Regiolect: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Duiding. Heden/ recent heeft geen betekenis in een encyclopedie
k Invulling parameters sjabloon
Regel 7:
''Dialect'' is in wezen de algemene term voor een omgangstaal in een lokaal of regionaal bepaalde groep. De kleinste homogene taaleenheid is die van het dorps- en stadsdialect. Een breder verband van samenhangende dorpsdialecten in een groter gebied kan dan streektaal heten. Hiervoor worden dan vaak provincienamen gebruikt (Brabants, Gronings enz.), hoewel die geen recht doen aan de vaak aanzienlijke verschillen. Zo is het [[Limburgs]] volgens deze definities één streektaal, maar daarbinnen bestaan dan wel zeer grote verschillen die het Zuid- en Midden-Limburgs een sterk eigen karakter geven en die eraan voorbij gaan dat het Noord-Limburgs meer overeenkomsten heeft met het Oost-Brabants en de streektalen in het Land van Maas en Waal, het Rijk van Nijmegen en het Land van Kleef. Taalkundig zijn zij met die streektalen dan ook méér verwant dan met de Zuid- en Midden-Limburgse streektaal. Het dialect van Kerkrade en omgeving is zelfs uitgesproken verwant met Keuls-Rijnlands. Het verschil kan zo groot zijn dat de sprekers van de (uiterste) varianten elkaars taal wel als 'Limburgs' herkennen, maar niet kunnen verstaan. Een soortgelijk grote variatiebreedte bestaat ook onder de vele dialecten die worden samengevat onder de noemer [[Nedersaksisch]].
 
Een regiolect is de moderne vorm van een streektaal waarin veel lokale verschillen zijn geëgaliseerd en een aanpassing aan de (Nederlandse) standaardtaal heeft plaatsgevonden. Dit is een dynamisch proces dat nog lang geen eindpunt heeft gevonden. Verschillende sociale groepen en leeftijdsgroepen hebben binnen de regiolectisering van de streektaal een eigen positie.
In het bijzonder slaat de term ''regiolect'' op een merkbare tendens binnen een streektaal om specifieke kenmerken van plaatselijke dialecten te vervagen ([[dialectnivellering]]). Tegelijk wordt ook die streektaal weer aangepast aan de nationaal overkoepelende standaardtaal. Toch blijft een aantal kenmerken - vaak welbewust - gehandhaafd als regionaal identiteitskenmerk, en dan vooral in de uitspraak ([[fonologie]]) die zich nu eenmaal het minst makkelijk laat aanpassen.
 
De achtergrond van deze moderne nivelleringsprocessen ligt in de toegenomen sociale en geografische mobiliteit. Waar de meerderheid van de (plattelands)bevolking vroeger 'honkvast' was en een leven lang in dezelfde omgeving bleef, vaak gedwongen was te blijven, zoekt zij in de moderne samenleving haar sociale contacten en haar huwelijkspartners niet meer exclusief in eigen dorp. Onderwijs en beroep maken het gewoon om naar andere delen van het land te verhuizen. In de meeste dorpsgemeenschappen wordt een onderscheid opgemerkt tussen autochtonen en 'mensen van buiten', welke laatsten in grotere, snelgroeiende dorpen niet zelden 'de toon aangeven' op grond van een hogere [[sociale status]].
 
Recent onderzoek{{Bron?||2021|08|07}} laat de grote dynamiek zien in de taalnivellering: in 1995 sprak circa een kwart van de Nederlandse ouders dialect met elkaar en een tiende deed dat nog met zijn kinderen. Tegenwoordig spreekt iets meer dan een {{Bron?||2021|08|07}} tiende van de ouders onderling dialect en minder dan een tiende doet dat met zijn kinderen. Wanneer men de regiolecten of zelfs alleen de regionale uitspraakaccenten ook al als 'dialect' definieert, kan men deze percentages weer verveelvoudigen, maar dat zou geen recht doen aan de nivellerende taalprocessen die gaande zijn op het vlak van dialect-regiolect-standaardtaal.
In Vlaanderen vindt eveneens regiolectisering plaats. Hier is positie van de dialecten echter veel sterker dan in Nederland. Met name het [[West-Vlaams]] handhaaft zich krachtig. Waar regiolectisering plaatsvindt, wordt deze bepaald door een tendens naar het Brabants en meer uitgesproken naar het Antwerps. Men kan alleen onder voorbehoud in Vlaanderen spreken van een regiolectisering onder de overkoepeling van het Standaardnederlands. Het voorbehoud is dat daarbij een eigen zuidelijke variant van dat Standaardnederlands wordt aangehouden. Door de aanpassing enerzijds van de Nederlandse standaardtaal aan een noordelijke variant en anderzijds aan een zuidelijke variant, doet zich het merkwaardige verschijnsel voor dat dorpen aan de Nederlandse kant van de staatsgrens, die oorspronkelijk vrijwel hetzelfde dialect spraken als hun buurdorpen aan de Vlaamse kant van die grens, nu in taalkundig opzicht uit elkaar drijven.
 
Regel 24:
 
== Bron ==
* Driessen, G., ‘Ontwikkelingen in het gebruik van streektalen en dialecten in de periode 1995-2003’, Toegepaste taalwetenschap in artikelen (2006), afl. 1, 103-113.
 
[[Categorie:Regiolect| ]]