Geertje Dircx: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
auteursnaam, juiste jaar van uitgave
Regel 6:
Van het begin van haar levensjaren is weinig bekend. Haar ouders trouwden in 1599 en zelf huwde ze in 1634 met de 32-jarige Abraham Claesz.<ref>Bikker Jonathan (2019) Rembrandt. Biografie van een rebel, p. 137</ref> Geertje Dircx is mogelijk ergens tussen [[1610]] en [[1615]] geboren, in [[Edam]]. Tussen 1630-1640 werkte zij in een herberg in [[Hoorn (Noord-Holland)|Hoorn]]. Daarna trok zij naar haar broer Pieter, een scheepstimmerman in [[Waterland (regio)|Waterland]].
 
Ze kwam rond [[1641]] als weduwe van scheepstrompetter (of houthandelaar) Abraham Claesz. zonder kinderen bij [[Rembrandt van Rijn|Rembrandt]] in dienst. Rond die tijd verbleef ze in het huishouden van haar broer in [[Ransdorp]]. Zij kwam rond 1642 in het huis van Rembrandt van Rijn (het tegenwoordige [[Rembrandthuis]] in de [[Jodenbreestraat]]) terecht als droge min (kindermeisje) van de vlak daarvoor geboren Titus, de zoon van Rembrandt en [[Saskia Uylenburgh]] (1612-1642). Na Saskia’s dood in juni 1642 begon Rembrandt een verhouding met Geertje die duurde tot 1649. Rembrandt werd verliefd op haar en schonk haar een aantal ringen van zijn overleden echtgenote Saskia. Zij leefden openlijk als man en vrouw. [[Arnold Houbraken|Houbraken]] was zelfs onder de indruk dat Rembrandt was gehuwd met ‘een boerinnetje uit [[Ransdorp]]’, klein van stuk maar ‘welgemaakt van wezen en poezel van lichaam’. Artistiek geïnspireerd heeft ze hem niet; geen enkel schilderij wordt met enige zekerheid met haar in verband gebracht.<ref>Driessen, C.Christoph (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 142.</ref>
 
In mei [[1649]] kregen ze ruzie, waarschijnlijk als gevolg van Rembrandts liefde voor zijn huishoudster [[Hendrickje Stoffels]]. Ze ging nu op [[Rapenburg (Amsterdam)|Rapenburg]] in het Amsterdamse havengebied wonen. Rembrandt probeerde de zaak goedschiks te regelen en stelde haar op 15 juni 1649 voor dat hij haar voortaan een jaarlijks onderhoud van 60 gulden zou betalen. Maar Geertje wees dit van de hand.<ref>Driessen, C.Christoph (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 148.</ref>
 
[[Bestand:Rembrandt (Rembrandt van Rijn) - A Woman in Bed - Google Art Project - cropped.jpg|thumb|300px|left|Rembrandt (1647?) Sara in verwachting van Tobias. National Gallery of Scotland, Edinburgh. ''Volgens [[Gary Schwartz]] zou dit Geertje Dircx kunnen zijn.]]
 
===Gerechtelijke procedures===
Zij daagde Rembrandt voor de drie Commissarissen van Huwelijkse Zaken (waaronder [[Jacob F. Hinlopen]]) wegens verbroken huwelijksbeloften en ging met de beurs met onder meer een ring met diamanten naar de lommerd. Rembrandt stelde voor de zaak te schikken. Hij bood Geertje een eenmalig bedrag van 200 gulden om de juwelen terug te kopen die zij verpand had, en daarna jaarlijks 160 gulden. Toen Geertje de overeenkomst bij Rembrandt kwam ondertekenen, schopte ze een scène. Ze wilde niet eens luisteren toen de notaris het contract voorlas, en weigerde de overeenkomst te tekenen. De partijen gingen zonder een minnelijke schikking uit elkaar. De zaak moest nu voor de rechter worden uitgevochten. Na een derde dagvaarding verscheen Rembrandt op 23 oktober 1649 eindelijk voor de rechtbank. Geertje vertelde de rechters 'van hem beslapen te sijn tot diverse reysen'.<ref>Driessen, C.Christoph (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 150.</ref> De commissarissen verhoogden daarop het jaarlijks bedrag tot 200 gulden. Het hof bepaalde dat Rembrandt alimentatie moest betalen op voorwaarde dat ze Titus als enige erfgename behield en ze geen van Rembrandts verkregen bezittingen zou verkopen. Rembrandt werd door dit alles dusdanig in beslag genomen dat hij geen enkel schilderij afleverde in dat jaar.
 
Toen ze opnieuw een aantal zaken verpandde, lukte het Rembrandt om Geertje in [[1650]] te laten opsluiten in het [[Spinhuis]] in [[Gouda]], een tuchthuis voor vrouwen. Haar broer Pieter en neef hielpen Rembrandt door een aantal buren van Geertje verklaringen te laten afleggen over haar handel en wandel. Ze werd veroordeeld tot twaalf jaar opsluiting. De kosten van het vervoer (140 gulden) naar Gouda werden door Rembrandt voorgeschoten. Pas na vijf jaar lukte het haar vriendin Trijn Jacobs uit Edam haar vrij te praten, terwijl Rembrandt brieven naar de Goudse magistraat stuurde waarin hij eiste dat Geertje nog moest worden vastgehouden. Vermoedelijk was Geertjes slechte gezondheidstoestand doorslaggevend voor haar vrijlating.<ref>Driessen, C.Christoph (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 163.</ref> Daarna bereidde ze een klacht tegen Rembrandt voor wegens onrechtmatige inhechtenisneming op grond van lasterpraat en verzamelde getuigenissen. Rembrandt deed hetzelfde en wist in een kort geding gedaan te krijgen dat haar broer Pieter Amsterdam niet mocht verlaten. Hij had hem nodig als getuige. Op 8 augustus 1656 werd Geertje onder Rembrandts zeven belangrijkste schuldeisers geschaard.<ref>Driessen, C.Christoph (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 166.</ref> Kort daarop is ze waarschijnlijk in Edam aan haar ziekte bezweken.
 
Volgens haar biograaf Christoph Driessen dwingt de hardnekkigheid waarmee ze de veel invloedrijker Rembrandt bestreed, respect af.<ref>Driessen, C.Christoph (2011) ''Rembrandts vrouwen'', p. 167.</ref> 'Een dermate zelfbewust optreden van een alleenstaande vrouw van bescheiden afkomst was in de zeventiende eeuw buiten de Nederlandse Republiek nauwelijks voorstelbaar.'
 
{{clearleft}}
Regel 27:
 
== Bibliografie ==
* Driessen, C.Christoph (20122011) Rembrandts vrouwen, Bert Bakker
* Schwartz, G. (1987) Rembrandt, zijn leven, zijn schilderijen. Een nieuwe biografie met alle beschikbare schilderijen in kleur afgebeeld, p.&nbsp;240-1.
* Tümpel, C. (1992) Rembrandt, p.&nbsp;120-2.