Rembrandt van Rijn: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Madyno (overleg | bijdragen)
Madyno (overleg | bijdragen)
Regel 38:
 
=== Leidse jaren (1625-1631) ===
In 1625 vertrok hij naar Amsterdam om in de leer te gaan bij de toen toonaangevende schilder [[Pieter Lastman]], van wie hij [[compositie (beeldende kunst)|composities]] leerde opbouwen. Uit dat jaar dateert ook zijn vroegst gedateerde schilderij, ''De steniging van de Heilige Stefanus''.<ref>Schwartz (1984), p. 35.</ref> Kunsthandelaar [[Hendrick Uylenburgh]], de buurman van Pieter Lastman, vestigde in 1625 een schilderswerkplaats op de hoek van de (Joden)breestraat en was de buurman van Pieter Lastman, bij wie Rembrandt in de leer was. Hij was opgegroeid in het artistieke milieu rond het Poolse hof en had grote kunsttransporten verzorgd naar Polen in opdracht van koning [[Sigismund III van Polen|Sigismund III]]. Hendrick Uylenburgh zou vanaf 1628 werken van Rembrandt op de Amsterdamse markt verkopen.<ref>Broos, B.(2012), ''Saskia'', WBooks, Zwolle, p. 24</ref> Na een leerperiode van een half jaar bij Pieter Lastman opende Rembrandt een atelier in Leiden, waar hij veel samenwerkte met zijn vriend, studiegenoot en collega [[Jan Lievens]]. Op 14 februari 1628 nam Rembrandt [[Gerrit Dou]] als zijn eerste leerling aan. De eerste vermelding van Rembrandt als schilder is te vinden in de Latijnse aantekeningen die Aernout van Buchell in 1628 maakte voor een nooit verschenen schilderboek<!--: er wordt over een Leidse molenaarszoon veel goeds verteld, maar dat is voorbarig-->.<ref>Hijmans et al. (1976), p. 9. Origineel: 'Molitaris etiam Leidensis filius magni fit, sed ante tempus.' Schwartz (1984), p. 52 gebruikt de gelatiniseerde naam Arnoldus Buchelius.</ref> In 1630 kocht een neef van Buchell etsen van Rembrandt<!--; de vroegst bekende aankoop daarvan-->.<ref>Schwartz (1984), p. 52.</ref> Een van de eerste Amsterdamse kopers van zijn werk was [[Johan Huydecoper van Maarsseveen (1599-1661)|Johan Huydecoper van Maarsseveen]].<ref>Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 134.</ref>
 
Rond 1630 deelden Rembrandt en Jan Lievens waarschijnlijk een werkplaats.<ref>Schwartz (1984), p. 53.</ref> In elk geval beschrijft [[Constantijn Huygens]], secretaris van de [[stadhouder]] en kunstkenner, hen als een duo in zijn verslag van een bezoek dat hij omstreeks 1630 aan het atelier gebracht heeft.<ref>Schwartz (1984), p. 78.</ref> Huygens zag Rembrandt in 'trefzekerheid en levendigheid van emoties de meerdere' van Lievens en bewonderde met name ''Judas geeft de zilveren penningen terug''. Hij stond verbaasd dat het duo het zonde van de tijd achtte om een reis naar Italië te maken, waarvoor ze als excuus aanvoerden dat de beste Italiaanse doeken buiten dat land te zien zouden zijn. De twee verspilden geen tijd: 'Het wonderlijkste is nog dat zelfs de onschuldigste genoegens van de jeugd door hen als tijdverlies worden afgedaan.'<ref>Constantijn Huygens, Mijn jeugd. Vertaling en toelichting C.L. Heesakkers. Tweede druk, Amsterdam: Em. Querido's Uitgeverij B.V (1994), p. 84-89. In een andere vertaling ook opgenomen in Schwartz (1984), p. 73-77.</ref> In 1631 was Rembrandt al zo bekend dat hij verschillende opdrachten kreeg, onder meer van [[Nicolaes Tulp]].