Tachtigjarige Oorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
alles
Labels: Vervangen Ongedaan gemaakt Misbruikfilter: Leeghalen Visuele tekstverwerker
Regel 1:
{{Infobox militair conflict
| afbeelding = BattleOfHeiligerlee.jpg
| onderschrift = [[Slag bij Heiligerlee (1568)|Slag bij Heiligerlee]] (23 mei 1568)
| date = 1568 – 1648
| place = '''[[Europa (werelddeel)|Europa]]:''' [[Spaanse Nederlanden|Nederlanden]], [[Gibraltar (hoofdbetekenis)|Gibraltar]]
| casus =
| territory = ontstaan van de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]]
| treaty = [[Vrede van Münster]]
| result = onafhankelijkheid [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden|Noordelijke Nederlanden]]
| phase1 = [[Nederlandse Opstand]] (1568–1588)
| combatant1 = [[Bestand:Prinsenvlag.svg|border|25px]] [[Staatsen|Nederlandse opstandelingen]]<br />[[Bestand:Flag of England.svg|border|25px]] [[Koninkrijk Engeland|Engeland]]<br /><small>(1585–1604)</small>
| combatant2 = [[Bestand:Flag of New Spain.svg|border|25px]] [[Spaanse Rijk]]
| phase2 = Geregelde oorlog (1588–1648)
| p2combatant1 = [[Bestand:Prinsenvlag.svg|rand|24px]] [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden|De Republiek]]<br />[[Bestand:Flag of England.svg|border|25px]] [[Koninkrijk Engeland|Engeland]]<br /><small>([[Spaans-Engelse Oorlog (1585-1604)|1585–1604]], [[Verdrag van Southampton|1625–30]])</small><br />[[Bestand:Royal Standard of the King of France.svg|rand|24px]] [[Koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]]<br /><small>([[Triple Alliantie (1596)|1596–8]], [[Verdrag van Parijs (1635)|1635–48]])</small>
| p2combatant2 = [[Bestand:Flag of New Spain.svg|border|25px]] [[Spaanse Rijk]]
| portaal = Tachtigjarige Oorlog
}}
{{Zijbalk geschiedenis Nederland}}
{{Zijbalk geschiedenis België}}
De '''Tachtigjarige Oorlog''' was een strijd in de [[Spaanse Nederlanden|Nederlanden]] die in [[1568]] begon en eindigde in [[1648]], met een tussenliggende [[wapenstilstand]] (het [[Twaalfjarig Bestand]]) van 1609 tot 1621. De oorlog woedde in een van de rijkste Europese gebieden, de [[Habsburgse Nederlanden|Habsburgse]] of [[Spaanse Nederlanden]] en richtte zich tegen een wereldmacht: het [[Spaanse Rijk]] onder leiding van koning [[Filips II van Spanje|Filips II]], [[landsheer]] der Nederlanden, en zijn opvolgers [[Filips III van Spanje|Filips III]] en [[Filips IV van Spanje|Filips IV]]. De eerste fase van de oorlog kan gekarakteriseerd worden als een [[opstand]], een [[burgeroorlog]], en staat bekend als de [[Nederlandse Opstand]]. Vanaf 1588, na 20 jaar, veranderde het karakter in een geregelde [[oorlog]].
 
Aanvankelijk trokken de [[Lage Landen]] of de [[Zeventien Provinciën]] gezamenlijk op tegen de Spaanse overheerser. Na 1576 groeiden de Noordelijke en [[Zuidelijke Nederlanden]] uit elkaar, doordat de [[Reformatie]] in het noorden beter stand hield dan in het zuidelijke deel. De opmars vanuit het zuiden van het [[Leger van Vlaanderen|leger van de koning (verder 'Spaanse leger' genoemd)]] leidde in 1585 tot de [[Beleg van Antwerpen (1584-1585)|Val van Antwerpen]] die de scheiding van noord en zuid markeerde. Na [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]] zette het Spaanse leger door tot het grote delen van de in 1588 gevormde [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]] in handen had. Rond 1590 keerde het tij ten gunste van de Republiek en kwam het noorden en oosten terug in [[Staatsen|Staatse]] handen. In 1609 werd de wapenstilstand gesloten, het Twaalfjarig Bestand, hoewel de oorlog indirect werd voortgezet in [[Heilige Roomse Rijk|Duitsland]] ([[Dertigjarige Oorlog]]). Na het hervatten speelde de oorlog zich voornamelijk af in het zuiden van de Republiek. Moegestreden tekenden de strijdende partijen in 1648 de [[Vrede van Münster]].
 
== Voorgeschiedenis ==
{{Zie hoofdartikel|Zeventien Provinciën}}
 
[[Bestand:Habsburg Map 1547.jpg|thumb|In groen het Habsburgse Rijk onder [[Keizer Karel V|Karel V]] in 1547.]]
 
De [[Lage Landen]], ongeveer het hedendaagse [[Nederland]], [[België]] en [[Luxemburg (land)|Luxemburg]], bestonden begin zestiende eeuw uit een verzameling van vorstendommen die reeds voor een groot deel verenigd waren onder het [[Huis Valois-Bourgondië|huis van Bourgondië]]. Er leefden hardnekkige tegenstellingen tussen de [[poorter]]s en de [[Gilde (beroepsgroep)|gilde]]n in de welvarende steden en de adel op het platteland, en tussen steden onderling. Van enige samenhang tussen deze landen, met ieder hun eigen eeuwenoude [[Privilege (recht)|privileges]] en instellingen, was nauwelijks sprake, ondanks enkele Bourgondische pogingen om enige lijn te brengen in het bestuur van [[Bourgondische tijd|de Nederlanden]]. Het lukte [[keizer Karel V]] in de loop van de zestiende eeuw om, met uitzondering van [[prinsbisdom Luik]], door vererving, huwelijken en verovering ook het uitgebreide [[graafschap Gelre]], [[Sticht Utrecht|bisdom Utrecht]] met inbegrip van [[Overijssel]], [[Drenthe]], [[Friesland]] en [[Groningen (provincie)|Groningen]] toe te voegen. De inwoners van deze landen voelden geen enkele binding met andere landen in deze verzameling. Zij identificeerden zich voornamelijk met de eigen [[stad]] of [[regio|streek]] en ten hoogste met het eigen [[Gewest (Lage Landen)|gewest]].<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 13-14</ref> Karel V was hoofd van het machtigste imperium en naast landsheer van de Nederlandse vorstendommen ook keizer van het [[Heilige Roomse Rijk|Roomse Rijk]] en koning van [[Spaanse Rijk|Spanje en al zijn koloniën]].
 
De landsheer wilde van deze onsamenhangende Nederlandse vorstendommen, ook [[Zeventien Provinciën]] genoemd, een sterke staat maken die centraal bestuurd zou worden. Doordat de provincies een lange traditie van [[autonomie]] kenden, hadden ze allen verschillende gebruiken, [[Privilege (recht)|privileges]] en wetgeving. Om meer samenhang te creëren op bestuurlijk en gerechtelijk gebied was een proces gaande om bepaalde bevoegdheden van de provincies in te perken en deze te [[centralisme|centraliseren]]. Dit leidde, zoals in de Bourgondische periode, opnieuw tot felle protesten van de vertegenwoordigende instellingen van steden en [[Stand (maatschappelijk)|standen]] in de gewesten.<ref>{{aut|Blom, J.C.H.}} en {{aut|Lamberts, E.}} (2013): ''Geschiedenis van de Nederlanden'', blz. 95-98</ref>
 
Een andere wens van de landsheer was het opleggen van [[belasting (fiscaal)|belasting]]en om elders middelen in te zetten in zijn uitgebreide rijk en oorlogen te voeren. Het opleggen van belastingen kon de landsheer niet zelfstandig aangezien het toekennen van geld ook een privilege was van de landen. Bij het verlenen van geld werden door de landen vaak allerlei eisen gesteld over de besteding ervan. Die eisen konden weer het proces van meer centralisatie in de weg zitten. Door kostbare oorlogen en toenemende [[bureaucratie]] zat de landsheer om steeds meer geld verlegen, maar tot het instellen van een centraal opgelegde belasting was hij nog niet in staat geweest.<ref>{{aut|Blom, J.C.H.}} en {{aut|Lamberts, E.}} (2013): ''Geschiedenis van de Nederlanden'', blz. 95-96, 104</ref> In 1531 installeerde Karel V in Brussel de [[Collaterale Raden]], waaronder de [[Raad van State (historisch)|Raad van State]] als belangrijkste, die ongeveer in deze vorm zouden blijven bestaan als de voornaamste bestuursorganen van de Habsburgse Nederlanden, tot in 1788.<ref>{{aut|Israel, J.I.}} (2001): ''De Republiek'', blz. 39</ref>
 
Hoewel het [[katholicisme]] de enig toegestane religie was, vonden de ideeën van de [[Reformatie]] in de Lage Landen snel en massaal aanhang en verschilde daarin erg van de Reformatie elders in [[West-Europa|West-]] en [[Centraal-Europa]]. De Reformatie in de Nederlanden werd voorafgegaan door de [[Moderne Devotie]], een religieuze en onderwijskundige beweging binnen de Kerk die eind veertiende eeuw ontstond in de [[IJsselsteden|IJsselstreek]] en het pad effende voor het [[Renaissance-humanisme|humanisme]], dat een eeuw later vanuit Italië via de [[Handelsstad|handelssteden]] langs de IJssel in de [[Zeventien Provinciën]] verspreid werd. Tijdens de vroegste periode van de Reformatie, begin zestiende eeuw, waren de meest ingrijpende gevolgen al te zien: verspreiding van de protestantse mentaliteit en ondermijning van de gevestigde Kerk.<ref>{{aut|Israel, J.I.}} (2001): ''De Republiek'', blz. 81</ref> De landsheer duldde echter geen afwijking in de eenheidsgedachte en [[protestantisme|protestanten]] werden hierom overal vervolgd. Desondanks verspreidde de Hervorming na 1550 versneld, maar ook de vervolging nam toe.<ref>{{aut|Blom, J.C.H.}} en {{aut|Lamberts, E.}} (2013): ''Geschiedenis van de Nederlanden'', blz. 104</ref> Meer onrust ontstond toen het vanaf 1540 ook [[Economische crisis|economisch achteruitging]].
 
In oktober 1555 trad Karel V af en het enorme rijk dat hij achterliet, werd verdeeld tussen zijn zoon [[Filips II van Spanje|Filips II]] en zijn broer [[Keizer Ferdinand I (1503-1564)|Ferdinand]]. [[Spanje]], de [[Nieuwe Wereld]] en de Nederlanden gingen naar Filips, Ferdinand kreeg de [[Habsburgse erflanden|Oostenrijkse landen]] en de [[Keizerskroon (hoofddeksel)|keizerskroon]]. Na in juni 1554 met [[Maria I van Engeland]] te zijn gehuwd kwam Filips in september 1555 vanuit Engeland naar de Nederlanden.
 
== Oplopende spanningen ==
[[Bestand:Portrait of Philip II of Spain by Sofonisba Anguissola - 002b.jpg|thumb|[[Filips II van Spanje|Filips II]], koning van Castilië en Aragon (Spanje) en heer der Nederlanden.]]
{{Zie hoofdartikel|Geschiedenis van de Spaanse Nederlanden}}
In de jaren 1520 kwam in de Zuidelijke Nederlanden een nieuwe christelijk religieuze stroming tot bloei, het [[anabaptisme]] (doopsgezinden). Vooral in het [[Westkwartier]] van het [[graafschap Vlaanderen]] kreeg deze overtuiging steeds meer voet aan de grond, onder meer omdat er een proletariaat was ontstaan (hoofdzakelijk in de steden [[Hondschote]], [[Armentiers]], [[Valencijn]] en [[Ieper]]). Vanwege de onzekere politieke ([[Oorlog van de Liga van Cognac]], 1526-1530) en religieuze woelingen van die dagen was de aanvoer van [[wol]] vanuit Engeland opgedroogd, waardoor de [[lakenindustrie]] in het slop was geraakt.
De afwezigheid van de [[gilde (beroepsgroep)|gildenstructuur]] zoals die bestond in steden als [[Brugge (hoofdbetekenis)|Brugge]] en [[Gent]] leidde tot onvrede bij het proletariaat. De sociale ideeën van de anabaptisten zoals de herverdeling van goederen spraken velen aan. Omdat de onderdrukking van wederdopers toenam, vluchtten ze vanaf 1530 naar [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]], Engeland en Friesland. De repressie nam toe nadat wederdopers in 1534 [[Anabaptistische opstand in Münster|in Münster de bisschop hadden verdreven]].
 
In het zuiden begon vervolgens de populariteit van een nieuwe protestantse stroming die was overgewaaid uit [[koninkrijk Frankrijk|Frankrijk]], het [[calvinisme]], toe te nemen. De repressie richtte zich nu te op deze stroming, die vooral opdoken van 1540 rond [[Doornik]], Valencijn en [[Bergen (België)|Bergen]], later volgde Gent, Brugge en Antwerpen.<ref name="Wikipedia Calvin">{{Bronvermelding anderstalige Wikipedia |taal=de|titel=Johannes Calvin|datum=20210620}}</ref> Vanaf 1540 weken de prostestanten ook uit naar Duitsland om te ontkomen aan geloofsvervolging. De overheid in de Nederlanden vaardigde daarop steeds strengere edicten uit en in [[1546]] werd de [[inquisitie]] uitgebreid en gereorganiseerd. Veel genootschappen van wederdopers werden hiermee uitgeschakeld. <ref name="Wikipedia Migratiestroom">{{Bronvermelding anderstalige Wikipedia|taal=nl|titel=Migratiestroom in de Nederlanden|datum=20210619}}</ref> In 1550 kondigde Karel V het [[Bloedplakkaat]] af tegen de [[ketter]]s.
 
De harde aanpak van protestanten, de toenemende centralisatie, bureaucratisering, economische achteruitgang onder delen van de bevolking en de Spaanse [[bankroet|staatsbankroet]]verklaring van 1557 zorgden voor toenemende onvrede in de Zeventien Provinciën. Door de economische malaise in de tweede helft van de zestiende eeuw en de afkeer tegen het katholicisme zorgde voor groei van het calvinisme. Filips II reageerde er op door het nog harder laten aanpakken van deze 'ketters'.
 
Na het sluiten van de [[vrede van Cateau-Cambrésis]] tussen [[koninkrijk Frankrijk]] en Spanje, keerde Filips in augustus 1559 voorgoed terug naar Spanje en benoemde zijn halfzus [[Margaretha van Parma]] tot [[landvoogd]]es van de Nederlanden. De landvoogdes liet zich adviseren door een paar vertrouwelingen, waaronder kardinaal [[Antoine Perrenot de Granvelle|Granvelle]]. De normaal zo invloedrijke hoge edelen uit de [[Raad van State (historisch)|Raad van State]], zoals [[Willem van Oranje|Oranje]] en [[Lamoraal van Egmont|Egmont]], zagen hun macht ingeperkt worden. Zij waren ontevreden over het gevoerde beleid omdat die veel onrust veroorzaakte in de gewesten. Granvelle werd verantwoordelijk gehouden voor dit beleid en in 1561 [[Liga tegen Granvelle|verenigden de hoge edelen zich]] om de kardinaal weg te krijgen – wat in 1564 ook lukte. Nu zij de invloed weer terug dachten te hebben, wilden zij zich inzetten voor een ander beleid. Egmont vertrok naar Spanje om de wensen mondeling toe te lichten, maar Filips wilde niet van de genomen besluiten afwijken.
 
De winter van 1564-1565 was extreem koud en de daarop volgende zomer bracht een graanmisoogst wat leidde tot [[Speculatie (handel)|speculatie]], sterk stijgende prijzen en de hongerwinter van 1565-1566. Dit verhoogde de spanningen in de Lage Landen.<ref name="hongerjaar">[https://www.dbnl.org/tekst/kutt001hong01_01/kutt001hong01_01_0031.php Het hongerjaar 1566, 1949, Erich Kuttner]</ref>
 
Naast de hoge edelen waren ook de lage edelen, waaronder zich aanhangers van het calvinisme bevonden, ontevreden. Zij verenigden zich in het [[Eedverbond der Edelen]] in 1566 en middels een [[smeekschrift der Edelen]], dat door een paar honderd edelen was ondertekend en onder leiding van [[Hendrik van Brederode (1531-1568)|Hendrik van Brederode]] werd aangeboden aan de landvoogdes, pleitten zij voor de afschaffing van vervolgingen op calvinisten. Bij die gelegenheid zou raadsman [[Karel van Berlaymont]] tegen Margaretha de beroemde woorden ''N'ayez pas peur Madame, ce ne sont que des gueux'' ("Wees niet bang mevrouw, het zijn slechts bedelaars") gezegd hebben, waarna de edelen dit overnamen als erenaam en [[Geuzen- en aanverwante penningen|geuzenpenningen]] en [[bedelnap]]pen gingen dragen. Margaretha schortte de vervolgingen op, in afwachting van een reactie van Filips. Calvinisten, die eerder nog in het geheim samenkwamen, gingen zich nu openlijk manifesteren. De geest was uit de fles en zou er niet meer in gaan. De [[polarisatie (conflict)|polarisatie]] nam toe en [[hagenpreek|hagenpreken]] ontaardde in de [[Beeldenstorm]].<ref>[https://g-geschiedenis.eu/2016/09/01/de-hagenpreken/ De hagenpreken, G-geschiedenis.eu, 1 september 2016]</ref>
 
==Opstand==
{{Zie hoofdartikel|Nederlandse Opstand}}
Traditioneel wordt de [[Slag bij Heiligerlee (1568)|Slag bij Heiligerlee]] op 23 mei 1568 gezien als startpunt van de Opstand, maar eigenlijk hadden vanaf 1566 al meerdere gebeurtenissen plaatsgevonden die ook als beginpunt gezien kunnen worden. Vanaf 1588 was het karakter van een opstand veranderd naar een geregelde oorlog.
 
===Beeldenstorm en eerste gewelddadigheden===
[[Bestand:Frans Hogenberg Bildersturm 1566.jpg|thumb|left|Vernieling van de [[Onze-Lieve-Vrouwekathedraal (Antwerpen)|Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen]] op 20 augustus 1566. ''([[gravure]] gemaakt door [[Frans Hogenberg]])'']]
 
De ontevredenheid onder de calvinisten kwam tot uitbarsting met de Beeldenstorm. Het geweld begon op 10 augustus 1566 in [[West-Vlaanderen]] na aansporing door calvinistische [[predikant]]en. In grote delen van de Nederlanden werden hierop vernielingen aangericht in kerken en kloosters door rondtrekkende groepjes. Het vandalisme was gericht tegen de rijkdom van de katholieke kerk en de [[Heiligenbeeld|beelden]]verering. Vooral [[Heilige (christendom)|heiligen]]beelden, [[Altaar (religie)|altaren]] en [[monstrans]]en moesten het ontgelden. De golf van geweld verspreidde zich door [[graafschap Vlaanderen|Vlaanderen]], [[graafschap Artesie| Artesië]] en [[hertogdom Brabant|Brabant]] naar [[graafschap Holland|Holland]] en [[graafschap Zeeland|Zeeland]] en [[sticht Utrecht|Utrecht]].
 
[[Willem van Oranje]] en zijn medestanders, waaronder de hoge edelen [[Lamoraal van Egmont|Egmont]] en [[Filips van Montmorency|Horne]] veroordeelden het geweld.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 39</ref> Zij hadden een gematigd beleid en [[Vrijheid van geweten|gewetensvrijheid]] voor ogen in de Zeventien Provinciën. De steun van de gematigde katholieken voor het idee van gewetensvrijheid kwam door de beeldenstorm in gedrang. Oranje en zijn medestanders beloofden Margaretha van Parma de rust te herstellen in ruil voor het toestaan van het protestantisme in gebieden waar deze voor de Beeldenstorm voorkwam. Margaretha had geen andere mogelijkheden dan instemmen. [[Hendrik van Brederode (1531-1568)|Hendrik van Brederode]], eerder woordvoerder van het Eedverbond der Edelen, zocht steun voor een gewapende oproer in het noorden maar slaagde er niet in.
 
Margaretha, gesteund door Oranjes tegenstanders in de [[Raad van State (historisch)|Raad van State]], [[Peter Ernst I van Mansfeld|Mansveld]], [[Filips III van Croÿ|Aerschot]], [[Claudius van Berlaymont|Berlaymont]] en [[Karel van Brimeu|Megen]], liet in de tussentijd een leger oprichten om de protestanten in de [[Waals]]e provincies te bestrijden.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 85</ref> Eind 1566 werden de Waalse steden [[Doornik]] en [[Valenciennes]] door het regeringsleger belegerd. Een [[Geuzen (Tachtigjarige Oorlog)|geuzen]]leger wilde de steden te hulp schieten, maar werd bij [[Slag bij Oosterweel]] op 13 maart 1567 vernietigend verslagen. [[Beleg van Doornik (1566-1567)|Doornik]] was daarvoor al gevallen en [[Beleg van Valencijn (1567)|Valencijn]] viel tien dagen na de slag. De rust was hersteld en van [[godsdienstvrijheid]] kon geen sprake meer zijn.
 
Egmont en Horne legden Margaretha de eed van trouw af. Oranje, Brederode en andere vooraanstaande edelen voorzagen dat zij als een opstandeling gezien zouden worden en om streng optreden te voorkomen, weken zij uit naar Duitsland. Voor even leek het alsof de opstand voorbij was.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 164</ref>
 
===Onderdrukking onder Alva===
[[Bestand:After Willem Key - Portrait of Fernando Álvarez de Toledo.jpg|thumb|[[Fernando Álvarez de Toledo]], hertog van Alva, landvoogd van de Nederlanden en kapitein-generaal, door [[Willem Key]].]]
 
Filips II was geschokt en gekwetst toen hij hoorde van de Beeldenstorm. Nu de oorlog met de [[Ottomaanse Rijk|Turken]] tot rust gekomen was, zag hij de kans om in de Nederlanden orde op zaken te stellen. De harde lijn moest gevoerd worden. Degene die dit moest uitvoeren was de [[Fernando Álvarez de Toledo|hertog van Alva]] die de bijnaam de ''IJzeren hertog'' had vanwege zijn brute reputatie. Met een 10.000 man sterk leger uit [[Lombardije]] kwam hij na twee maanden op 22 augustus 1567 aan in [[Brussel (stad)|Brussel]]. Meteen richtte hij de [[Raad van Beroerten]] op, die belast was met het vervolgen en bestraffen van betrokkenen van de onlusten van de afgelopen twee jaar. Onder Alva's bewind werden 8950 personen gearresteerd en veroordeeld.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 170</ref> Van Egmont en Horne werden door de raad ter dood veroordeeld voor hoogverraad, omdat zij niet hard genoeg hadden opgetreden en werden [[Onthoofding van Egmont en Horne|terechtgesteld]] net als 1100 anderen. Aangezien zij ridders van de orde van het gulden vlies waren, waarvoor aparte rechtspraak gold, was deze veroordeling in hun ogen onwettig en leidde tot een verharding.
 
Ook Oranje werd ter dood veroordeeld, bij verstek want hij bevond zich in Duitsland. Wel werden zijn bezittingen in beslag genomen en werd zijn oudste zoon [[Filips Willem van Oranje]] ontvoerd en door Alva naar Spanje gezonden. Bang om gearresteerd te worden trokken naar schatting 60.000 personen weg uit de Lage Landen.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 174</ref>
 
Margaretha trad af als landvoogdes en werd opgevolgd door Alva. De hertog was erg impopulair. Hij werd niet gezien als legitiem hoofd van de regering maar als de bevelvoerder van een bezettingsleger. Hij vervreemdde de Nederlanders van Filips II door zijn maatregelen. Met de Raad van Beroerten, nieuw centraal opgelegde belastingen, zoals de [[Tiende Penning]], en nieuwe bisdommen trachtte Alva meer grip te krijgen maar creëerde tegelijkertijd veel weerstand.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 86-88</ref>
 
[[Bestand:Antonio Moro - Willem I van Nassau.jpg|thumb|left|[[Willem van Oranje]] in 1555 door [[Anthonis Mor van Dashorst]].]]
 
Door de dood van Egmont en Horne – Brederode was daarvoor plotseling overleden – was Oranje de onbetwiste leider van de opstand geworden.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 41</ref> Oranje wilde in gewapend verzet komen omdat hij geloofde in godsdienstvrijheid voor de Nederlanders en op persoonlijk vlak omdat zijn eer als hoge edelman was aangetast. Hij bedacht een risicovol plan waarmee hij de Nederlanden met hulp van andere edellieden in 1568 vanuit drie kanten binnenviel, [[Oranjes eerste invasie]]. In het noorden resulteerde dit in een overwinning met de [[Slag bij Heiligerlee (1568)|Slag bij Heiligerlee]], maar daarna in een verpletterende [[Slag bij Jemmingen (1568)|nederlaag bij Jemmingen]]. In het zuiden was het leger van de Franse protestanten, de [[hugenoten]] al voortijdig verslagen en in het midden verloren de opstandelingen de [[Slag bij Dalheim]].
 
Ondanks de nederlagen besloot Oranje toch met een omvangrijk leger Brabant binnen te vallen, maar doordat Alva een confrontatie meed, moest Oranjes leger door geldgebrek ontbonden worden. De inval was een mislukking geworden. Oranjes financiën waren uitgeput en de gehoopte volksopstand bleef uit.
 
===Opstandelingen krijgen voet aan de grond===
{{Zie hoofdartikel|Bezettingen van 1572}}
[[Bestand:Brielle 1572 Baudartius.jpg|thumb|Inname van Den Briel op 1 april 1572. De stad werd het steunpunt voor de watergeuzen.]]
De doorbraak zou uit onverwachte hoek komen. De [[watergeuzen]] waren een verzameling [[Verbanning|balling]]en bestaande uit lage edelen, zeelieden, vissers, koopmannen en ambachtslieden die in 1567 gevlucht waren voor Alva en uitgeweken naar [[koninkrijk Engeland|Engeland]] en het westen van Duitsland. Vanuit die oorden voeren ze op zee en kaapten schepen om in hun onderhoud te voorzien en Spanje schade aan te richten. Daarbij gingen zij geregeld hun boekje te buiten met [[Piraterij (zeeroverij)|piraterij]] door ook neutrale schepen aan te vallen. Bovendien hielden ze strooptochten op de Nederlandse kust.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 47</ref>
 
Na de mislukte inval van 1568, wilde Oranje in de zomer van 1572 opnieuw vanuit meerdere kanten de Nederlanden binnenvallen, [[Oranjes tweede invasie]]. De watergeuzen werd gevraagd voor afleiding te zorgen. Een watergeuzenvloot onder leiding van [[Willem II van der Marck Lumey|Willem van der Marck]] strandde op 1 april 1572 bij [[Brielle|Den Briel]]. Het Spaanse garnizoen was uit de stad weggeroepen omdat Alva manschappen nodig had voor de beveiliging van de Franse grens. Daardoor kon de stad makkelijk [[Inname van Den Briel|ingenomen]] worden. De inname was een toevalstreffer en onverwachts aangezien Oranje nog niet gereed was met zijn legers. Onbedoeld werd Den Briel, geïsoleerd tussen waterwegen gelegen, het steunpunt voor de watergeuzen. De stadhouder [[Maximiliaan van Hénin-Liétard|Bossu]] probeerde de watergeuzen te verjagen maar slaagde niet doordat het gebied onderwater was gezet.
 
Vanuit Den Briel werden vervolgens [[Opstand van Vlissingen|Vlissingen]] en daarna [[Inname van Veere|Veere]] en [[Zierikzee]] voor de opstand gewonnen. In het noorden liep [[Enkhuizen]] over naar de opstandelingen en werd zo het zenuwcentrum van de operaties in Noord-Holland. Vier maanden na Den Briel stonden de meeste steden in Holland en Zeeland, vaak onder dwang of dreiging aan de kant van de opstand. Hiermee werden de grote waterwegen als de [[Maas]], [[Rijn]], [[Schelde (rivier)|Schelde]] en [[Zuiderzee]] door de geuzen beheerst. De watergeuzen profiteerden van de onvrede in de steden tegen het Spaanse bewind.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 190</ref> Waar de opstandelingen de macht overnamen werd het katholicisme verboden en werd het calvinisme de publieke kerk.
 
Oranje en zijn broer [[Lodewijk van Nassau (1538-1574)|Lodewijk van Nassau]] moesten door de plotselinge inname van Den Briel nu ook eerder in actie komen. Zij vielen de Nederlanden binnen op drie verschillende plaatsen. Lodewijk viel Henegouwen binnen in het zuiden en kreeg [[Bezetting van Bergen|Bergen]] in handen en in [[Valenciennes]] grepen de calvinisten de macht. [[Willem IV van den Bergh|Willem van den Bergh]] veroverde [[Inname van Zutphen|Zutphen]] in Gelderland waarna de meeste steden in [[hertogdom Gelre|Gelderland]], [[heerlijkheid Overijssel|Overijssel]], Utrecht en [[heerlijkheid Friesland|Friesland]] zich ook bij de opstandelingen schaarden.
 
Door de invallen moest Alva zijn legers in het zuiden houden ondanks de benarde situatie in het noorden. [[Bergen (België)|Bergen]] kreeg prioriteit en werd door Alva's zoon [[Fadrique Álvarez de Toledo|Don Frederik]] als eerst belegerd. Toen een Frans [[hugenoten]]leger te hulp kwam werd dit verslagen door Don Frederik. Verdere hulp van de hugenoten was niet meer te verwachten na de [[Bartholomeusnacht]] waarbij alle protestantse leiders de dood vonden. Oranje zette daarom zelf met een leger koers naar Bergen in de hoop dat Alva het beleg zou opheffen. Bij de tocht door Brabant sloten steden als [[Mechelen (stad)|Mechelen]], [[Diest]], [[Oudenaarde]], [[Dendermonde]], [[Leuven]] en [[Tienen]] zich aan bij de opstand. Alva verroerde zich echter niet en in september 1572 gaf Bergen zich over. Nu had Alva zijn handen vrij om af te rekenen met de opstandelingen.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 58-63</ref><ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 97</ref>
 
===Alva's strafexpeditie===
[[Bestand:Spaanse Furie - De plundering van Mechelen door de hertog van Alba in 1572 (Frans Hogenberg).jpg|thumb|Mechelen werd op 2 oktober 1572 [[Spaanse Furie (Mechelen)|geplunderd]] als straf voor zijn ongehoorzaamheid en om een voorbeeld te stellen. Hierna zou hetzelfde gebeuren met Zutphen en Naarden.]]
 
Meerdere steden in de Nederlanden hadden zich aan de kant geschaard van de opstandelingen. Om de orde te herstellen en de opstandige steden te straffen besloot Alva over te gaan tot een [[Don Frederiks veldtocht|strafexpeditie tegen de opstandige steden]], geleid door Alva's zoon [[Fadrique Álvarez de Toledo|Don Frederik]]. De eerste stad was Mechelen dat begin oktober zonder slag of stoot ingenomen werd. De Spaanse soldaten hadden toestemming om de [[Spaanse Furie (Mechelen)|Mechelen]] bruut te plunderen en een slachting aan te richten.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 64</ref> Dit zorgde voor zoveel schrik dat andere opstandige steden in Vlaanderen en Brabant hun verzet opgaven. In een klap was het gezag in deze streken hersteld. Hierna was het de beurt aan [[Bloedbad van Zutphen|Zutphen]]. Deze stad werd op 16 november ingenomen en eveneens geplunderd. Ook dit maal stopten overige steden in Gelderland, Overijssel en Friesland hun verzet.
 
Het leger van Don Frederik zette door naar [[Bloedbad van Naarden|Naarden]] in Holland dat op 1 december werd ingenomen en genadeloos werd geplunderd. Vrijwel de gehele bevolking werd vermoord.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 198</ref> Alleen ditmaal werd het gewenste resultaat voor Alva niet bereikt. De Opstand was in Holland en Zeeland dieper geworteld doordat hier meer tijd was protestantisering en verandering van de instituties in gang te zetten. Veel ballingen waren inmiddels teruggekeerd, katholieke kerken opgegaan naar de protestanten en vroedschappen gezuiverd. Overgeven aan Don Frederik was geen optie meer.<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 82</ref> Alva's en Don Frederiks volgende doelwit werd [[Beleg van Haarlem (1572-1573)|Haarlem]]. In een poging de stad af te sluiten vond tijdens de belegering de [[Slag op het Haarlemmermeer]] plaats die de koningsgetrouwen wonnen. Na zeven maanden moest Haarlem zich in juli 1573 overgeven door voedselgebrek. Tegen betaling werd plundering voorkomen, maar desondanks werd een deel van het garnizoen en de magistraat vermoord. Amsterdam was nog koningsgezind en met Haarlem in handen werd Holland in tweeën gesplitst. Het Spaanse leger zette vervolgens door naar het noordelijk gelegen [[Beleg van Alkmaar|Alkmaar]]. De belegering hiervan mislukte door inundaties rond de stad. Ook op het water leed Spanje een beslissende nederlaag met de [[slag op de Zuiderzee]]. Dit was een poging van Spanje om de [[Blokkades van Amsterdam|blokkade rond Amsterdam]] te doorbreken.
 
In Zeeland was Alva in de verdediging en werd de strijd geconcentreerd op [[Goes]] en [[Middelburg (Zeeland)|Middelburg]]. De [[beleg van Goes|belegering van Goes]] in oktober 1572 door de geuzen mislukte, ook Middelburg hield stand. In een poging de belegeraars te verjagen werd een vloot van koningsgetrouwe schepen ingezet maar deze werd in de [[Slag bij Reimerswaal]] verslagen. Opnieuw werd gedemonstreerd dat de opstandelingen superieur waren op het water. Na twintig maanden werd in februari 1574 [[Beleg van Middelburg (1572-1574)|Middelburg ingenomen]] en daarna de [[Slag bij Lillo]] gewonnen. De [[Westerschelde]] was nu in handen van de opstandelingen en daarmee hadden zij de controle over de belangrijkste zeeroutes in de Nederlanden. De koningsgezinde vloot was na de verloren zeeslagen vrijwel uitgeschakeld.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 73</ref>
 
De Nederlandse geschiedschrijver [[Johannes Gijsius]] publiceerde in 1616 een boek over de verschrikkingen tijdens de Spaanse bezetting.
 
===Strijd om geïsoleerd Holland en Zeeland===
[[Bestand:Veen01.jpg|thumb|left|Militairen komen de stad binnen met voedsel voor de hongerige bevolking na het [[Beleg van Leiden (1573-1574)|ontzet van Leiden]] in 1574.]]
 
Na de strafexpeditie van Don Frederik woedde de opstand alleen nog in Zeeland en Holland. Filips II ging zich steeds meer realiseren dat de harde lijn van Alva een averechts effect had in de Nederlanden. Daarnaast laaide de strijd tegen de [[Ottomaanse Rijk|Turken]] weer op zodat de al krappe financiën verdeeld moest worden over twee fronten. Daarom benoemde hij [[Luis de Zúñiga y Requesens|Requesens]] als nieuwe landvoogd in de Nederlanden. Hij was een diplomaat en bestuurder en kreeg als taak een meer gematigd beleid te voeren.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 99</ref>
 
Hoewel Spanje maar geen grip kreeg op de opstandelingen te water, bleek het Spaanse leger op het land nog oppermachtig. Nog onder Alva was sinds oktober 1573 het [[Beleg van Leiden (1573-1574)|Beleg van Leiden]] geslagen. Het lot van de Opstand hing af van deze stad. Viel [[Leiden]] dan waren Den Haag en [[Delft]] wellicht ook onhoudbaar.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 201</ref> Om de stad te hulp te komen waren Lodewijk en [[Hendrik van Nassau (1550-1574)|Hendrik van Nassau]] in 1574 met een leger de Nederlanden binnengetrokken. Het Spaanse leger hief het beleg van Leiden op om de inval het hoofd te bieden. Bij [[Slag op de Mookerheide|Mookerheide]] kwam het tot een treffen tussen de twee legers, waarbij het opstandelingenleger een zware nederlaag leed en ook de broers van Willem van Oranje omkwamen. Na de slag werd in mei 1574 de belegering van Leiden weer opgepakt. Toen in augustus 1574 het voedsel in de stad uitgeput raakte en de situatie kritiek werd, besloten Willem van Oranje en de [[Staten van Holland en West-Friesland|Staten van Holland]] het land rond Leiden onder water te zetten. Hierdoor kon de stad met bootjes bereikt worden en moest het Spaanse leger zich gedwongen terugtrekken.
 
Na deze mislukte belegering werd in mei 1575 door de nieuwe stadhouder van Holland, [[Gilles van Berlaymont]], getracht het [[Noorderkwartier (Holland)|Noorderkwartier]] aan te vallen, maar dit werd ook gestopt door [[inundatie]]s. De aanval werd nu gericht op het gebied tussen Holland en Utrecht, waarbij het lukte om [[Beleg van Oudewater (1575)|Oudewater]] en [[Beleg van Schoonhoven (1575)|Schoonhoven]] te veroveren. De opmars stopte bij [[Beleg van Woerden|Woerden]] dat ook door inundaties geen succes werd. In Zeeland behaalde het Spaanse leger wel een belangrijke overwinning met de [[Beleg van Zierikzee (1575-1576)|inname van Zierikzee]] na een belegering van negen maanden.<ref>{{aut|Graaf, Ronald de}}, ''Oorlog, mijn arme schapen: een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648'', blz. 183</ref> Desalniettemin lukte het Spanje niet de verbindingen tussen Holland en Zeeland te blokkeren en bleef Oranjes vloot de machtigste op het water.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 100</ref>
 
Financiering van de oorlog was voor beide kampen een probleem, alleen voor Spanje was de situatie nog nijpender. De [[Staten-Generaal van de Nederlanden|Staten-Generaal]] die Requesens in 1574 bijeengeroepen had, stuurden aan op vrede in plaats van het verlenen van financiële steun. In 1575 zijn [[Onderhandelingen van Breda|in Breda vredebesprekingen]] gevoerd tussen opstandelingen en Requesens maar die liepen op niets uit doordat het niet mogelijk bleek op godsdienstig gebied en over de toekomstige regeringsvorm een overeenkomst te bereiken.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 100-102</ref> Het onverwachte overlijden van Requesens in maart 1576 bezorgde de Spanjaarden problemen. In afwachting van een opvolger gaf Filips II het hoogste landsbestuur in handen van de [[Raad van State (historisch)|Raad van State]].
 
Direct na de inname van Zierikzee eisten de Spaanse soldaten het restant van hun soldij op. Dit was namelijk al twee jaar lang niet volledig uitbetaald. Filips II had de geldzendingen naar de Nederlanden echter verlaagd door het bankroet van [[Castilië]] in 1575 waardoor de regering in Brussel niet aan de eis kon voldoen. De gevolgen waren catastrofaal. Koninklijke troepen verlieten het net veroverde Zierikzee, sloegen aan het [[Muiterij|muiten]] en veroverden en [[Plundering van Aalst|plunderden Aalst]], waarvandaan zij verdere plundertochten ondernamen in het rijke en koningsgetrouwe Brabant en Vlaanderen.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 79</ref>
 
===Pacificatie van Gent===
[[Bestand:Allegorie Pacificatie van Gent.jpg|thumb|[[Allegorie (beeldende kunst)|Allegorie]] op [[Pacificatie van Gent]], een verdrag op [[8 november]] [[1576]] gesloten, naar [[Adriaen Pietersz. van de Venne]]. Op de afbeelding verdedigt de [[Nederlandse leeuw]] het toegangshek naar de [[Hollandse tuin (heraldiek)|Hollandse tuin]] waar [[Personificatie (beeldende kunst)|personificaties]] van de [[Zeventien Provinciën|zeventien Nederlandse provinciën]] zitten, onderwijl bedreigd door Spaanse soldaten.]]
 
In de voorgaande jaren was het strijdtoneel beperkt tot Holland en Zeeland. Nu de Spaanse troepen muitten kwam daar drastisch verandering in en werden alle provincies bedreigd, in de eerste plaats Vlaanderen en Brabant. Na het abrupte overlijden van Requesens op 4 maart 1576 had de Raad van State het landsbestuur voorlopig overgenomen. Hij werd onder druk gezet door de [[Staten van Brabant]] om de Staten-Generaal bij elkaar te roepen zodat met de opstandige provincies Holland en Zeeland onderhandeld kon worden over een vrede. Toen de Raad van State daar overeenkomstig de wil van de koning geen gehoor aan gaf, vond een [[Gevangenname van de Raad van State|kleine staatsgreep]] plaats in [[Brusselse republiek|Brussel]] en werden leden van de Raad gevangengenomen. Daarmee breidde de opstand zich de facto uit tot de zuidelijke gewesten. Er werd een Staten-Generaal belegd die een deputatie naar [[Gent]] stuurde om vredesonderhandelingen te voeren met de twee opstandige provincies. Ze begonnen op 19 oktober en werden afgerond op 28 oktober. De afspraken werden op 8 november overhaast bekrachtigd na de [[Spaanse Furie (Antwerpen)|Spaanse Furie]] van 4 november te Antwerpen. Met de [[Pacificatie van Gent]] kwam er vrede zodat de Spaanse troepen konden vertrekken en vormden de Nederlandse provincies een bondgenootschap (de [[Unie van Brussel]]). De religieuze kwestie bleef een probleem maar zou later in de Staten-Generaal opgelost worden.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 105</ref>
 
In de tussentijd hadden de muitende Spaanse troepen [[Maastricht]] ([[Spaanse Furie (Maastricht)]]) en Antwerpen geplunderd. Naar schatting kwamen bij de Spaanse furie van Antwerpen, die drie dagen heeft geduurd, 8000 mensen om het leven. Na deze plunderingen waren zelfs de grootste medestanders van Filips II overtuigd dat de Spaanse troepen moesten vertrekken.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 80</ref>
 
Filips II stuurde zijn halfbroer [[Juan van Oostenrijk|Don Juan van Oostenrijk]] als nieuwe landvoogd naar de Nederlanden. In eerste instantie had hij bij aankomst verklaard zich te houden aan de Pacificatie van Gent middels het [[Eeuwig Edict (1577)|Eeuwig Edict]]. Spaanse troepen vertrokken volgens afspraak in maart en april 1577 richting Italië.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 208-209</ref> In ruil had de Staten-Generaal afgesproken niet meer zonder oproep van de landvoogd samen te komen en het calvinisme te verbieden. Voor Willem van Oranje en de [[Staten van Zeeland]] en Holland was dit onacceptabel en zij weigerden Don Juan te erkennen als landvoogd. Don Juan voelde zich bedreigd en nam met overgebleven Duitse troepen de [[Inname van de Naamse citadel|citadel van Namen]] in. Dit was duidelijk tegen de instructie van de Staten-Generaal en eigenhandig benoemde zij de negentienjarige [[Keizer Matthias|Matthias van Oostenrijk]], een zwager van Filips II, tot nieuwe landvoogd. De provincies vormden een [[Generale-Unie]] met Matthias als landvoogd en Willem van Oranje als zijn luitenant. Met deze daad kwamen de hele Nederlanden met uitzondering van [[hertogdom Luxemburg|Luxemburg]] in opstand tegen de koning.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 107-109</ref>
 
Filips II was geenszins van plan deze politieke omwenteling te accepteren en gaf Don Juan de opdracht met de teruggestuurde Spaanse troepen de Nederlanden te heroveren. De konings financiën waren sinds 1577 verbeterd en met de Ottomanen was een wapenstilstand gesloten. Het eerste succes op de troepen van de Staten-Generaal behaalde Don Juan bij [[Slag bij Gembloers (1578)|Slag bij Gembloers]] op 31 januari 1578. De opmars ging verder met de innames van Leuven, Tienen, [[Aerschot]] en Diest. Al snel had Spanje de macht in het zuidoosten van de Nederlanden hersteld.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 109</ref>
 
===De wegen scheiden - De Unies van Utrecht en Atrecht===
[[Bestand:Vaenius - Alexander Farnese.png|thumb|left|[[Alexander Farnese]], de latere hertog van Parma was van 1578 tot 1592 landvoogd van de Nederlanden. Door [[Otto Venius]], 1585-1590.]]
 
Willem van Oranje probeerde de eensgezindheid tussen de provincies in de Generale-Unie te behouden maar stond voor een onmogelijke opgave. De godsdienstvrijheid die hij voorstond werd door radicale calvinisten niet gegund aan katholieken. Waar zij de macht grepen, werd de vroedschap gezuiverd van katholieken, werden de katholieke kerken gesloten en de geestelijkheid verbannen. In [[Antwerpse Republiek|Antwerpen]], Brussel en Mechelen waar de calvinisten in 1578 een kerkgebouw bemachtigden werd het katholicisme binnen drie jaar verboden. Gent, waar radicale calvinisten de leiding hadden genomen, werd met de [[Gentse Republiek]] een bolwerk van onverdraagzaamheid. Ook in Holland en Zeeland werden in steden die zich bij Willem van Oranje aansloten, zoals bij de [[Alteratie (Amsterdam)|alternatie van Amsterdam]], katholieke kerken gesloten en werd de [[satisfactie]] niet nageleefd. Voor gematigde katholieken was dit een waar schrikbeeld. Zij zagen dat religievrede op deze manier een bedreiging vormde voor het katholicisme.<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 102-103</ref> Uiteindelijk was dit funest voor de samenwerking tussen de gewesten. De bereidheid tot financiële bijdragen aan de gezamenlijke verdediging was klein en het was hierdoor voor de Staten-Generaal niet mogelijk een krachtig militair apparaat op te zetten.
 
Bevreesd voor de radicale elementen van de Opstand sloten de zuidelijke Waalse provincies Artesië, [[graafschap Henegouwen|Henegouwen]] en West-Vlaanderen en de [[malcontenten]], ontevreden katholieke edelen, zich op 6 januari 1579 weer aan bij Spanje middels de [[Unie van Atrecht]].<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 111-112</ref>
 
{{Zie hoofdartikel|Parma's negen jaren}}
 
[[Alexander Farnese]], de latere hertog van Parma, was Don Juan opgevolgd als landvoogd nadat Don Juan op 1 oktober 1578 aan de [[pest (ziekte)|pest]] was overleden. Hij zou zich bewijzen als een bekwaam veldheer en diplomaat. Onder dreiging van Spaanse troepen die zich steeds noordelijker gingen begeven, en de Generale-Unie die niet bij machte was dit tegen te gaan, werd in het noorden op 23 januari 1579 een militair bondgenootschap de [[Unie van Utrecht (1579)|Unie van Utrecht]] opgericht. Parma sloeg op 10 maart 1579 het [[Beleg van Maastricht (1579)|beleg om Maastricht]] en kreeg het na 111 dagen in handen.
 
Datzelfde jaar organiseerde de Duitse [[keizer Rudolf II]], de oudere broer van landvoogd Matthias, een [[Vredehandel van Keulen|vredesconferentie in Keulen]] tussen Filips II en de Staten-Generaal. De besprekingen duurden van mei tot december 1579 maar een compromis lag buiten bereik. Voor de gematigden was het stuklopen een grote tegenslag en er leek geen uitweg meer. Men moest een keuze maken tussen de koning of de calvinisten.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 227</ref>
 
In maart 1580 liep [[George van Lalaing|Georges van Lalaing]], graaf van Rennenberg en stadhouder van [[heerlijkheid Groningen|Groningen]], Friesland, [[Drenthe]], Overijssel en [[graafschap Lingen|Lingen]] over naar de kant van Filips II. Rennenberg was de enige overgebleven katholieke edelman die de Opstand nog steunde. Hij kon zich niet meer verenigen met de praktijk waarbij steeds weer in steden de katholieke eredienst verboden werd waar calvinisten de macht grepen.<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 107</ref> Rennenbergs overgang leidde tot een sterke antikatholieke reactie in zijn gewesten en verstevigde de positie van de protestanten.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 229</ref> De stap was een strategische klap voor de opstandelingen aangezien een groot deel van het noordoosten nu in koninklijke handen kwam. Een leger van de Staten-Generaal [[Beleg van Groningen (1580)|belegerde Groningen]] maar moest dit opheffen na de verloren [[Slag op de Hardenbergerheide|Slag bij Hardenberg]]. Hierna nam Rennenberg [[Beleg van Delfzijl (1580)|Delfzijl]] in en deed een poging om [[Beleg van Steenwijk (1580-1581)|Steenwijk]] te veroveren.
 
===Parma's opmars in het zuiden===
[[Bestand:Parma's brug, Antwerpen 1585.JPG|thumb|Om te voorkomen dat Antwerpen bij de [[Beleg van Antwerpen (1584-1585)|belegering van 1584-1585]] bevoorraad kon worden via het water door Nederlandse schepen, liet [[Alexander Farnese|Parma]] met hulp van Italiaanse ingenieurs een enorme schipbrug maken over de [[Schelde (rivier)|Schelde]]. Het werkte en de uitgehongerde stad capituleerde na een beleg van 13 maanden.]]
 
Terwijl in het noordoosten Rennenberg voor veel dreiging zorgde voor de opstandige gewesten, kreeg in het zuiden ook Parma steeds meer gebied in handen. Na Maastricht volgden onder andere ook de [[Schermersoproer|schermersoproer van 's-Hertogenbosch]] en de [[inname van Kortrijk]]. Door regelmatige geldzendingen vanuit Spanje kon hij een sterke troepenmacht op de been houden. Daarnaast voerde hij een gematigd optreden zodat belegerde steden sneller geneigd waren de strijd te staken.
 
Willem van Oranje besefte dat de opstand niet gewonnen kon worden zonder een sterke bondgenoot. Op zijn aanraden boden de Staten-Generaal de jongere broer van de Franse koning, de [[Frans van Anjou|hertog van Anjou]] de [[soevereiniteit]] over de Nederlanden aan in ruil voor militaire steun. De hoop was op Frankrijk gevestigd vanwege het traditionele vijandschap tussen het [[huis Habsburg]] en [[huis Valois]].<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 111</ref> Anjou bleek beschikbaar en bereid en met hem werd in januari 1581 het [[verdrag van Plessis-lès-Tours]] gesloten. In juli 1581 werd Filips II als vorst afgezworen met het [[Plakkaat van Verlatinghe]]. De positie van landvoogd Matthias was irrelevant geworden en hij verliet de Nederlanden. De komst van Anjou werd een mislukking. Anjou [[Beleg van Kamerijk (1581)|ontzette wel de stad Kamerijk]] in augustus 1581, die vanaf 1580 werd belegerd door Parma. Tot een door Oranje gehoopte openlijke oorlog tussen Frankrijk en Spanje kwam het niet door de weigerachtige houding van de Franse koning [[Hendrik III van Frankrijk|Hendrik III]] om Filips II de oorlog te verklaren.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Republiek in oorlog' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 96</ref>
 
In het noorden, waar Rennenberg overleden was, werd de aanvoering van het Spaanse leger voortgezet door [[Francisco Verdugo]]. Hij won de [[Slag bij Noordhorn]] en kreeg in 1582 [[Inname van Steenwijk (1582)|Steenwijk]] in handen. Ondertussen gingen in 1581 in het zuiden [[Furie van Houtepen|Breda]] en [[Beleg van Doornik (1581)|Doornik]] over in Spaanse handen en een jaar later was het de beurt aan [[Verraad van Lier|Lier]], [[Beleg van Oudenaarde|Oudenaarde]] en [[Ninove]].
 
Anjou zette hier niks tegenover. Zijn macht was beperkt en dat frustreerde hem. Half januari 1583 deed hij een gewelddadige greep naar de macht door meerdere steden in Vlaanderen en Brabant met geweld te bezetten. In Antwerpen kwam de bevolking in opstand en joegen de Fransen de stad uit, de [[Franse Furie]]. Zijn positie in de Nederlanden was hiermee onhoudbaar geworden en hij ging terug naar Frankrijk.<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 114</ref>
 
Op 10 juli 1584 werd [[Willem van Oranje]], de leider van de opstand, vermoord in Delft na in 1580 vogelvrij te zijn verklaard door Filips II.
 
Parma had de provincies [[hertogdom Luxemburg|Luxemburg]], [[hertogdom Limburg|Limburg]], [[graafschap Namen|Namen]], Henegouwen, Artesië en West-Vlaanderen in zijn macht. Zijn volgende doelwit waren de provincies Brabant en Vlaanderen. Een rechtstreekse aanval op de grote steden in die provincies zou een te grote last zijn voor zijn leger. Daarom besloot hij de grote steden te isoleren door omliggende steden, platteland en land- en waterwegen eerst te bezetten. Daarna zou het eenvoudiger zijn om de grote steden te bemachtigen. Eerst werden de Vlaamse kuststeden [[Duinkerke]], [[Nieuwpoort (België)|Nieuwpoort]], [[Menen]], [[Veurne]], [[Diksmuide]] en [[Sint-Winoksbergen]] in juli en augustus 1583 in sneltempo ingenomen. In oktober volgden de steden langs de Schelde als [[Sas van Gent]], [[Axel (plaats)|Axel]], [[Hulst (stad)|Hulst]], [[Eeklo]] en [[Rupelmonde]].<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 119</ref> Parma's plan werkte want grote Vlaamse steden [[Beleg van Gent|Gent]], [[Beleg van Ieper (1583-1584)|Ieper]] en [[Beleg van Brugge|Brugge]] konden het jaar erop worden ingenomen. Vlaanderen was hiermee bijna volledig in Spaanse handen. Datzelfde jaar 1584 sloeg Parma ook het beleg rond [[Beleg van Brussel (1584-1585)|Brussel]] en [[Beleg van Antwerpen (1584-1585)|Antwerpen]]. Antwerpen werd met de bouw van een enorme schipbrug volledig afgesloten van de buitenwereld. Na een beleg van een jaar moest de stad op 17 augustus 1585 capituleren. Brussel was daarvoor al ingenomen. De val van Antwerpen, zeventien jaar na het begin van de opstand, had grote economische en sociale consequenties en de gebeurtenis wordt ook gezien als de definitieve scheuring tussen de noordelijke en Zuidelijke Nederlanden.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Republiek in oorlog' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 101</ref>
 
===Engeland raakt betrokken===
[[Bestand:Invincible Armada.jpg|thumb|De [[Spaanse Armada]] in gevecht met Engelse en Nederlandse schepen, anoniem Engels, late zestiende eeuw. De Armada, bedoeld voor de invasie van Engeland, werd in de zomer van 1588 verpletterend verslagen.]]
 
Het grondgebied van de generaliteit was in 1585 bijna gekrompen tot het grondgebied van de Unie van Utrecht. Alleen Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht waren nog volledig in Nederlandse handen. De situatie was voor de opstandelingen uiterst benard. Van Frankrijk viel geen hulp te verwachten. De Staten-Generaal bood Franse koning [[Hendrik III van Frankrijk|Hendrik III]] de soevereiniteit aan, maar deze weigerde, omdat hij geen oorlog met Spanje wilde riskeren. Daarom vertrok een delegatie naar de Engelse koningin [[Elizabeth I van Engeland|Elizabeth I]] voor steun. De soevereiniteit wilde zij niet aanvaarden. Wel besloot zij de opstandelingen met het [[Verdrag van Nonsuch]] te steunen met het verlenen van militaire bijstand om Spanjes kracht in te dammen. De Nederlanden werden hierdoor een [[protectoraat]] van Engeland.<ref>{{Aut|Israel, J.I.}}, ''De Republiek'' blz. 245</ref>
 
Elizabeths steun was niet vrijblijvend. In ruil moesten de opstandige provincies haar vertrouweling [[Robert Dudley]], graaf van Leicester accepteren als gouverneur-generaal. Zijn komst in januari 1586 leidde meteen tot een botsing met de belangrijkste provincie Holland. De plannen die Leicester had, botsten met de belangen van Holland, waar [[Johan van Oldenbarnevelt]] als landsadvocaat de meest invloedrijke figuur was. Nog voor de komst van Leicester benoemde Holland, de achttienjarige zoon van Willem van Oranje, [[Maurits van Oranje|Maurits van Nassau]], tot stadhouder van Holland en kapitein-generaal over de troepen betaald door Holland. Leicesters positie was zwak.
 
Parma bleef zijn opmars vervolgen met succesvolle innames van [[Inname van Nijmegen (1585)|Nijmegen]], [[Beleg van Grave (1586)|Grave]], [[Beleg van Venlo (1586)|Venlo]], en [[Beleg van Sluis (1587)|Sluis]]. Leicester kon alleen [[Doesburg]] in 1586 hier tegenover stellen.<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 126</ref> Nog meer tegenslagen kreeg Leicester te verduren toen [[Deventer]] en een [[Grote schans (Zutphen)|schans bij Zutphen]] waar Engelse soldaten waren gelegerd zich lieten omkopen door Parma. Voor hem was het nu mogelijk de [[IJssel]] over te steken en de [[Veluwe]] binnen te trekken. Het verraad leidde tot een volkswoede en een groot wantrouwen richting de Engelsen. Leicester pleegde een staatsgreep maar deze mislukte. Zijn positie was onhoudbaar geworden en hij vertrok in december 1587 naar Engeland.
 
{{Zie hoofdartikel|Spaans-Engelse Oorlog (1585-1604)}}
Filips II zag in de steun van de Engelse koningin aan de rebellen een reden om Engeland aan te vallen. Hij liet in Spanje een enorme vloot van oorlogsschepen en transportschepen bouwen. Met deze vloot moest een invasieleger van Parma over het [[Het Kanaal|Kanaal]] naar Engeland gezet worden. De verraste Engelsen zouden snel verslagen worden en daarna kon de strijd tegen de Nederlanders voortgezet worden. De Engelsen en Nederlanders kwamen echter achter het plan en bereidden zich voor. Toen de [[Spaanse Armada]] het zuiden van Engeland bereikte op 29 juli 1588 werd zij opgewacht door Engelse en Nederlandse schepen. De logge Spaanse schepen, die onderweg geteisterd waren door stormen, maakten geen kans tegen de snellere Engelse en Nederlandse aanvallers. De Armada werd verslagen en de invasie was mislukt.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 129</ref>
 
Met het vertrek van Leicester in 1587 kwam de leiding weer bij de Staten-Generaal te liggen. Zij besloten de soevereiniteit niet meer aan een buitenlandse vorst aan te bieden ondersteund met het staatsrechtelijk betoog de [[deductie van Vrancken]] . Hiermee was de zelfstandige [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]] een feit.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Sicking, L.}}, 'De Opstand' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 104</ref>
 
==Geregelde oorlog==
Met het zelfstandig worden van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kwam de Tachtigjarige oorlog in een nieuwe fase. Niet meer was het een opstand tegen het wettelijk gezag, de Spaanse kroon, zoals in de eerste twee decennia. Geleidelijk is de strijd verworden tot een geregelde oorlog tussen twee staten, de Republiek tegen de heroverde Nederlanden bestuurd vanuit Brussel en [[Madrid (stad)|Madrid]].
 
=== Noord-Nederlandse tegenaanval (1588–1598) ===
{{Zie hoofdartikel|Tien jaren (Tachtigjarige Oorlog)}}
[[Bestand:Portret van Maurits (1567-1625), prins van Oranje Rijksmuseum SK-A-2731.jpeg|left|thumb|[[Maurits van Oranje|Maurits van Nassau]] vergrootte en versterkte de Republiek aanzienlijk, door [[Michiel van Mierevelt|Michiel Jansz van Mierevelt]], tussen 1607 en 1613.]]
 
In 1589 wist Parma [[Geertruidenberg (plaats)|Geertruidenberg]] in handen te krijgen doordat het muitende garnizoen zich liet omkopen. Hij zette door naar [[Zaltbommel (stad)|Zaltbommel]] maar wist deze stad niet te bemachtigen door een muiterij van zijn eigen troepen. Tijd om dit op te lossen en de Republiek de genadeklap te geven kreeg Parma niet. Het plan veranderde en hij werd door Filips II naar Frankrijk gezonden.
 
In Frankrijk was opnieuw de [[Hugenotenoorlogen|Hugenotenoorlog]] uitgebroken. De oorlog ging tussen de koning [[Hendrik van Navarre]] en de Franse katholieken verenigd in de [[Heilige Liga (1576)|katholieke Liga]]. De vorige Franse koning [[Hendrik III van Frankrijk|Hendrik III]] was kinderloos overleden en had zijn zwager de protestantse Hendrik van Navarre aangewezen als troonopvolger. Voor Filips II was een protestants Frankrijk een te grote dreiging voor het katholicisme in Europa. Filips II steunde daarom de Liga. Dit was voor hem belangrijker dan de strijd tegen de opstandige Nederlanders. Hij gaf de hertog van Parma daarom opdracht zich op Frankrijk te richten. Hierdoor moest de strijd in het noorden opgegeven worden omdat strijd leveren op twee fronten financieel onhaalbaar was. Na drie invallen in Frankrijk raakte Parma in 1592 gewond en overleed. Hij werd opgevolgd door [[Ernst van Oostenrijk (1553-1595)|Ernst van Oostenrijk]] die een jaar later ook al overleed. Een ander probleem ontstond toen Spanje de hoge leningen niet meer kon afbetalen en [[bankroet]] ging.
 
Voor de Republiek verbeterde de situatie daardoor sterk. De periode die volgde werd door historicus [[Robert Fruin (historicus)|Fruin]] de ''[[Tien jaren (Tachtigjarige Oorlog)|Tien jaren]]'' genoemd. De Nederlandse Opstand ontwikkelde van vrijwel hopeloos in 1588 tot vrijwel gewonnen in 1598. Naast de Spaanse inmenging in de Franse Hugenotenoorlogen was deze ontwikkeling ook toe te schrijven aan de politieke bekwaamheid van [[Johan van Oldenbarnevelt]] en de militaire bekwaamheid van [[Maurits van Oranje|Maurits van Nassau]], de latere [[prins van Oranje]].
 
Het Staatse leger werd door Maurits en zijn neef [[Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg|Willem Lodewijk van Nassau]] hervormd. Het werd verdeeld in kleinere eenheden waardoor het wendbaarder werd. Ook kwam er een stelsel van verstaanbare bevelen en werd een strenge discipline afgedwongen. Met deze en andere hervormingen was het leger lange tijd dé militaire leerschool van Europa.
 
[[Bestand:Beleg van Groningen - Siege of Groningen (1594).jpg|thumb|Met de [[Reductie van Groningen|inname van Groningen]] in 1594 was het noorden weer terug in Staatse handen nadat het in 1580 overging op Spanje met de overgang van [[George van Lalaing|Rennenberg]].]]
 
De gelegenheid brak aan om in plaats van een defensieve oorlog, een offensieve oorlog te voeren. De [[Turfschip van Breda|verovering van Breda]] in 1590 via een list met een turfschip, overtuigde in de eigen kracht. Plannen werden voorbereid en de financiën verhoogd voor het voeren van een offensieve oorlog. De Republiek was omsingeld met steden in het oosten, noorden en zuiden die in Spaanse handen waren. Ieder gewest zag graag nabij gelegen steden veroverd worden. Van Oldenbarnevelt kreeg het voor elkaar om allen te overtuigen het eigen belang opzij te zetten en eerst de steden in Gelderland en Overijssel te veroveren, omdat die de grootste dreiging voor het hart van de Republiek vormden. Daarna zou het mogelijk worden in het noorden en in het zuiden door te pakken. Zo geschiedde en de jonge republiek boekte hierop een reeks militaire successen.
 
In 1591 begon Maurits een veldtocht in het oosten van het land. Hij veroverde achtereenvolgens [[Beleg van Zutphen (1591)|Zutphen]], [[Beleg van Deventer (1591)|Deventer]], [[Inname van Delfzijl|Delfzijl]], [[Beleg van Hulst (1591)|Hulst]] en [[Beleg van Nijmegen (1591)|Nijmegen]]. In 1592 werden in het noorden [[Beleg van Steenwijk (1592)|Steenwijk]] en [[Beleg van Coevorden (1592)|Coevorden]] heroverd. In 1593 volgde de inname van het Brabantse [[Beleg van Geertruidenberg (1593)|Geertruidenberg]], in 1594 vond de [[Reductie van Groningen|'reductie' van het hele gewest Groningen]] plaats.
 
[[Albrecht van Oostenrijk]] arriveerde in 1596 in de Nederlanden als nieuwe landvoogd en veroverde kort na zijn aankomst [[Beleg van Calais (1596)|Calais]] en [[Beleg van Hulst (1596)|Hulst]]. Engeland en Frankrijk gingen een alliantie aan in 1596 mede door de Spaanse verovering van Calais. Door de korte afstand tot Engeland werd de Spaanse inname gezien als een pistool op de borst van Engeland. De Republiek werd gevraagd zich aan te sluiten en zo ontstond de [[Triple Alliantie (1596)|Triple Alliantie]]. In de praktijk veranderde er weinig na het sluiten van het verbond. Iedere partij bleef zijn eigen strategie volgen.
 
Toen Albrecht dus in 1597 naar Frankrijk trok om [[beleg van Amiens|Amiens te belegeren]], zagen de Nederlanders kans voor [[Maurits' veldtocht van 1597|een nieuwe veldtocht]] in plaats van Frankrijk te hulp te schieten. In het oosten werden [[Beleg van Rijnberk (1597)|Rijnberk]], [[Beleg van Meurs (1597)|Meurs]], [[Beleg van Groenlo (1597)|Grol]] (nu Groenlo), [[Beleg van Bredevoort (1597)|Bredevoort]], [[Inname van Enschede (1597)|Enschede]], [[Inname van Ootmarsum (1597)|Ootmarsum]], [[Beleg van Oldenzaal (1597)|Oldenzaal]] en [[Beleg van Lingen (1597)|Lingen]] ingenomen.
 
Maurits' overwinningen betekenden een enorme opsteker voor de Republiek. Het gebied van de Unie van Utrecht was weer in Staatse handen waarmee zogezegd de ''Tuin van de Republiek was gesloten''.
 
=== De strijd voortgezet (1598–1609) ===
[[Bestand:Sebastiaen Vrancx (1573-1647) - Veldslag (1640) - Sevilla Bellas Artes 22-03-2011 12-07-38.jpg|thumb|left|De [[Slag bij Nieuwpoort]] in 1600 werd gewonnen door Maurits, echter zonder dat hij de stad kon innemen, door [[Sebastiaen Vrancx]], 1640.]]
 
In de periode van 1599 tot 1604 heeft de Republiek getracht de offensieve oorlog voort te zetten, maar het lukte hen niet de kracht van de Spaanse koning te breken. Financieel uitgeput sloten Frankrijk en Spanje de [[Vrede van Vervins]] in 1598. Spanje kon zich hierdoor weer volledig richten op de Republiek. Omdat zeventigjarige Filips II zijn eigen einde voelde naderen, bepaalde hij in 1598 dat zijn dochter [[Isabella van Spanje|Isabella]] zou trouwen met Albrecht om samen als 'soevereine vorsten' over de Nederlanden te regeren. De sluiting van het huwelijk heeft hij niet meer meegemaakt. Op 13 september van datzelfde jaar overleed Filips II en werd opgevolgd door zijn niet al te bekwame zoon [[Filips III van Spanje|Filips III]].
 
Spanje zette de Republiek militair en economisch onder druk om hen een vredesvoorstel te laten accepteren. Met een groot leger veroverde [[Francesco de Mendoza]] [[Beleg van Rijnberk (1598)|Rijnberk]] en [[Doetinchem (stad)|Doetinchem]]. Maurits beschikte over een veel kleiner leger maar kon door handig manoeuvreren een verdere opmars voorkomen. Op economisch gebied werd de handel tussen het Iberisch schiereiland en de Nederlanders verboden. Ondanks de druk van het Spaanse leger vertrouwden Johan van Oldenbarnevelt en Maurits Spanjes bedoelingen niet en gingen niet op het vredesaanbod in. Opnieuw in 1599 zette Spanje een grote aanval in. Mendoza viel de [[Bommelerwaard]] binnen en sloeg het [[Beleg van Zaltbommel (1599)|beleg voor Zaltbommel]]. Weer kon Maurits beschikken over een veel kleiner leger maar wist de stad desondanks succesvol te verdedigen. Het beleg werd afgebroken en kort daarop kreeg het Spaanse leger weer te maken met muiterijen.
 
Johan van Oldenbarnevelt wilde gebruik maken van de muiterijen in het Spaanse leger. Vanuit de Vlaamse kuststeden [[Nieuwpoort (België)|Nieuwpoort]] en [[Duinkerke]] waren [[Kaapvaart|kaper]]s actief die voor veel schade zorgden aan de Nederlandse handelsvloot en visserij. In een gewaagd plan werd Maurits met het leger diep vijandelijk gebied in gestuurd om deze steden aan te vallen. Albrecht kon echter op tijd de muiterij bedwingen en snelde naar Nieuwpoort waar hij Maurits verraste. De [[Slag bij Nieuwpoort]] die volgde kon maar net gewonnen worden door Maurits. De overwinning was een keerpunt in de oorlog nu bewezen was dat het Staatse leger zich prima kon meten met het Spaanse leger. Na de slag trok het Nederlandse leger zich terug.
 
[[Bestand:Sitio de Ostende.jpg|thumb|Het [[Beleg van Oostende]], een stad die na een belegering van drie jaar werd veroverd door [[Ambrogio Spinola]], door [[Peter Snayers]].]]
 
Albrecht begon in 1601 met het [[Beleg van Oostende]] dat zou verworden tot een van Europa's bloederigste en langstdurende belegeringen. In een poging het Spaanse leger weg te lokken van Oostende belegerde Maurits andere steden. Tussen 1601 en 1604 veroverde hij [[Beleg van Rijnberk (1601)|Rijnberk]], [[Beleg van Grave (1602)|Grave]], [[Aardenburg (stad)|Aardenberg]] en [[Beleg van Sluis (1604)|Sluis]] en tweemaal deed hij een vergeefse poging om [[Beleg van 's-Hertogenbosch (1601)|'s-Hertogenbosch]] te veroveren. Albrecht boekte weinig vooruitgang ondanks de enorme uitgaven in geld en mensenlevens. In 1603 werd, in ruil voor financiering van de belegering, het bevel over de troepen overgedragen aan [[Ambrogio Spinola]]. Spinola, een [[Genua (stad)|Genuese]] bankier, bleek een militair talent te zijn en kreeg Oostende in 1604 in handen. De nieuwe Engelse koning [[Jacobus I van Engeland|Jacobus I]] sloot vrede met Spanje waardoor de Republiek zijn laatste bondgenoot verloor.
 
Het jaar erop stootte Spinola met zijn versterkte leger razendsnel door de [[verdedigingsgordel]] van de Republiek tijdens zijn [[Spinola's veldtocht van 1605-1606|Spinola's veldtocht]]. Dat jaar werden [[Inname van Oldenzaal (1605)|Oldenzaal]] en [[Beleg van Lingen (1605)|Lingen]] veroverd. Door de snelheid was Spinola de Nederlanders iedere keer een stap voor. De terreinwinsten van Spinola verplichtten Maurits om steeds meer manschappen in te zetten in garnizoenen waardoor minder man overbleef voor het veldleger. Een jaar later in 1606 vielen [[Lochem (stad)|Lochem]], [[Beleg van Groenlo (1606)|Groenlo]] en [[Beleg van Rijnberk (1606)|Rijnberk]]. [[Beleg van Lochem|Lochem]] kon naderhand nog heroverd worden maar de herovering van Groenlo mislukte. Een impasse ontstond doordat beide partijen financieel uitgeput waren. In 1607 werd een wapenstilstand afgesproken zodat in de tussentijd over een vrede onderhandeld kon worden.
 
Op zee had de Republiek evenwel nog weinig te vrezen van Spanje. Bijna tegelijkertijd met het sluiten van de tijdelijke wapenstilstand, vernielden op 25 april 1607 Nederlandse oorlogsschepen onder leiding van [[Jacob van Heemskerck]] een Spaanse vloot, nog gedeeltelijk in aanbouw in de haven van [[Cádiz (stad)|Cádiz]]. Deze zeeslag staat bekend als de [[Zeeslag bij Gibraltar]]. Een andere winst was het intrekken van de handelsboycot die Spanje had opgelegd tegen Nederlandse handelsschepen. Spanje bleek te veel afhankelijk van de Nederlandse handel. Tot slot was de [[Vereenigde Oostindische Compagnie]] (VOC) mede opgericht om de Spanjaarden ook in [[Indië (regio)|Indië]] afbreuk te doen.
 
Tijdens de besprekingen kon geen overeenstemming bereikt worden over een definitieve vrede. Wel werd op 9 april 1609 in Antwerpen besloten tot een bestand, dat uiteindelijk twaalf jaar zou duren.
 
=== Twaalfjarig Bestand (1609-1621) ===
{{Zie hoofdartikel|Twaalfjarig Bestand}}
[[Bestand:Het Twaalfjarig Bestand in Antwerpen afgekondigd - Twelve Years' Truce declared in Antwerp (Frans Hogenberg).jpg|thumb|Afkondiging van het Twaalfjarig Bestand aan het Antwerps stadhuis, door Simon Frisius.]]
 
Na het sluiten van de wapenstilstand werden het leger en de vloot aan beide zijden drastisch ingekrompen om de financiële lasten te verlichten. De vrede tussen de Republiek en Spanje bleef twaalf jaar gehandhaafd ondanks de conflicten in binnen- en buitenland.
 
Een van die conflicten was de [[Gulik-Kleefse Successieoorlog]]. In 1609 overleed [[Johan Willem van Kleef|Johan Willem]], de laatste hertog van Gulik, Kleef en Berg. Verschillende Duitse vorsten maakten aanspraak op de erfenis, waarvan de [[Wolfgang Willem van Palts-Neuburg|Wolfgang Willem paltsgraaf van Neuburg]] en de [[Johan Sigismund van Brandenburg|Johan Sigismund keurvorst van Brandenburg]] de belangrijkste waren. Omdat de landen waar het om ging dicht tegen de Nederlandse oostgrens lagen was het een conflict van Europees belang. De [[Keizer Rudolf II|keizer]] liet [[Jülich|Gulik]] bezetten, maar dit was een te grote dreiging voor de Republiek. Samen met Frankrijk verjoeg Maurits daarop de keizerlijken uit [[Beleg van Gulik (1610)|Gulik]]. De strijd laaide opnieuw op in 1614 en Maurits versterkte Gulik en bezette met een Staats leger [[Rees]]. Onverwachts trok Spinola met een Spaans leger eveneens op en veroverde [[Aken (stad)|Aken]] en [[Wesel (stad)|Wezel]]. Beide generaals bezetten vervolgens meerdere steden zonder de confrontatie met elkaar aan te gaan. De wapenstilstand werd zodoende niet geschaad. Met het [[verdrag van Xanten]] kwam definitief een oplossing voor het conflict en kwamen de gebieden [[Hertogdom Kleef|Kleef]] en [[Graafschap Mark|Mark]] toe aan de keurvorst en [[Hertogdom Gulik|Gulik]] en [[Hertogdom Berg|Berg]] aan de paltsgraaf. Zowel de Republiek als Spanje mochten tevens garnizoenen houden in de door hen veroverde steden als vooruitgeschoven posten ter verdediging van de eigen gebieden.
 
De Republiek was na het sluiten van het bestand een feitelijk erkende onafhankelijke mogendheid. Binnen de Republiek ontstond tijdens dit ''Treves'', zoals het bestand ook genoemd werd, nieuwe godsdienstige en politieke verdeeldheid. Volgelingen van de geestelijke [[Jacobus Arminius]], de [[remonstranten]], kregen een conflict met de volgelingen van [[Franciscus Gomarus]], de [[contraremonstranten]]. Behalve een godsdienstig meningsverschil, speelde er vooral een politiek conflict. De remonstranten waren meer [[republiek|republikeins]] dan de contraremonstranten, die meer zagen in een sterke positie van het [[Huis Oranje-Nassau|Huis van Oranje]]. Daarnaast waren de remonstranten voor de wapenstilstand geweest en de contraremonstranten tegen de wapenstilstand. Johan van Oldenbarnevelt stond aan de kant van de remonstranten en Maurits koos partij voor de contraremonstranten. Het conflict escaleerde met het plegen van een [[staatsgreep]] door Maurits en zijn leger. Van Oldenbarnevelt werd gearresteerd en veroordeeld wegens hoogverraad. Op 13 mei 1619 werd hij op het [[Binnenhof (Den Haag)|Binnenhof]] in [[Den Haag]] onthoofd en was Maurits naast militair leider nu ook de onbetwiste politiek leider van de Republiek.
 
Ondertussen was in Duitsland een oorlog uitgebroken nadat in 1618 protestantse edelen in [[Koninkrijk Bohemen|Bohemen]] de koning uit het huis Habsburg afzetten. De afgezette koning [[Keizer Ferdinand II|Ferdinand II]], tevens twee jaar later de keizer van het [[Heilige Roomse Rijk]], riep de hulp in van de Spaanse koning Filips III. De protestantse edelen riepen op hun beurt de hulp in van andere Duitse protestantse vorsten boden de [[Frederik V van de Palts|Frederik V keurvorst van de Palts]] de kroon van Bohemen. De Republiek werd bij de oorlog betrokken door het bondgenootschap die zij had met de Duitse protestanten. Zodoende ontaardde een lokale strijd in een Europese oorlog die bekend zou staan als de [[Dertigjarige Oorlog]]. Frederik V werd in 1620 verslagen door Ferdinand en ging in ballingschap in Den Haag.
 
Voor de Zuidelijke-Nederlanden braken onder het bestuur van de aartshertogin [[Isabella van Spanje|Isabella]] en haar gemaal [[Albrecht van Oostenrijk|Albrecht]] in het algemeen jaren van relatieve rust en welvaart aan. In deze periode kwam het tot een opbloei van de [[kunst]]en en werd de positie van de Rooms-Katholieke Kerk verstevigd.
 
=== De Republiek in het defensief (1621-1625)===
[[Bestand:Velázquez - de Breda o Las Lanzas (Museo del Prado, 1634-35).jpg|thumb|''[[De overgave van Breda]]'', door [[Diego Velázquez (kunstschilder)|Diego Velazquez]], waarop [[Justinus van Nassau]] de sleutels van de stad overdraagt aan de opperbevelhebber van het Spaanse leger [[Ambrogio Spinola]].]]
 
Op 9 april 1621 liep de wapenstilstand tussen de Republiek en Spanje af en meteen werd de strijd hervat. In Spanje was de zestienjarige [[Filips IV van Spanje|Filips IV]] zijn overleden vader op 31 maart opgevolgd. Hij en zijn nieuwe adviseur [[Gaspar de Guzmán y Pimentel|Olivares]] zagen de wapenstilstand als een vernedering voor Spanje en wilden de Spaanse grandeur herstellen met het aangaan van een offensieve strijd. Maurits, die sinds de val van Johan van Oldenbarnevelt praktisch de leiding had in de Republiek, was net als de meerderheid in de Staten-Generaal voor voortzetting van de oorlog. Na het aflopen van het bestand overleed Albrecht van Oostenrijk op 13 juli. Isabella volgde hem op als soeverein van de Zuidelijke Nederlanden, maar omdat hun huwelijk kinderloos was gebleven, kwam de macht bij Spanje te liggen.
 
Spanje verhoogde de geldzendingen naar de Zuidelijke Nederlanden tot 900.000 guldens per maand. Niet alleen moest de Republiek op het land bestreden worden, ook moest zij op het water dwarsgezeten worden aangezien de Republiek daar economisch gezien veel te verliezen had. De Spaanse vloot werd uitgebreid, de vanuit [[Duinkerker kapers|Duinkerke opererende kapers]] werden gesteund en een handels[[embargo]] werd ingesteld. Deze tactiek zorgde er inderdaad voor dat de Republiek in de verdediging gedwongen werd. De Republiek op haar beurt liet de Vlaamse kust met Staatse oorlogsschepen blokkeren, legde hoge tarieven op voor handelen met de vijand en de [[West-Indische Compagnie]] (WIC) werd opgericht om Spanje te hinderen in het Atlantische gebied. De Republiek had geen geld om een duur veldleger bijeen te brengen en daarmee werd het initiatief aan Spinola gegeven.
 
Spinola concentreerde zich na afloop van het bestand op de Duitse gebieden waarvan sommige steden al bezet waren sinds het Twaalfjarig Bestand. In februari 1622 werd [[Beleg van Gulik (1621-1622)|Gulik veroverd]], waarbij Maurits niet in staat bleek de stad te ontzetten omdat doorgangen van tevoren waren bezet. Het jaar erop verwachtte Maurits een aanval in het oosten of noorden. Onverwachts sloeg Spinola vliegensvlug het [[Beleg van Bergen op Zoom (1622)|Beleg van Bergen op Zoom]] in Brabant. Het werd een mislukking. De verliezen waren groot en bij het aantreden van Maurits met een leger moest het beleg opgeheven worden.
 
In 1623 werd het leger van de protestantse bondgenoten van de Republiek verslagen door het keizerlijke leger bij [[Slag bij Stadtlohn|Stadtlohn]].
 
In augustus 1624 sloeg Spinola het [[Beleg van Breda (1624-1625)|beleg voor Breda]]. Het was een gewaagde onderneming omdat het al laat in het seizoen was. Spinola verwachtte de stad voor de winter in te kunnen nemen, maar dit was een misrekening: het zou tot juni 1625 duren voor hij Breda innam. De belegering was een aanslag op de Spaanse schatkist en had veel levens gekost. De prijs die betaald werd stond niet in verhouding met wat bereikt werd. Een sterke stad was nu in handen, maar de Republiek was niet naar de onderhandelingstafel gedwongen. Al tijdens het Beleg van Breda besloot Filips IV de strategie te wijzigen. Het leger werd ingekrompen en op land werd overgegaan op een goedkopere verdedigende oorlog. Op zee werd de offensieve oorlog echter gehandhaafd. Maurits was overleden in april 1625 en hij werd opgevolgd door zijn halfbroer [[Frederik Hendrik van Oranje|Frederik Hendrik]].
 
=== De Republiek opnieuw in de tegenaanval (1626-1634) ===
[[Bestand:Siege of Grol (Groenlo) 1627 - Grolla Obsessa et Expugnata (J.Blaeu).jpg|thumb|De [[Circumvallatielinie (Groenlo)|circumvallatielinie]] rond Groenlo tijdens het [[Beleg van Groenlo (1627)|beleg van 1627]] door Frederik Hendrik. Kaart door [[Joan Blaeu|J.Blaeu]], 1649.]]
 
Spanje ging over op een defensieve landoorlog en de Duitse keizer had zijn handen vol door een [[Koninkrijk Denemarken en Noorwegen|Deense]] inval tijdens de [[Dertigjarige Oorlog]]. Dat gaf de Republiek de mogelijkheid in het offensief te gaan. Het was mede mogelijk door verdragen met Frankijk, het subsidieverdrag van 1624 (financiële steun van Frankrijk), en met Engeland, het [[verdrag van Southampton]] van 1625, wat hen betrok bij de oorlog met Spanje.
 
Frederik Hendrik en zijn neef [[Ernst Casimir van Nassau-Dietz|Ernst Casimir]], die in 1620 zijn overleden broer Willem Lodewijk was opgevolgd, besloten in 1626 tot de [[Beleg van Oldenzaal (1626)|verovering van Oldenzaal]] zodat Twente niet meer gebrandschat kon worden. In het opvolgende jaar werd [[Beleg van Groenlo (1627)|Groenlo veroverd]]. Spanje kon dat jaar niet meer aan zijn betalingsverplichtingen voldoen en raakte bankroet.
 
Spinola vertrok in 1628 naar Madrid om te pleiten voor meer geld om het offensief voort te zetten of voor een vrede met Republiek nu de situatie nog redelijk gunstig was. Filips IV en Olivares wezen beide opties af en wilden wachten tot ook de keizer de Republiek zou aanvallen zodat de onderhandelingspositie van Spanje sterker zou zijn. Zover kwam het echter niet. Keizerlijke troepen onder [[Johan t'Serclaes van Tilly|Tilly]], bezetten [[Oost-Friesland]] aan de grens met de Republiek, nadat ze de Deense koning [[Christiaan IV van Denemarken|Christiaan IV]] hadden verdreven. Maar tot een keizerlijke inval kwam het niet door veranderende prioriteiten en financiële problemen.
[[Bestand:Prins Frederik Hendrik en graaf Ernst Casimir bij het beleg van 's-Hertogenbosch, 1629 (Pauwels van Hillegaert, 1635).jpg|alt=|links|miniatuur|[[Frederik Hendrik van Oranje|Frederik Hendrik]] en [[Ernst Casimir van Nassau-Dietz|Ernst Casimir]] bij het [[Beleg van 's-Hertogenbosch (1629)|Beleg van 's-Hertogenbosch]], 1629, door [[Paulus van Hillegaert]].]]
Na het vertrek van Spinola waren er problemen in het opperbevel van het Spaanse leger over de opvolging en miste het leger effectiviteit door geldgebrek. Spanje was in 1628 met Frankrijk verzeild geraakt in de [[Mantuaanse Successieoorlog]] in Noord-Italië waarvoor manschappen en geld vrijgemaakt moest worden. Tot overmaat van ramp veroverde de [[kaper (kapitein)|kaper]] [[Piet Hein (zeevaarder)|Piet Hein]] in de [[Slag in de Baai van Matanzas|Baai van Matanzas]] in naam van de Republiek een Spaanse [[Zilvervloot]]. De verovering zorgde in de Republiek voor geld en enthousiasme voor een grote onderneming.
 
Die grote onderneming werd het [[Beleg van 's-Hertogenbosch (1629)|Beleg van 's-Hertogenbosch]] in 1629. In een poging de Staatse troepen weg te lokken van 's-Hertogenbosch kreeg de Spaanse koning hulp van de keizer die een leger ter beschikking stelde onder leiding van [[Ernesto Montecuccoli]]. Het koninklijke en keizerlijke leger stak de IJssel over, [[Inval van de Veluwe (1629)|viel de Veluwe binnen]] en [[Inname van Amersfoort|nam Amersfoort in]]. De inval zorgde voor paniek onder de bevolking maar het Beleg van 's-Hertogenbosch werd niet opgeheven. In plaats daarvan werd in allerijl het Staatse leger uitgebreid zodat garnizoenen van bedreigde steden versterkt konden worden. Uiteindelijk werd de Republiek bevrijd uit deze netelige positie door de plotselinge [[inname van Wesel]] waarna het koninklijke en keizerlijke leger zich terugtrok. 's-Hertogenbosch kwam niet veel later in Staatse handen. In het zuiden waren grote zorgen over de kracht van de Republiek en de zwakte van het Spaanse leger. Leek Spanje in 1625 na Breda nog oppermachtig, in 1629 waren de rollen omgedraaid.
 
Een jaar later werd van beide kanten niets ondernomen. In 1631 verzamelde de Republiek een groot veldleger voor een invasie in Vlaanderen. Deze werd echter teruggetrokken door een tegenactie van de Zuidelijke Nederlanden. Brussel had zelf een verrassingsaanval voorbereid. Een vloot in samenwerking met een veldleger viel de Republiek binnen. De inval resulteerde in de [[Slag op het Slaak]] die met veel moeite gewonnen werd door de Staatsen.
 
Frederik Hendrik en de Staten-Generaal wilden in 1632 wederom tot een grote aanval overgaan. In eerste instantie was het plan gericht op Antwerpen. Dit veranderde echter door plotselinge ontwikkelingen. [[Hendrik van den Bergh]], een neef van Frederik Hendrik in Spaanse dienst, was zo ontevreden over het Spaanse gezag dat hij wilde overlopen naar de Republiek. Als stadhouder van Opper-Gelre kon hij voor een soepele doortocht langs de Maas zorgen. Daarnaast was het Spaanse [[Leger van Vlaanderen]] verzwakt doordat troepen naar de [[Paltsgraafschap aan de Rijn|Nederpalts]] in Duitsland waren gezonden om de keizer te helpen tegen de Zweedse koning [[Gustaaf II Adolf van Zweden|Gustaaf Adolf]]. Oranjes [[veldtocht langs de Maas]] die volgde resulteerde in de inname van de steden [[Beleg van Roermond (1632)|Roermond]] en [[Beleg van Venlo (1632)|Venlo]]. Het teruggetrokken koninklijk leger uit de Palts en een keizerlijk leger onder leiding van [[Gottfried Heinrich zu Pappenheim|Pappenheim]] dat te hulp schoot konden niet voorkomen dat ook [[Beleg van Maastricht (1632)|Maastricht werd ingenomen]].
 
[[Bestand:Archduke Ferdinand, by Peter Paul Rubens, c. 1635, oil on canvas - John and Mable Ringling Museum of Art - Sarasota, FL - DSC00654.jpg|thumb|Kardinaal-infant [[Ferdinand van Oostenrijk (1609-1641)|Don Ferdinand]], landvoogd van 1635 - 1641, door [[Peter Paul Rubens]], c. 1635.]]
 
Na de dramatisch verlopen veldtocht voor Brussel werden vredesbesprekingen aangegaan met de Republiek zonder Madrid te hebben geraadpleegd. De onderhandelingen liepen echter op niets uit. Datzelfde jaar overleed Isabella. Tot de komst van de broer van Filips IV, de [[Ferdinand van Oostenrijk (1609-1641)|kardinaal-infant Don Ferdinand]], werd [[Francisco de Moncada|Francisco de Moncada, markies van Aytona]] de interim-landvoogd. Hij deed een poging om het kort daarvoor verloren [[Beleg van Rijnberk (1633)|Rijnberk]] en [[Beleg van Maastricht (1634)|Maastricht]] in te nemen maar zonder succes.
 
Op 4 november 1634, na de gewonnen [[Slag bij Nördlingen]] in Duitsland kwam de nieuwe landvoogd Don Ferdinand met een leger aan in de Spaanse Nederlanden. Don Ferdinand zou weer een offensieve strijd gaan voeren. Niet alleen tegen het noorden en zuiden, maar ook in het oosten om de verbindingen met de keizer open te houden.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 269</ref> Het was zijn taak om Spanjes macht en reputatie te herstellen na de dramatisch verlopen jaren tussen 1629 en 1633. Het doel was het veroveren van belangrijke steden zodat een [[wapenstilstand]] met gunstige voorwaarden gesloten kon worden. Als dat lukte kon capaciteit vrijgemaakt worden voor de strijd in Duitsland, en zou het overzeese conflict, met name in [[Nederlands-Brazilië|Brazilië]] gestaakt worden.<ref name="Israel1997-69">{{aut|Israel, Jonathan I.}} (1997): ''Conflicts of Empires, 1585-1713'', blz. 69</ref>
 
=== Tweefrontenoorlog (1635-1640)===
De tegenstanders van de Habsburgers waren door Spaanse en keizerlijke troepen verslagen bij de Slag bij Nördlingen. Bevreesd voor de groeiende macht van de Habsburgers sloot de Franse eerste minister [[kardinaal de Richelieu]] een subsidieverdrag met de Republiek om hen in oorlog te houden. Een jaar later volgde een [[Verdrag van Parijs (1635)|alliantieverdrag]] tussen de Republiek en Frankrijk waardoor Frankrijk direct betrokken raakte in een [[Frans-Spaanse Oorlog (1635-1659)|oorlog met Spanje]]. Spanje werd gedwongen een tweefrontenoorlog te voeren. Afgesproken werd om de Zuidelijke Nederlanden te verdelen onder beide partijen mocht de bevolking niet in opstand komen. Zelf ging Frankrijk zich ook mengen in de Dertigjarige Oorlog.
 
[[Bestand:Gerrit van Santen - Het beleg van Schenckenschans door prins Frederik Hendrik, april 1636.jpg|thumb|left|Nadat Spaanse troepen Schenkenschans overrompeld hadden in 1635 werd het de gehele winter omsingeld en in april 1636 [[Beleg van Schenkenschans (1635-1636)|heroverd]] door Staatse troepen. Door [[Gerrit van Santen]].]]
 
In 1635 werd door de Republiek en Frankrijk een gezamenlijke veldtocht ondernomen. De twee legers werden bij Maastricht samengevoegd zodat een troepenmacht ontstond van 50.000 man. Het doel was naar Brussel te trekken om de oorlog in één klap te beslechten.<ref>{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Prud'homme van Reine, R.}}, 'De Republiek in oorlog' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 277</ref> [[Inname van Tienen|Tienen werd ingenomen]] en geplunderd. Bevoorrading was een groot probleem voor het leger dat zich diep in vijandelijk gebied bevond. Daarnaast was het Franse leger slecht betaald en weinig gedisciplineerd. Vanwege deze problemen en het nieuws dat hulptroepen uit het Rijk onder [[Ottavio Piccolomini]] onderweg waren moest het [[Beleg van Leuven]] worden opgebroken. Tot overmaat van ramp voor de Republiek werd de uiterst belangrijke [[Beleg van Schenkenschans (1635-1636)|Schenkenschans]] in Gelderland overrompeld door Spaanse soldaten. De succesvolle Spaanse veldtocht werd afgemaakt met de inname van dichtbijgelegen steden, [[Kleef (stad)|Kleef]], [[Goch]], [[Kalkar]], [[Kranenburg (Noordrijn-Westfalen)|Kranenburg]] en [[Gennep (plaats)|Gennep]] dat verbindingen met Schenkenschans verzekerde en met [[Valkenburg (Limburg)|Valkenburg]] en Limburg dat Maastricht isoleerde.<ref>{{aut|Vermeir, R.}} (2001): ''In staat van oorlog : Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden 1629-1648'' blz. 120</ref> Filips IV en Olivares waren enthousiast over het behaalde resultaat en overtuigd dat met Schenkenschans in handen de oorlog in het hart van de Republiek gevoerd kon worden. De kardinaal-infant kreeg de opdracht de schans tegen elke prijs te behouden.<ref name="Israel1997-69" /> Frederik Hendrik, bewust van het gevaar, spoedde zich naar de schans en blokkeerde hem de hele winter. In april 1636 werd hij na hevig bombarderen heroverd.
 
In 1636 vonden opnieuw vredesonderhandelingen plaats, maar wederom zonder resultaat. De Republiek ondernam dat jaar geen veldtocht door onenigheid over de grootte van het leger. Spaanse en keizerlijke troepen gingen ten aanval in Frankrijk en [[beleg van Corbie|Corbie]] nabij [[Amiens (stad)|Amiens]], wat voor paniek in Parijs zorgde.
 
Om medewerking te krijgen van de Staten van Holland werd in 1637 besloten tot een aanval op Duinkerke. Dit kon op steun rekenen omdat de vanuit hier opererende koninklijke vloot nog steeds voor grote schade onder Nederlandse koopvaarders en vissers zorgde. Door de ongunstige wind ontstond er vertraging waardoor het verrassingseffect weg was en de Spanjaarden tijdig nabij Antwerpen een grote troepenmacht konden samenbrengen. De tocht naar Duinkerke werd geannuleerd en het alternatief werd het [[Beleg van Breda (1637)|Beleg van Breda]] dat na tweeënhalve maand werd veroverd. Spanje wilde in 1637 Frankrijk binnenvallen maar moest het leger naar de grens met de Republiek sturen door de dreiging van de Republiek.<ref>{{aut|Israel, Jonathan I.}} (1997): ''Conflicts of Empires, 1585-1713'', blz. 80</ref> Het lukte Don Ferdinand niet om Breda te ontzetten toen dat beleg gaande was, en hij trok daarom naar de Maasvallei om de steden [[Inname van Venlo (1637)|Venlo]] en [[Beleg van Roermond (1637)|Roermond]] in te nemen. Maastricht kreeg hij niet in handen maar de linie aan de Staatse oostgrens was doorbroken.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 270</ref> De Fransen profiteerden van de Spaanse troepenconcentratie in het noorden en wisten vanuit het zuiden de plaatsen [[Landrecies]], [[Maubeuge]] en [[Damvillers]] te veroveren.<ref name="Graaf, Ronald de, Oorlog, mijn arme schapen, blz. 473">{{aut|Graaf, Ronald de}}, ''Oorlog, mijn arme schapen: een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648'', blz. 473</ref><ref>{{aut|Nimwegen, Olaf van}} (2006): ''Deser landen crijchsvolck' : het Staatse leger en de militaire revoluties (1588-1688)'' blz. 212</ref>
 
[[Bestand:Battle of Kallo.jpg|thumb|Bij de [[Slag bij Kallo]] in 1638 leed het Staatse leger een gevoelige nederlaag in een poging Antwerpen te belegeren. Door [[Peter Snayers]].]]
 
Een inval in Vlaanderen door Staatse troepen had alleen kans van slagen als Antwerpen ingenomen zou worden. Voor Spanje was het onmogelijk tegelijkertijd een offensieve oorlog tegen zowel de Republiek als Frankrijk te voeren. Het belang van Brabant en Vlaanderen was groter voor Spanje dan de zuidelijkere provincies [[Graafschap Henegouwen|Henegouwen]] en [[Graafschap Artesië|Artesië]] en daarom kregen de eerste provincies meer bescherming. De strategie bleek succesvol. In juni 1638 deed de Republiek een poging Antwerpen te veroveren. Frederik Hendrik trok met de hoofdmacht op door Brabant richting de stad. Het legeronderdeel van [[Willem van Nassau-Siegen (1592-1642)|Willem van Nassau-Siegen]] zou de stad van de Vlaamse kant benaderen en insluiten. Spaanse troepen wisten echter door zijn linies te breken en het leger verpletterend te verslaan in de [[Slag bij Kallo]]. De belegering van Antwerpen werd daardoor afgebroken. In dezelfde periode sloeg Frankrijk het [[beleg van Sint Omaars]] dat werd opgegeven na de komst van Piccolomini.<ref name="Graaf, Ronald de, Oorlog, mijn arme schapen, blz. 473" /> Na de nederlaag bij Kallo werd een tevergeefse poging gedaan [[beleg van Geldern (1638)|Geldern]] te veroveren. Voor de Republiek was gebleken dat zolang het Spaanse leger niet werd weggeroepen voor een grote Franse invasie, het heel moeilijk was om een belegering te beginnen tegen Antwerpen, Brugge of Gent.<ref>{{aut|Nimwegen, Olaf van}} (2006): ''Deser landen crijchsvolck' : het Staatse leger en de militaire revoluties (1588-1688)'' blz. 215-217</ref>
 
Frankrijk zette in 1639 twee legers in om de blamage van het voorafgaande jaar goed te maken. Voor de Republiek gaf dat hoop om ook iets te kunnen veroveren na een teleurstellend jaar. Het plan was om Hulst in te nemen. Echter toen de Staatse troepen klaar stonden in [[Bergen op Zoom]] om naar Vlaanderen te varen, had ook de kardinaal-infant een sterk leger verzameld in Vlaanderen. Frederik Hendrik deed nog een poging om dit leger weg te lokken maar dat mislukte. Ook het Franse leger had weinig succes. Het eerste leger werd [[beleg van Thionville (1639)|verslagen bij Thionville]] door Piccolomini. Het tweede kreeg [[Beleg van Hesdin|met succes Hesdin in handen]] .
 
[[Bestand:Reinier Nooms - Before the Battle of the Downs - c.1639.jpg|left|thumb|De [[Staatse vloot]] voor de [[Zeeslag bij Duins]]. De gewonnen zeeslag behoort tot de grootste Nederlandse overwinningen uit de zeventiende eeuw op het water.<ref name="Nimwegen-287">{{aut|Nimwegen, O}} & {{aut|Prud'homme van Reine, R.}}, 'De Republiek in oorlog' in ''De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648'' blz. 287</ref> Door [[Reinier Nooms]].]]
 
Spanje en Engeland hadden in 1630 vrede gesloten en sindsdien waren troepenverplaatsingen voor Spanje over zee betrekkelijk veilig. Tussen 1631 en 1637 waren ruim 16.000 soldaten via zee in de Nederlanden aangekomen.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 273</ref> In 1639 was een nieuwe grote vloot met troepen en oorlogsschepen onderweg om de Nederlandse vloot te verslaan en verse troepen aan land te zetten. Het kwam tot een treffen tussen de Staatse vloot onder leiding van [[Maarten Harpertszoon Tromp|Maarten Tromp]] en deze '[[tweede Spaanse Armada]]', tijdens de [[Zeeslag bij Duins]], die Tromp won. Driekwart van de troepen wist desondanks vanuit Engeland de Spaanse Nederlanden te bereiken maar het was voor Spanje duidelijk dat de route over zee niet meer gebruikt kon worden om troepen aan te voeren.<ref name="Nimwegen-287" /> Daarnaast was de route over land ook niet meer begaanbaar sinds het afsnijden van de [[Spaanse weg]] met de [[beleg van Breisach|Franse inname van Breisach]] in 1638. De Spaanse Nederlanden waren voorlopig op zichzelf aangewezen. Er gingen geluiden op in de Republiek om het veldleger in te krimpen na de twee teleurstellende jaren, maar de nieuwe situatie in de Spaanse Nederlanden gaf weer een reden om inkrimping uit te stellen.
 
In 1640 viel de Republiek Vlaanderen binnen en verkende de mogelijkheid Brugge in te nemen. Toen dat niet mogelijk leek, werd opnieuw een tevergeefse poging gedaan om Hulst te veroveren. [[Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz|Hendrik Casimir]], de Friese stadhouder, kwam hierbij om het leven. Frankrijk sloeg het [[Beleg van Atrecht (1640)|Beleg van Atrecht]] (Arras). Spanje had de intentie om Maastricht te belegeren maar kon dit niet uitvoeren door het terugtrekken van de keizerlijke troepen van Piccolomini uit de Spaanse Nederlanden en de invasies van de Republiek en Frankrijk. Het stoppen van de Staatse invasie kreeg prioriteit waardoor Arras na een maand door de Fransen ingenomen kon worden.<ref>{{aut|Israel, Jonathan I.}} (1997): ''Conflicts of Empires, 1585-1713'', blz. 86</ref>
 
Naast het verlies van Arras kreeg Spanje in 1640 te maken met een aantal andere catastrofes. Zo was er een [[Catalaanse opstand|opstand]] in [[Catalonië]], gesteund door Frankrijk, het [[beleg van Turijn (1640)|verlies van Turijn]] in [[Italië]] aan Frankrijk, en het meest desastreus de [[Portugese Restauratieoorlog|opstand van Portugal]]. Deze tegenslagen zorgden voor enorme reputatieschade en brachten Spanjes tegenstanders veel optimisme. Ondanks de problemen op het Iberisch schiereiland werden de gelden die Madrid naar Brussel stuurde niet verminderd in de periode 1640-1642. Een groot leger in de Spaanse Nederlanden dwong tevens Frankrijk een groot leger in het noorden aan te houden. De focus van het Spaanse leger verschoof naar Frankrijk.<ref>{{aut|Israel, Jonathan I.}} (1997): ''Conflicts of Empires, 1585-1713'', blz. 86-88</ref>
 
=== Het einde in zicht (1641-1646)===
[[Bestand:Pieter Snayers - The siege of Aire-sur-la-Lys.jpg|thumb|[[Beleg van Ariën]] in 1641. De stad werd in mei door Frankrijk ingenomen. In december werd het heroverd door het Spaanse leger onder [[Francisco de Melo|De Melo]]. Door [[Peter Snayers]].]]
 
De ernstig zieke Don Ferdinand, die in november 1641 overleed, werd op interim basis vervangen door Don [[Francisco de Melo]]. De opstanden van Catalonië en Portugal kregen nu prioriteit waardoor er minder geld uit Madrid kwam voor de Spaanse Nederlanden. Frederik Hendrik nam dat jaar [[Beleg van Gennep|Gennep]] in. Na de inname van Gennep trok Frederik Hendrik met het leger naar Noord-Vlaanderen maar de Spaanse stellingen bleken te sterk voor een aanval op Hulst of Brugge. De Fransen waren ondertussen Artesië binnengevallen en hadden [[Ariën-aan-de-Leie|Ariën]], [[Lens (Frankrijk)|Lens]], [[La Bassée]] en [[Bapaume]] ingenomen. Melo kon voorkomen dat [[Rijsel]] en [[Douai|Dowaai]] in Franse handen kwamen en kon Ariën in december terugpakken.<ref>{{aut|Vermeir, R.}} (2001): ''In staat van oorlog : Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden 1629-1648'' blz. 163</ref>
 
In 1642 maakte De Melo grote delen van de Franse gebiedswinsten ongedaan en behaalde grote overwinningen, zoals de [[Slag bij Honnecourt]] en de inname van [[La Bassée]]. Bij Honnecourt was een Frans leger vernietigend verslagen dus kon geen sprake meer zijn van een Frans-Staatse invasie. Frederik Hendrik besloot dat jaar over te gaan op een verdedigende strategie. Een aanbod tot onderhandelingen over vrede werd door Frederik Hendrik afgewezen.<ref>{{aut|Vermeir, R.}} (2001): ''In staat van oorlog : Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden 1629-1648'' blz. 250</ref>
 
Kardinaal De Richelieu was in december 1642 overleden en ook de gezondheid van de Franse koning [[Lodewijk XIII van Frankrijk|Lodewijk XIII]] was zwak. Omdat Spanje bij te veel conflicten betrokken was stuurde Olivares opnieuw aan op vrede met de Republiek en Frankrijk. In de Republiek was al lange tijd een discussie gaande tussen een factie die de oorlog wilde voortzetten en een factie die vrede verlangde. De vredesfactie werd groter naarmate de jaren verstreken, de kosten toenamen en grote successen uitbleven. In 1643 werd onder zijn druk een troepenreductie bewerkstelligd. De interim landvoogd De Melo kwam dit te weten en bereidde daarom een aanval voor op Frankrijk omdat hij door de reductie niet hoefde te vrezen voor een Staatse aanval. De Melo wilde hiermee de druk op Frankrijk opvoeren om met een vrede in te stemmen nu de koning stervende was. Na zijn aanvankelijke successen tegen de Fransen het jaar tevoren, werd Francisco de Melo op 16 mei 1643 echter vernietigend verslagen in de [[Slag bij Rocroi]].
 
Rocroi was een omkeerpunt in de oorlog. Het gros van de ervaren soldaten uit het Spaanse leger was gevangengenomen of gedood zodat het na 1643 niet meer mogelijk was vanuit de Spaanse Nederlanden een inval in Frankrijk te doen. De goede reputatie van het Spaanse leger lag aan diggelen en het was duidelijk dat Spanje door de problemen met de opstanden van het koninkrijk Portugal en Catalonië militair zeer verzwakt was.<ref>{{aut|Israel, Jonathan I.}} (1997): ''Conflicts of Empires, 1585-1713'', blz. 90-91</ref> Na de slag zette Frankrijk het offensief voort en belegerde succesvol [[Beleg van Thionville (1643)|Thionville]]. Frederik Hendrik trachtte te profiteren van de problemen in het Spaanse leger. Toen hij naar Hulst trok werd hij echter weer geconfronteerd met het gros van het overgebleven Spaanse leger waarna Oranje met het leger weer vertrok.<ref>{{aut|Nimwegen, Olaf van}} (2006): ''Deser landen crijchsvolck' : het Staatse leger en de militaire revoluties (1588-1688)'' blz. 225</ref>
 
[[Bestand:De verovering van de stad Hulst op de Spanjaarden, 5 november 1645 Rijksmuseum SK-A-251.jpeg|left|thumb|[[Beleg van Hulst (1645)|De verovering van Hulst]], in 1645, door het Staatse leger. Door [[Hendrick de Meijer]].]]
 
Het jaar erop werd weer ingezet op een Staatse aanval op Antwerpen. Wederom had De Melo een grote troepenmacht van 10.000 à 12.000 man in de nabijheid van de stad geplaatst zodat Antwerpen, Brugge en Gent gedekt waren.<ref>{{aut|Nimwegen, Olaf van}} (2006): ''Deser landen crijchsvolck' : het Staatse leger en de militaire revoluties (1588-1688)'' blz. 226</ref> Frankrijk belegerde ondertussen Grevelingen. Frederik Hendrik zag zijn kans om [[Beleg van Sas van Gent (1644)|Sas van Gent te belegeren]]. Na de inname van [[Grevelingen (stad)|Grevelingen]] door de Fransen kwam De Melo met een ontzettingsleger maar het mocht niet baten. Sas van Gent werd ingenomen maar Frederik Hendrik was allerminst tevreden omdat zijn doel Antwerpen was. Op 20 september 1644 werd De Melo opgevolgd door [[Manuel de Castel Rodrigo]].
 
Nog steeds wilde Frederik Hendrik Antwerpen innemen. Daartoe had Frederik Hendrik in 1645 voor elkaar gekregen dat het veldleger tot 30.000 man uitgebreid werd. Echter, toen hij te horen kreeg dat het Spaanse leger beschikte over een grotere cavalerie dan hijzelf, besloot Frederik Hendrik om niet het beleg van Antwerpen te slaan. De Fransen gingen ondertussen voortvarend te werk met het veroveren van enkele steden als [[Armentiers]], [[Menen]] en [[Mardijk]].<ref>{{aut|Graaf, Ronald de}}, ''Oorlog, mijn arme schapen: een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648'', blz. 475</ref> Toen een Frans leger Frederik Hendrik te hulp schoot, kon hij het [[Beleg van Hulst (1645)|beleg van Hulst]] slaan.<ref>{{aut|Nimwegen, Olaf van}} (2006): ''Deser landen crijchsvolck' : het Staatse leger en de militaire revoluties (1588-1688)'' blz. 232</ref> De situatie zag er somber uit voor het behoud van de Zuidelijke Nederlanden. Madrid wist dat er vrede gesloten moest worden om Antwerpen te houden. Een tweefrontenoorlog voeren was niet langer mogelijk.<ref>{{aut|Vermeir, R.}} (2001): ''In staat van oorlog : Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden 1629-1648'' blz. 287</ref>
 
De Franse veroveringen werden ook in de Republiek met argusogen gadegeslagen. Daardoor steeg in de Republiek de bereidheid tot het houden van vredesbesprekingen die zouden beginnen in 1646. In een laatste poging Antwerpen in te nemen werd opnieuw het leger uitgebreid en kreeg het versterking van Frankrijk. Door Spaanse inspanningen mislukte het [[Beleg van Antwerpen (1646)|Beleg van Antwerpen]]. De Fransen konden daardoor zonder veel weerstand enkele steden in het zuiden veroveren, waaronder [[Duinkerke]] met Staatse vlootondersteuning en [[Kortrijk (hoofdbetekenis)|Kortrijk]].<ref>{{aut|Vermeir, R.}} (2001): ''In staat van oorlog : Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden 1629-1648'' blz. 290</ref> Frederik Hendrik deed een laatste poging om een stad te bemachtigen maar [[beleg van Venlo (1646)|Venlo]] bleek niet haalbaar. Frederik Hendrik overleed in 1647 nadat zijn gezondheid al geruime tijd achteruit was gegaan. Hij werd opgevolgd door zijn zoon [[Willem II van Oranje|Willem II]]. Landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden werd aartshertog [[Leopold Willem van Oostenrijk|Leopold van Oostenrijk]].
 
== Vrede van Münster ==
[[Bestand:Westfaelischer Friede in Muenster (Gerard Terborch 1648).jpg|thumb|left|Met de [[Vrede van Münster]] in 1648 kwam een einde aan de Tachtigjarige Oorlog, door [[Gerard ter Borch (II)|Gerard ter Borch]].]]
 
In het verleden waren veel pogingen gedaan om een vrede tussen Spanje en de Republiek te sluiten. Steeds lukte het niet op twee punten: de soevereiniteit die Spanje niet wilde opgeven en de positie van de katholieken die Spanje veiliggesteld wilde hebben in de Republiek. Door de nijpende situatie wilde Spanje niet meer zo vasthouden aan deze standpunten. Een vrede met de Republiek moest komen tot elke prijs. Daarom was Spanje bereid tot het doen van grote concessies.<ref>{{aut|Deursen, A. Th.}} (2006): ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'', blz. 236</ref>
 
In 1644 was een groot vredescongres begonnen in de Westfaalse steden [[Münster (stad)|Münster]] en [[Osnabruck]] om de Dertigjarige Oorlog tussen Zweden, Frankrijk, Spanje en de keizer te beëindigen. Het was het eerste grote vredescongres in de West-Europese geschiedenis. Door de alliantie met Frankrijk kon de Republiek ook aanschuiven bij de besprekingen. Daar schoof de Republiek in 1646 bij aan en na een aantal weken van beraad met de Spaanse ambassadeurs was een eerste akkoord al bereikt, een wapenstilstand voor twintig jaar. Krachtens het alliantieverdrag met Frankrijk mocht de Republiek niet zelfstandig een vrede sluiten met Spanje. De Fransen stelden echter hoge eisen aan een vrede. De toegeeflijkheid van Spanje aan de Staatse eisen en het wantrouwen richting de Fransen leidden tot veel discussies in de Republiek, zowel in de regeringscolleges als op straat hoe hiermee moest worden omgegaan. Besloten werd om de Fransen bij een vrede te betrekken, maar mochten zij onredelijke eisen stellen dan zou de Republiek een afzonderlijke vrede sluiten.
 
In de tweede ronde van onderhandelingen werd gestreefd naar een vrede waarvan de voorlopige voorwaarden op 8 januari 1647 ondertekend werden. Met Frankrijk kon geen overeenstemming bereikt worden omdat zij steeds met nieuwe eisen kwamen. De Staten besloten hierop buiten Frankrijk om vrede te sluiten met Spanje. Op 30 januari 1648 werd de definitieve vredestekst vastgesteld. Deze werd ter ondertekening naar Den Haag en Madrid gestuurd. Op 15 mei werd de vrede plechtig bezworen.<ref>{{aut|Groenveld, Simon; Leeuwenberg, H.L.Ph.}} (2008): ''De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)'', blz. 286-289</ref>
 
Overeengekomen werd dat de soevereiniteit van de Republiek door Spanje werd erkend, de [[sluiting van de Schelde|Schelde werd 'gesloten']] en de Vlaamse zeehavens werden belast met hoge importtarieven, veroveringen van de WIC en VOC in de Indiën werden gerespecteerd, de [[Meierij van 's-Hertogenbosch]] kwam toe aan de Republiek en er werd geen toegeving gedaan ten gunste van katholieken in de Republiek.
 
De Dertigjarige Oorlog werd datzelfde jaar in oktober beslecht. De Frans-Spaanse oorlog werd pas beëindigd met de [[vrede van de Pyreneeën]] in 1659.
 
[[Bestand:Helst, Peace of Münster.jpg|thumb|center|600px|''[[Schuttersmaaltijd ter viering van de Vrede van Munster]]'', door [[Bartholomeus van der Helst]] in 1648.]]
 
== De vluchtelingenstroom uit de Zuidelijke Nederlanden ==
[[Bestand:Anvers Maison Rubens.JPG|thumb|De binnenplaats van het Rubenshuis]]
{{Zie hoofdartikel|Migratiestroom in de Nederlanden}}
De godsdienstige on[[Tolerantie (maatschappij)|verdraagzaamheid]] en de ellende die de oorlog meebracht, leidden tot migratiestromen in de Nederlanden, onder meer die van protestanten richting de [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden]] (reeds in de jaren 1578-1588 toen deze formeel nog niet bestond), maar ook richting de andere omringende landen. Omgekeerd gingen de katholieken naar het zuiden.
 
De grootste beweging naar het noorden (vooral Holland) vond plaats in de jaren 1583-1585 tijdens de herovering door het [[Leger van Vlaanderen|regeringsleger]] van de grote Vlaamse en Brabantse steden (Ieper, Brugge, Gent, Brussel, Mechelen en vooral Antwerpen). Dankzij de instroom van deze veelal kapitaalkrachtigen en/of intellectuelen ging het economische en militaire overwicht verschuiven van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden.
 
Terwijl in het noorden de [[Gouden Eeuw (Nederland)|Nederlandse 'Gouden Eeuw']] aanbrak, waarvan veel uitgeweken zuiderlingen aan de basis lagen, kende het zuiden een [[Gouden Eeuw (Antwerpen)|Gouden Eeuw van Antwerpen]]. Zo werd bijvoorbeeld tussen 1611 en 1627 het [[Rubenshuis]] in Antwerpen gebouwd, door renovatie van een deels verwoest woonhuis uit 1550.
 
De massale inwijking van vluchtelingen, die in de Republiek een grote demografische verschuiving veroorzaakte, bracht naast economische, culturele en wetenschappelijke verrijking, ook sociale spanningen met zich mee.
 
== Latere visies op de Tachtigjarige Oorlog ==
Door diverse [[geschiedschrijving|geschiedschrijvers]] is de Opstand verschillend beoordeeld. De eerste van hen was [[Pieter Corneliszoon Hooft|P.C. Hooft]] met zijn werk ''[[Nederlandsche Historien|De Nederlandsche Historiën]]'' (1642-1647), dat de Opstand van 1555 tot 1587 beschreef. Hij poogde onpartijdig te schrijven door ook Spaanse bronnen te raadplegen.
 
In de zeventiende eeuw overheersten de geschriften van tijdgenoten het beeld van de Tachtigjarige Oorlog. Chroniqueurs als [[Pieter Christiaenszoon Bor|Bor]] en [[Emanuel van Meteren|Van Meeteren]], [[Pieter Corneliszoon Hooft|Hooft]] en [[Hugo de Groot (rechtsgeleerde)|De Groot]], [[Lieuwe van Aitzema|Aitzema]] en [[Willem Baudartius|Baudartius]] konden uit de eerste hand vertellen. In de achttiende eeuw werd het verzamelen van bronnen uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog belangrijker. Met name de compilatie van [[Jan Wagenaar (historicus)|Jan Wagenaar]] uit het midden van de achttiende eeuw werd een standaardwerk voor die tijd en hierdoor raakten de contemporaine schrijvers meer op de achtergrond.<ref>{{aut|Petrus Johannes Blok|Blok, P.J.}} (1896): [https://www.dbnl.org/tekst/blok013gesc02_01/blok013gesc02_01_0001.php 'Voorrede'] in ''Geschiedenis van het Nederlandsche volk'', Deel 2, A.W. Sijthoff, p. V-VI</ref>
 
In de negentiende eeuw werd de Tachtigjarige Oorlog weer uitgebreid onderzocht. Tot die tijd werd vooral gesproken van De Opstand of De Nederlandse Opstand.{{Bron?||2012|03|19}} De naam Opstand slaat vooral op de eerste fase van de Tachtigjarige Oorlog, toen de Republiek nog niet bestond. In een studie uit 2004 spreekt historicus [[Arie van Deursen]] over De Opstand van 1572-1584. [[Robert Fruin (historicus)|Robert Fruin]] merkte echter al in 1861 op dat geschiedschrijvers geneigd zijn slechts deze beginperiode uitvoerig te beschrijven tot de moord op Willem van Oranje in 1584, terwijl dit geenszins het keerpunt van de oorlog was, dat pas in 1588 kwam met de oprichting van de Republiek en de nederlaag van de Spaanse Armada, en na de Tien jaren daarna pas de Opstand (althans voor het Noorden) vrijwel gewonnen was.<ref>{{aut|Robert Jacobus Fruin}}, ''Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog, 1588-1598'' (tweede uitgave 1861), 1. Amsterdam: Gebhard & Co.</ref>
 
Volgens de [[gereformeerd]]e antirevolutionair [[Guillaume Groen van Prinsterer]] ging de Opstand erom hoe door Gods leiding het Nederlandse volk onder het [[huis Oranje-Nassau]] zijn vrijheid wist te verwerven. Dit kwam het duidelijkst naar voren in zijn ''Handboek der geschiedenis van het vaderland'' (1846).<ref>Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. ''Groen van Prinsterer, Guillaume''. Microsoft Corporation/Het Spectrum.</ref>
 
De door [[Leopold von Ranke|Rankes]] [[Historisme (geschiedschrijving)|historisme]] en [[John Stuart Mill|Mills]] [[liberalisme]] beïnvloede Fruin, die als eerste de [[leerstoel vaderlandse geschiedenis]] van de [[Universiteit Leiden]] bekleedde, betrachtte een wetenschappelijke benadering van de Opstand, in tegenstelling tot de louter verhalende geschiedenis die tot dan toe gebruikelijk was. Fruin richtte zich daarbij hoofdzakelijk op twee perioden: ''Tien jaren uit den Tachtigjarigen Oorlog'' (1857) over 1588-1598 en ''Het voorspel van de Tachtigjarigen Oorlog'' (1859) over 1555-1568. In zijn werk is aanvankelijk wel enige [[staatsen|staatsgezindheid]] te merken, later daarentegen [[Orangisme (Republiek)|orangisme]].<ref>Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. ''Fruin, Robert Jacobus''. Microsoft Corporation/Het Spectrum.</ref>
 
De eveneens liberale [[Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink]] heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het onderzoek door het opzetten van het [[Rijksarchief (Nederland)|Rijksarchief]]. In 1857 vertaalde hij ''The Rise of the Dutch Republic'' (1856) van de Amerikaanse puriteinse historicus [[John Lothrop Motley]].<ref>[https://www.dbnl.org/tekst/_vad003185701_01/_vad003185701_01_0108.php Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1857] bij de [[Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren]]</ref>
 
In het midden van de negentiende eeuw deden ook de Belgen [[Louis-Prosper Gachard]] en [[Joseph Kervyn de Lettenhove]] grondig bronnenonderzoek naar de Tachtigjarige Oorlog, vooral in de Brusselse en Spaanse archieven.<ref>P.J. Blok - Geschiedenis van het Nederlandsche Volk - deel 3: De Tachtigjarige oorlog, A.W. Sijthoff - Leiden, 1896, voorrede</ref>
 
Het katholieke antwoord op de protestantse en liberale geschiedschrijving kwam van [[Willem Jan Frans Nuyens]], die stelde dat ook katholieken goede vaderlanders konden zijn en velen van hen ook meevochten tegen de Spanjaarden tijdens de Opstand. Nuyens' werk ''Geschiedenis der Nederlandsche Beroerten in de XVIe eeuw'' (Amsterdam, 1865-70, 8 delen) was belangrijk voor het (her)vinden van de rol van de Nederlandse katholieken in de Opstand en daarmee in de Nederlandse staat en droeg bij aan hun emancipatie.
 
De [[sociaaldemocratie|sociaaldemocraat]] [[Pieter Geijl]] bracht begin twintigste eeuw een vernieuwende visie op de Opstand, door te stellen dat deze inging tegen de logische loop der geschiedenis, waarin uiteindelijk elk volk zijn eigen staat zou moeten kunnen vestigen, terwijl dit voor een deel van wat Geijl zag als de Nederlandse stam, namelijk het zuidelijke oftewel de [[Vlamingen]], niet opging. Geijl meende dat de Republiek door had moeten vechten om ook de Nederlandstalige gewesten van het latere België te veroveren, die in de jaren 1579-1585(-1604) verloren waren gegaan, zodat er een Dietse volksstaat zich had kunnen vestigen. Hij pleitte in de ''Groot-Nederlandse gedachte'' (1925, 1930) om de tijdens de Opstand verloren gegane Vlaams-Nederlandse eenheid te herstellen. Daarvoor moest de geschiedenis worden herschreven in [[Grootneerlandisme|Groot-Nederlandse]] zin, en Geijl trachtte dat in zijn werk ''Geschiedenis van de Nederlandsche Stam'' (1939-1962), waarin hij echter niet verder kwam dan het jaar 1798.<ref>Encarta-encyclopedie Winkler Prins (1993-2002) s.v. ''Geyl, Pieter Catharinus Arie''. Microsoft Corporation/Het Spectrum</ref>
 
==Zie ook==
* [[Geschiedenis van de Spaanse Nederlanden]]
* [[Tachtigjarige Oorlog van A tot Z]]
 
==Literatuur==
* {{Citeer boek
| achternaam = Blom, J.C.H. en Lamberts, E.
| auteurlink =
| datum = 2013
| titel = Geschiedenis van de Nederlanden
| uitgever = ThiemeMeulenhoff
| plaats = Amersfoort
| ISBN = 9789055744749
| pagina's = 432 p
}}
* Briels, J. ''Zuid-Nederlanders in de Republiek 1572 - 1630. Een demografische en cultuurhistorische studie'' {{ISBN|90 6467 062 5}}
* Cruyningen, Arnout van, ''De Opstand 1568-1648. De strijd in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden'', 2018, Uitgeverij Omniboek {{ISBN|9789401912662}}
* Cruyningen, Arnout van, ''De Tachtigjarige Oorlog. De vrijheidsstrijd in de Nederlanden'', 2017, Uitgeverij Omniboek.
* Ham, van der, Gijs, ''80 jaar oorlog. De geboorte van Nederland'', 2018, Atlas Contact.
* [[Arie van Deursen|Deursen, A. Th.]] ''De last van veel geluk. Geschiedenis van Nederland 1555-1702'' {{ISBN|9035126270}} (eerste uitgave 2004)
* [[Robert Fruin (historicus)|Fruin, R.]] ''Het voorspel van de 80-jarige oorlog'' (eerste uitgave 1859)
* Fruin, R. ''Tien Jaren uit de 80-jarige oorlog'' 1588-1598 (eerste uitgave 1857)
* {{Citeer boek
| achternaam = Graaf, Ronald de
| auteurlink =
| datum = 2004
| titel = Oorlog, mijn arme schapen: een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648
| uitgever = Uitgeverij Van Wijnen
| plaats = Franeker, NL
| ISBN = 9051942729
| pagina's = 686 p
}}
* {{Citeer boek
| achternaam = Groen, Petra (red)
| auteurlink =
| datum = 2013
| titel = De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog. 1568-1648
| uitgever = Uitgeverij Boom
| plaats = Amsterdam, NL
| ISBN = 9789461054753
| pagina's = 496 p
}}
* {{Citeer boek
| achternaam = Groenveld, Simon
| auteurlink =
| medeauteurs = Et al.
| datum = 2012
| titel = De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560 - 1650)
| uitgever = 2e herziene en aangevulde druk [1e druk: 2008]. De Walburg pers
| plaats = Zutphen
| ISBN = 9789057308383
| pagina's = 432 p
}}
* [https://www.ntr.nl/80-Jaar-Oorlog/288 Goedkoop, H., NTR, 2018, ''Tachtig jaar oorlog''.]
* Groenveld, Simon, ''Facetten van de Tachtigjarige Oorlog'', Hilversum, Verloren, 2018.
* [[Hugo de Groot (rechtsgeleerde)|Groot, H. de]]. ''[[Kroniek van de Nederlandse Oorlog]]. De Opstand (1559-1588)'', {{ISBN|978 94 6004 156 3}}, vertaald door J. Waszink, 2014
* [[Jonathan Israel|Israel, J.I.]] ''De Republiek 1477-1806'', Franeker: Wever, 1996 (vertaling van ''The Dutch Republic: its rise, greatness and fall 1477-1806'', Oxford 1995)
* {{Citeer boek
| achternaam = Israel, Jonathan I.
| auteurlink = Jonathan Israel
| datum = 1997
| titel = Conflicts of Empires, 1585-1713
| url = https://archive.org/details/conflictsempires00isra
| uitgever = The Hambledon Press
| plaats = London, GB
| ISBN = 1852851619
| pagina's = [https://archive.org/details/conflictsempires00isra/page/n504 504] p
}}
* Lem, A. van der. ''De opstand in de Nederlanden, 1568-1648'', 2014, {{ISBN|9789460041921}}
* Lem, A. van der; '' De opstand in de Nederlanden 1568-1648. De Tachtigjarige Oorlog in woord en beeld.'', 2018, Uitgeverij Vantilt.
* {{Citeer boek
| achternaam = Nimwegen, Olaf van
| auteurlink =
| datum = 2006
| titel = 'Deser landen crijchsvolck': het Staatse leger en de militaire revoluties (1588-1688)
| uitgever = Uitgeverij Bert Bakker
| plaats = Amsterdam, NL
| ISBN = 9035129415
| pagina's = 551 p
}}
* [[Jacques Presser|Presser, J.]] e.a. ''De Tachtigjarige Oorlog'' (Amsterdam: Elsevier, eerste druk 1941, 304 blz., tweede druk 1942 (door de Duitse bezetter verboden); de eerste twee drukken verschenen niet onder de naam Presser in verband met zijn [[Joden|Jood]]-zijn) - 3de druk, onder eigen naam 1948; 6de druk 1978; 378 blz.
* [[Friedrich von Schiller|Schiller, F.]] ''Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande von der Spanischen Regierung'', 1788-1809, 3 dln. (vertaald als ''De Opstand der Nederlanden'', 2005, {{ISBN|9789085061168}})
* {{Citeer boek
| achternaam = Vermeir, R.
| auteurlink =
| medeauteurs =
| datum = 2001
| titel = In staat van oorlog : Filips IV en de Zuidelijke Nederlanden 1629-1648
| uitgever = Shaker Publishing
| plaats = Maastricht
| ISBN = 9789042301498
| pagina's = 341 p
}}
* Zijlmans, Roel, ''Grens-, scheepvaart- en waterstaatskwesties in de Nederlanden tot 1800'' (Hilversum, 2017), hoofdstuk 4-6, {{ISBN|978-90-8704-637-8}}.
 
== Externe link ==
* [http://dutchrevolt.leidenuniv.nl ''De Tachtigjarige Oorlog''], Universiteit Leiden
 
{{Appendix|1=Noten|2=
{{References}}
}}
{{Wikisource|Hoofdportaal:Tachtigjarige Oorlog}}
{{Etalage|187845|2004|02|01}}
{{Navigatie Tachtigjarige Oorlog}}
{{Navigatie geschiedenis van de Lage Landen}}
 
[[Categorie:Tachtigjarige Oorlog| ]]