Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Paul B (overleg | bijdragen)
→‎Nuclide versus isotoop: Ik denk dat mensen zelf wel bepalen wat er mag, zolang er geen wettelijke bepalingen zijn.
Madyno (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Een '''nuclide''' of '''nucleïde''' is een [[atoom]]soort die gekenmerkt wordt door het aantal [[Proton (deeltje)|protonen]] Z, het aantal [[neutron]]en (N), dus door het aantal van elk van de beide soorten [[Nucleon|kerndeeltjes]], alsook door zijn [[energietoestand]], mits de gemiddelde levensduur (doorgaans uitgedrukt als een [[Halveringstijd|halfwaardetijd]]) van die toestand lang genoeg is om waargenomen te worden. Energietoestanden met een levensduur van minder dan 10<sup>−10</sup> [[Seconde|s]] worden [[aangeslagen toestand]]en van een nuclide genoemd. Is de levensduur van een hogere energietoestand groter dan 10<sup>−10</sup> s, dan wordt van een isomere toestand gesproken. De meest stabiele is [[tantaal-180m]], een nucleair isomeer van [[tantaal-180]] met een halfwaardetijd van 1,2 biljard jaar.
 
Z is hetHet [[atoomnummer]]; Z het bepaalt het [[Chemisch element|element]], en daarmee het aantal negatieve [[elektron]]en rondom de kern bij een ongeladen atoom (dat dus geen [[Ion (deeltje)|ion]] is). Bij gegeven Z bepaalt N de [[isotoop]] van Z. Het [[massagetal]] is Z + N. Nucliden met een gelijk massagetal worden [[Isobaar (kernfysica)|isobaren]] genoemd. [[Isotoon (kernfysica)|Isotonen]] zijn nucliden met een gelijk aantal neutronen (N), maar een verschillend aantal protonen (Z). Er bestaan ongeveer 275 stabiele nucliden; ongeveer 2200 nucliden zijn [[Radioactiviteit|radioactief]] en [[Radioactief verval|vervallen]] dus naar stabielere nucliden.
 
== Terminologie en notatie ==