Marke (bestuur): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Markegenoten hadden de gemene grond veelal niet in eigendom - correcties, herschrijven en aanvullingen
Labels: Visuele tekstverwerker Link naar doorverwijspagina
Regel 2:
[[File:Netherlands, Anloo, map of 1866.jpg|thumb|250px|Op deze kaart uit 1866 van de voormalige gemeente Anloo in Drenthe staan nog een aantal marken aangegeven: de Marke van Schipborg, de Marke van Annen, de Marke van Anloo, de Marke van Gasteren en de Marke van Anderen.]]
 
De '''marke''', ook '''markegenootschap''' of '''boermarke''' genaamd, is een middeleeuwsorganisatievorm collectiefuit de middeleeuwen van grotereeen aantal "vrije boeren" die gezamenlijkzich hetaaneensloten beheerom enop de gebruikvoet van hungezamenlijkheid [[Gemenede gronden|gemeenschappelijke gronden]]te reguleerden.benutten Hetwaarover woordze 'marke'van (letterlijkde grondeigenaar gebruiksrechten en onderhoudsplichten hadden gekregen, het ''grensmarkerecht'' of de ''scheidingmarkekeur''.<ref name=":0">Gerding,{{Citeer M. & Hillenga,web M|url=https://historiek.net/markestelsel-markerecht-marke/143005/ (2007).|titel=Markestelsel ''Het/ Drenthemarkerecht Boek.''- Zwolle:Betekenis Waanders.|achternaam= ISBN|voornaam= 978|auteur=Redactie 90Historiek 400|bezochtdatum=2022-11-09 8211|werk=Historiek 5|taal=nl}}</ref>, zieDe gronden werden [[markgemene (grens)|markgronden]]) wordtgenoemd. ookDe gebruiktdeelnemers omin heteen gebiedmarke meeheetten aanmarkegenoten. teIn gevenbeginsel dathad iedere deelnemer een gelijke stem bij beslissingen. Na verloop van tijd werden er ook een dorpmarkerichter hoortals hoofd en beslisser aangesteld.
 
EldersDe Brabantse equivalent van de marke was de [[gemeynt]], in NederlandVlaanderen wordt het ook [[vroen]](te) genoemd, met name in Friesland en Groningen kent men ook de termen ''[[Meent|meente]]'', ''meenschaar'', ''boermande'' of ''boermanje''.<ref name=":0" /> Daarmee werden niet alle woeste gronden van heteen dorpbuurschap, maar alleen specifieke complexende van collectief beheerde heide, weide- ofen hooilanden bedoeld. VoortbeeldenVoorbeelden zijn het [['t Aagt]] bij Eenrum, [[Twiezel en Twarmt]] bij Appingedam, maarLenthe ookbij enkele[[Dalfsen (dorp)|Dalfsen]], [[Rekken (plaats)|Rekene]] aan rivier de Berkel (1316) en ''[[Garst|garsten]]'' in Oost-Groningen.
De Brabantse equivalent van de marke was de [[gemeynt]], in Vlaanderen ook [[vroen]](te) genoemd.
 
Naar tijd, plaats en grootgrondbezitter bestonden er verschillen in markerechten en -plichten; in de verhoudingen tussen grondeigenaar en markegenoten en in de verhoudingen tussen de markegenoten onderling.
Elders in Nederland, met name in Friesland en Groningen kent men ook de termen ''meente'', ''meenschaar'', ''boermande'' of ''boermanje''. Daarmee werden niet alle woeste gronden van het dorp, maar alleen specifieke complexen van collectief beheerde weide- of hooilanden bedoeld. Voortbeelden zijn het [['t Aagt]] bij Eenrum, [[Twiezel en Twarmt]] bij Appingedam, maar ook enkele ''[[Garst|garsten]]'' in Oost-Groningen.
 
== Etymologie ==
Het woord marke komt waarschijnlijk van het oud-nederlandse woord marka dat grens, afscheiding of afbakening betekent. In Drente betekent het woord marke ook ''grens'' of ''scheiding''<ref>Gerding, M. & Hillenga, M. (2007). ''Het Drenthe Boek.'' Zwolle: Waanders. ISBN 978 90 400 8211 5</ref>, zie [[mark (grens)|mark]]. Het woord 'marke' wordt ook gebruikt om het gebied mee aan te geven dat bij een dorp hoort.
 
De marke wordt soms verward met het woord [[hamrik (bestuur)|hamrik]] of ''hammerk'', Fries ''himrik''. Daarmee wordt het grondgebied van een dorp, met name de buitengebieden aangeduid. Men gaat ervan uit dat deze gebieden oorspronkelijk ook onverdeeld waren. Dat was echter in de tijd voordat marke-organisaties opkwamen.
 
== Geschiedenis ==
[[File:Boerderij Rodijkseweg 6 (achterzijde), landgoed De Bannink, Devententer 2013.jpg|thumb|Saksische Boerderij, landgoed De Bannink, Deventent 2013]]
Men neemt aan dat de marken omstreeks de [[dertiende eeuw]] zijn ontstaan om het gereguleerde gebruik van het ongecultiveerde land te formaliseren, als opvolger van de reeds bestaande informele afspraken binnen een [[buurschap]]. De (boer)marke bestond hoofdzakelijk op de [[Nedersaksisch|Saksische]] zandgronden in het oosten van [[Nederland]]: ([[Westerwolde (streek)|Westerwolde]], [[Drenthe]], [[Salland]], [[Twente]], de [[Veluwe (streek)|Veluwe]] en de [[graafschap Zutphen]], in het westen tot aan [[Het Gooi]] en de [[Utrechtse Heuvelrug (stuwwal)|Utrechtse Heuvelrug]]).
Veel gronden langs rivier de Vecht waren al sinds de prehistorie bewoond. Na vertrek van de Romeinen vestigden zich er ook voormalige soldaten. Het oudst bekende erf is “''die Ierthe”'' in de marke Lenthe uit 947 n. Chr. dat nog steeds als boerderij in bedrijf is. Sinds 1000 n. Chr was veel eigendom in handen van het [[bisdom Utrecht]], de [[Sticht Essen|Stift Essen]], het [[graafschap Bentheim]] of [[Leen (feodalisme)|leengoed]] van het [[Bisdom Münster]] en vanaf midden 14e eeuw ook het [[Hertogdom Gelre|Hertogdom Gelre.]]<ref>{{Citeer web |url=https://dnavandalfsen.nl/bezienswaardigheden/oude-boerenerven-met-saksische-boerderijen/ |titel=Oude boerenerven met Saksische boerderijen - DNA van Dalfsen |bezochtdatum=2022-11-09 |werk=dnavandalfsen.nl}}</ref> De grootgrondbezitters gaven rechten voor gebruik en beheer van de grond uit aan de boeren.
 
Ook over de hoger gelegen zandruggen, waar sinds oude tijden de natuurlijk gevormde Heelweg liep, ontstonden nederzettingen.
 
De bij elkaar staande boerderijen vormden een [[buurschap]] (''boerschap''), de boeren maakten mondelinge afspraken over de omgang met elkaar en over het gebruik van de woeste gronden: heidevelden, veengronden en plassen. Toen de bevolking ging toenemen was er meer voedsel nodig en werd [[Rogge (graan)|rogge]]<nowiki/>teelt toegepast, als bemesting werden plaggen afgestoken van de heidevelden.<ref>{{Citeer web |url=https://dnavandalfsen.nl/bezienswaardigheden/marken-en-woeste-gronden/ |titel=Marken en woeste gronden - DNA van Dalfsen |bezochtdatum=2022-11-09 |werk=dnavandalfsen.nl}}</ref> Men neemt aan dat de marken omstreeks de [[dertiende eeuw]] zijn ontstaan om gebruik en onderhoud van tot dan toe ongecultiveerd land onderling te regelen. Het volgde op het bestaande systeem van afspraken binnen de buurschappen.
 
== Organisatie ==
Een buurschap had een afgebakend grondgebied ter beschikking, de marke. Incidenteel kon een marke ook bestaan uit verscheidene buurschappen. De gebruiksrechten van de markegronden werden vastgesteld in aandelen die waren of [[Waardeel|waardelen]] werden genoemd. Deze konden recht geven op gebruik van een eigen stuk grond en recht op een aantal zaken als het laten grazen van een aantal stuks vee (beweiding), het steken van een bepaalde hoeveelheid heideplaggen of [[Turfsteken|turf]], het maaien van hooi of kappen van hout.<ref name=":0" /><ref>''Mark (1)'', Grote Winkler Prins, 7e editie, deel 12, blz. 643-644</ref> Een groot stuk grond voor eigengebruik heette [[eigenerfde]], een klein stuk [[Keuterboer|katerstede]] of keuter. De deelnemers aan een marke werden ''markegenoten'' genoemd. Aan het hoofd van een markeorganisatie kwam in de loop der tijd een ''markerichter'' te staan.<ref>[http://www.landgoed.info/landgoedlijst/wiggershuizen%20ea/wiggershuizen.html NSW (NatuurSchoonWet) landgoederen in Winterswijk] <sup>geraadpleegd 21 april 2014</sup></ref> Hoe groter het waardeel, hoe meer men te zeggen had.
 
Aan het hoofd van een markeorganisatie stond een ''markerichter''.<ref>[http://www.landgoed.info/landgoedlijst/wiggershuizen%20ea/wiggershuizen.html NSW (NatuurSchoonWet) landgoederen in Winterswijk] <sup>geraadpleegd 21 april 2014</sup></ref> De inwoners van een marke werden ''markegenoten'' genoemd. Ook in het geval dat de landerijenrechten van een marke in handen kwamen van een [[Heer (feodalisme)|heer]] bleven de leenmannen gebruiksrechten behouden, hetgeen ''markerecht'' (of ''markekeure'') werd genoemd. Zaken met betrekking tot het beheer van de marke werden opgeschreven in een [[markeboek]]. Ter verdediging had men de ''markeweer''.
Elke buurschap had een afgebakend grondgebied ter beschikking, de marke. Incidenteel kon een marke ook bestaan uit verscheidene buurschappen. De marke was als onverdeeld grondgebied in gezamenlijk eigendom van de eigenaren van de boerderijen in de buurschap, die er elk een vastgesteld aandeel in hadden. Dit aandeel wordt [[waardeel]] genoemd. De hoeveelheid waardelen die iemand bezat bepaalde hoeveel macht hij had in de boermarke. Tot de landerijen van een marke behoorden ook de [[meent]]en, waar elke markegenoot recht had ('gewaard' of 'gewaardeeld' was) tot een aantal zaken als het laten grazen van een aantal stuks vee of het steken van een bepaalde hoeveelheid [[Turfsteken|turf]].<ref>''Mark (1)'', Grote Winkler Prins, 7e editie, deel 12, blz. 643-644</ref>
 
Men neemt aan dat de marken omstreeks de [[dertiende eeuw]] zijn ontstaan om het gereguleerde gebruik van het ongecultiveerde land te formaliseren, als opvolger van de reeds bestaande informele afspraken binnen een [[buurschap]]. De (boer)marke bestond hoofdzakelijk op de [[Nedersaksisch|Saksische]] zandgronden in het oosten van [[het huidige Nederland]]: ([[Westerwolde (streek)|Westerwolde]], [[Drenthe]], [[Salland]], [[Twente]], de [[Veluwe (streek)|Veluwe]] en dehet [[graafschap Zutphen]], in het westen tot aan [[Het Gooi]] en de [[Utrechtse Heuvelrug (stuwwal)|Utrechtse Heuvelrug]]).
Aan het hoofd van een markeorganisatie stond een ''markerichter''.<ref>[http://www.landgoed.info/landgoedlijst/wiggershuizen%20ea/wiggershuizen.html NSW (NatuurSchoonWet) landgoederen in Winterswijk] <sup>geraadpleegd 21 april 2014</sup></ref> De inwoners van een marke werden ''markegenoten'' genoemd. Ook in het geval dat de landerijen van een marke in handen kwamen van een [[Heer (feodalisme)|heer]] bleven de leenmannen gebruiksrechten behouden, hetgeen ''markerecht'' (of ''markekeure'') werd genoemd. Zaken met betrekking tot het beheer van de marke werden opgeschreven in een [[markeboek]]. Ter verdediging had men de ''markeweer''.
 
DeEen marke kon erg groot zijn. In de Drentse en Groningse [[veenkolonie|veenkoloniën]] waren de aanliggende buurschappen eigenaargerechtigd vantot enorme percelen woeste grond, die later zeer waardevol bleken te zijn.
 
De bewoners van een middeleeuws buurschap kunnen in een aantal groepen worden onderverdeeld:
Regel 24 ⟶ 35:
*[[Eigenerfde]]n (vrije boeren), die hadden hun erf in eigen bezit
*[[Keuterboer]]en (kleine zelfstandige boeren), die bezaten minder dan een kwart waardeel
*[[Pachter|Pachtboeren]] (ook meiers genoemd), die bewoonden een erf dat in eigendom was van een ander (een edelman, herenboer, kerk, klooster of een eigenerfde)
*[[Landarbeider]]s, in dienst van een eigenerfde of keuterboer
 
Regel 36 ⟶ 47:
 
==Einde van de markenorganisatie==
Een belangrijk probleem van de marke was de zogenaamde [[tragedie van de meent]]: elke boer zal proberen zijn eigen voordeel te maximaliseren, hetgeen uiteindelijk ten koste gaat van het geheel.{{Bron?|Dit lijkt te zijn vertaald uit het engels en gaat bijna zeker over een andere periode en andere jurisdictie. heeft ws niets met marke of meent te maken.}} Een ander nadeel was dat door de overerving van rechten deze binnen een kleine groep boeren bleef. Voor keuterboeren en landarbeiders was het onmogelijk een volwaardig bedrijf op te zetten, omdat hiervoor het gebruik van de gemene gronden en met name de mest van de [[potstal]]len noodzakelijk was.
 
De macht van de boermarken kwam in het nauw door de [[Bataafse Revolutie]] in 1795 en werd door invoering van nieuwe Staatsregelingen in [[Bataafs_Gemenebest#Geschiedenis|1801]], 1805 en 1806 steeds meer beperkt, alsmede door de komst van de burgerlijkenieuwe bestuurlijke eenheid [[Nederlandse gemeente|gemeente]] in de [[Franse tijd in Nederland|Franse tijd]] 1807/1811.
 
Koning [[Willem I der Nederlanden|Willem I]] waren de onverdeelde markegronden een doorn in het oog. Hij stimuleerde de scheiding (verdeling) van de markegronden, door wettelijk vast te leggen dat één waardeelhouder een scheiding van de gehele boermarke kon eisen. Met de [[Markewet]]ten van 1847 en 1886 werden alle gronden naar hoeveelheid waardelen juridisch verdeeld onder de waardeelhouders. In de praktijk duurde het echter nog tot de komst van de [[kunstmest]] eind negentiende eeuw en de daaropvolgende [[Ontginning (cultuur)|heideontginning]]en begin twintigste eeuw, voordat alle gronden daadwerkelijk in aparte kavels werden verdeeld.