Petrus Laurentius Regout: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 89:
[[Bestand:Portret Petrus Regout als militair (album P Regout, 1860-70).jpg|thumb|180px|Petrus Regout als commandant in het uniform van een burgerlijke erewacht bij het bezoek van [[Willem II der Nederlanden|koning Willem II]], 1842]]
[[Bestand:Petrus Regout, ca1850.jpg|thumb|180px|Regout in het uniform van een [[Eerste Kamer der Staten-Generaal|Eerste Kamerlid]] (1848-1859), geschilderd door [[Johannes Hinderikus Egenberger|J.H. Egenberger]] in 1849]]
Petrus Regout is wel weggezet als een ''[[nouveau riche]]'', die niet zou zijn geaccepteerd door de Maastrichtse society. Dat is gezien zijn industriële, maatschappelijke en politieke carrière, en die van zijn kinderen (zie hierna, en ), een aantoonbaar onjuiste voorstelling van zaken. In Maastricht was hij onder meer lid van de [[Sociëteit Momus]], een bloeiende, in 1839 door jonge Maastrichtse notabelen opgerichte, en in tweede helft van de negentiende eeuw toonaangevende herenvereniging.<ref group=noot>Het heeft wel lang geduurd voordat Regout een uitnodiging voor het lidmaatschap kreeg, namelijk tot 1865. Dat had minder te maken met een sociaal niet-geaccepteerd zijn, dan met de gemeentelijke, conservatief-liberale politiek, waarin Momus (ondanks haar reglementen) werd meegesleept. Midden jaren 1860 keerde echter het politieke tij en tendeerde Momus naar een meer conservatief-katholieke gezindheid. De sociëteit zou zich toen zelfs in de controverse met [[Willem Hubert Pijls|Pyls]] achter Regout scharen, hetgeen ertoe leidde, dat de burgemeester in 1867 niet zou worden herbenoemd. Mekking (1975), p. 19. Ubachs/Evers (2005), p. 134: 'Courrier de la Meuse', pp. 427: 'Pyls'.</ref> Het is wel mogelijk dat hij, zoals andere leden van Maastrichtse families uit de hogere middenstand, in kringen van de Hollandse officieren- en ambtenarenclub, de [[Groote Sociëteit (Maastricht)|Groote Sociëteit]], om zijn burgerlijke afkomst en gebrek aan academische vorming werd genegeerd. Door het ontbreken van ledenlijsten uit die periode is dat niet meer na te gaan.<ref>{{aut|Ch. Thewissen}} (1960): ''Twee eeuwen Groote Sociëteit van Maastricht, schets van haar geschiedenis van 1760 tot 1960''. Van Aelst, Maastricht.</ref>
 
Zoals tal van patriciërs, ondernemers en industriëlen in den lande heeft ook Petrus Regout een poging gedaan om zijn grote verdiensten voor het vaderland erkend te zien in de vorm van een verheffing in de adelstand. In de negentiende eeuw stond het iedereen vrij een aanvraag hiervoor in te dienen bij het kabinet van de koning. Nu was Regout in de jaren 1840 bevriend geweest met de in 1849 gestorven [[Willem II der Nederlanden|koning Willem II]], maar hij deed zijn aanvraag eerst in 1873, nadat hij een wereld omvattend concern had gesticht en aan het eind van zijn werkzame leven was gekomen. De verheffing van industriëlen in de adelstand was in Nederland geen regel, maar kwam incidenteel wel voor. Zo werd één tak van de katholieke fabrikantenfamilie [[Smits van Eckart]], waaraan de Regouts later geparenteerd raakten, in 1841 met de titel ''jonkheer'' in de adelstand verheven. De Hoge Raad van Adel heeft in het geval van Regout de toenmalige [[Willem III der Nederlanden|koning Willem III]], waarmee hij op goede voet stond, negatief geadviseerd. Voornaamste bezwaar van de heren was, dat Regout zich in zijn levenswandel te weinig had geconformeerd aan wat ook nu nog wel wordt genoemd: OSM-ers, 'ons soort mensen'. In de woorden van de historica Douma: 'Men beschouwde Regout als een parvenu. Het prestige, "de luister" van de adel, was in het geding en daarom adviseerde men negatief.'<ref>Douma (2015), p. 106</ref> De kunsthistoricus Mekking wijst er echter op, dat veel kritiek op de staat die Regout voerde, terug te voeren is op de eeuwenoude Hollandse koopmansmentaliteit, die wezensvreemd was aan het moderne ondernemerschap in het katholieke zuiden. Wanneer Regout wordt beoordeeld in relatie tot zijn collega's, de moderne ondernemers in het Waalse en Pruisische/Akense industriebekken, (die wél op grond van hun economische verdiensten door de Belgische en Pruisische overheid werden geadeld), blijkt dat eenzelfde etalering van fabriekspotentieel en rijkdom niet alleen met vergelijkbare trots werd gepresenteerd, maar dat deze zelfs als een vorm van reclame noodzakelijk werd geacht voor een succesvolle bedrijfsvoering.<ref>Mekking (1975), pp. 20-23.</ref> De oude bestuurlijke elites, die tijdens het [[ancien régime]] generatieslang de grote steden in Nederland hadden 'geregeerd', verging het trouwens niet of nauwelijks beter dan Regout.<ref group=noot>De auteur/historicus [[Geert Mak]] beschrijft in zijn magistrale roman over de Amsterdamse patriciërsfamilie [[Six (geslacht)|Six]], hoezeer de Hoge Raad van Adel de adellijke ambities van dergelijke regentengeslachten in de negentiende eeuw om gevarieerde redenen afremde en frustreerde. {{aut|Geert Mak}} (2016): ‘’De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis’’. Amsterdam/Antwerpen, 298-301. Zie ook Douma (2015).</ref>