, waarna het onder de naam "IJveer32" werd verhuurd. In 1988 werd de pont overgenomen door het G.V.B.

Jaren 90

bewerken

In de jaren 90 was het bedrijf betrokken bij bij grote infrastructurele projecten in Nederland en daarbuiten. Van Laar Scheepvaart leverde vaartuigen voor de aanleg van tunnels en sluizen en werd regelmatig ingehuurd door Rijkswaterstaat. Dit gebeurde onder andere bij de autotunnel Dordrecht en de aanpassing van het Amsterdam-Rijnkanaal, werken aan de Oosterscheldekering, evenals bij de Kreekraksluizen in de vaarweg naar Antwerpen. Vanwege de veranderende markt waar meer vraag was voor grotere en sterkere vaartuigen, zowel zeegaand als met weinig diepgang, werd een nieuw type werkvaartuig ontwikkeld. Na uitgebreide studie en overleg bleek het idee nauw aan te sluiten bij het ontwerp van de firma Damen. Dit leidde in 1999 tot een overeenkomst met het bedrijd. In november 2000 werd de Bison opgeleverd als vlaggenschip van Van Laar Scheepvaart, na te zijn gedoopt door het oudste familielid Dientje van Laar.

Verhuizing en opheffing

bewerken

Rond 2001 moest Van Laar Scheepvaart verhuizen naar de Tweede Merwedehaven in Dordrecht vanwege woningbouwplannen op De Staart in Dordrecht. Dit leidde tot de beslissing om te fuseren met rederij Waterweg van Henk de Haas uit Den Helder. De overname vond plaats op 13 maart 2002, waarmee een einde kwam aan Van Laar Scheepvaart als zelfstandige rederij. De vloot werd later overgenomen door Acta Marine en de binnenvloot door de Swets R Group.