Bemonsteringstheorema van Nyquist-Shannon: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k + shannon
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Het '''bemonsteringstheorema van Nyquist-Shannon''' is de [[Harrystelling Nyquist(wiskunde)|stelling]] bewees in 1928de [[informatietheorie]] dat, wanneer een analoog signaal naar een [[discrete wiskunde|tijddiscreet]] signaal wordt geconverteerd, de [[bemonsteringsfrequentie]] minstens tweemaal zo hoog moet zijn als de hoogste in het signaal aanwezige [[frequentie]] om het origineel zonder fouten te kunnen reproduceren. De helft van de [[bemonsteringsfrequentie]] heetis de '''[[Nyquist-frequentie|nyquistfrequentie]]'''. Anders gezegd:, voor een foutloze reproductie na bemonstering mag het analoge signaal geen frequenties bevatten hoger dan de nyquistfrequentie. De tijd tussen de bemonsteringen is de nyquistinterval. Het is genoemd naar [[Harry Nyquist]] die dit theorama in 1928 bewees.
Het '''bemonsteringstheorema van Nyquist-Shannon''' is een fundamentele [[stelling (wiskunde)|stelling]] in de [[informatietheorie]].
 
Als een signaal bemonsterd wordt en er komen [[frequentie]]s in voor hoger dan de nyquistfrequentie, resulteert dit in een [[aliasing|"teruggevouwen" signaal]] waarvan de frequentie beneden de nyquistfrequentie is. Deze fout, c.q. vervorming van het signaal, wordt [[aliasing]] genoemd. Om dit te voorkomen, moet het bemonsteringssysteem voorzien zijn van een ''anti-aliasing filter''. Dit is een [[Filter (elektronica)|analoog laagdoorlaat-filter]] dat signalen met frequenties hoger dan de nyquistfrequentie uit het ingangssignaal verwijdert. MenEr kan ook bewust gebruik worden gemaakt van dit vouweffect gebruikmaken om de frequentie van een signaal naar beneden te brengen:. zoZo zal een signaal met een frequentie van 12 kHz dat op 20 kHz bemonsterd wordt, hetzelfde lijken als de bemonstering van een 8 kHz ingangssignaal, (Dede 12 kHz vouwt om de 10 kHz nyquistfrequentie). Dit geeft een probleem als het ingangssignaal componenten met zowel 8 kHz als 12 kHz bevat; in dat geval is uit het bemonsterde signaal niet meer op te maken wat van de 8 kHz en 12 kHz afkomstig is.
[[Harry Nyquist]] bewees in 1928 dat, wanneer een analoog signaal naar een [[discrete wiskunde|tijddiscreet]] signaal wordt geconverteerd, de [[bemonsteringsfrequentie]] minstens tweemaal zo hoog moet zijn als de hoogste in het signaal aanwezige [[frequentie]] om het origineel zonder fouten te kunnen reproduceren. De helft van de [[bemonsteringsfrequentie]] heet de '''[[Nyquist-frequentie|nyquistfrequentie]]'''. Anders gezegd: voor een foutloze reproductie na bemonstering mag het analoge signaal geen frequenties bevatten hoger dan de nyquistfrequentie.
 
Het door Nyquist opgestelde theorema houdt geen rekening met [[Ruis (signaal)|ruis]] na conversie naar het discrete domein. [[Claude Shannon]] breidde in 1949 de theorie in 1949 uit door wel rekening te houden met de beperking veroorzaakt door ruis. Hij stelde de [[wet van Shannon-Hartley]] op voor de maximale informatiecapaciteit van een bandbreedtegelimiteerd kanaal met ruis.
De tijd tussen de bemonsteringen wordt het ''nyquistinterval'' genoemd.
 
Als een signaal bemonsterd wordt en er komen [[frequentie]]s in voor hoger dan de nyquistfrequentie, resulteert dit in een [[aliasing|"teruggevouwen" signaal]] waarvan de frequentie beneden de nyquistfrequentie is. Deze fout, c.q. vervorming van het signaal, wordt [[aliasing]] genoemd. Om dit te voorkomen, moet het bemonsteringssysteem voorzien zijn van een ''anti-aliasing filter''. Dit is een [[Filter (elektronica)|analoog laagdoorlaat-filter]] dat signalen met frequenties hoger dan de nyquistfrequentie uit het ingangssignaal verwijdert. Men kan ook bewust van dit vouweffect gebruikmaken om de frequentie van een signaal naar beneden te brengen: zo zal een signaal met een frequentie van 12 kHz dat op 20 kHz bemonsterd wordt, hetzelfde lijken als de bemonstering van een 8 kHz ingangssignaal (De 12 kHz vouwt om de 10 kHz nyquistfrequentie). Dit geeft een probleem als het ingangssignaal componenten met zowel 8 kHz als 12 kHz bevat; in dat geval is uit het bemonsterde signaal niet meer op te maken wat van de 8 kHz en 12 kHz afkomstig is.
 
Het door Nyquist opgestelde theorema houdt geen rekening met [[Ruis (signaal)|ruis]] na conversie naar het discrete domein. [[Claude Shannon]] breidde in 1949 de theorie uit door wel rekening te houden met de beperking veroorzaakt door ruis. Hij stelde de [[wet van Shannon-Hartley]] op voor de maximale informatiecapaciteit van een bandbreedtegelimiteerd kanaal met ruis.
 
Hoewel het bemonsteringstheorema van Nyquist-Shannon meestal in één adem met [[digitaal|digitale]] informatie wordt genoemd, is het geldig in alle systemen waar bemonsterd wordt.
 
In technisch Nederlands wordt voor [[bemonsteren|bemonstering]] ook wel het woord [[sample]]n (gebruikt, naar het Engelse ''sampling) gebruikt''.
 
==Zie ook==
Regel 18 ⟶ 14:
*[[AD-converter|ADC]]
*[[digitaal]]
*[[analoog signaal]]
*[[analoog]]
*[[sample]]