Soort: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 32:
In de [[achttiende eeuw]] plaatste [[Carolus Linnaeus|Linnaeus]] organismen in een schema op basis van de vorm (bij planten aanvankelijk die van hun reproductie-organen). Hoewel hij organismen indeelde op basis van overeenkomst in vorm, [[hypothese|postuleerde]] hij nog geen verwantschap tussen op elkaar gelijkende soorten. De benadering was [[a priori|idealistisch]]: van iedere soort bestaat een "ideale vorm". Hoewel er altijd verschillen bestaan (hoe klein ook soms) tussen individuen, beschouwde Linnaeus deze variatie als problematisch. Hij streefde ernaar om individuen te vinden die volgens hem typisch waren voor de soort. Exemplaren die minder aan het stramien voldeden vond hij afwijkend en onvolmaakt.
 
In de achttiende dat momenteeuw werd nog algemeen aangenomen dat er geen gemeenschappelijke voorouders bestonden, hoeveel smmige soorten organismen ook op elkaar mochten lijken; iedere soort was opzichzelfstaand [[schepping|geschapen]] door [[God (christendom)|God]], een gezichtspunt dat tegenwoordig [[creationisme]] wordt genoemd.
 
Tegen de [[negentiende eeuw]] waren de meeste biologen tot het inzicht gekomen dat soorten in de loop van de tijd kunnen veranderen, en dat de [[aarde (planeet)|aarde]] al lang genoeg bestond om belangrijke veranderingen mogelijk te maken. Het probleem verschoof nu meer naar ''hoe'' een soort dan wel kon veranderen [[geologische tijdschaal|in de loop der tijd]]. [[Lamarck]] opperde dat een organisme een verworven kenmerk door kon geven aan de volgende generatie. Stel bijvoorbeeld dat een dier zijn nek herhaaldelijk uitrekt om bij hogere bladeren in een boom te kunnen: de langere nek die het hierdoor heeft ontwikkeld zou dan volgens zijn [[theorie]] doorgegeven kunnen worden aan het nageslacht. Dit bekende en simplistische voorbeeld doet overigens geen recht aan de diepte en subtiliteit van Lamarcks ideeën hierover.