Textielindustrie in Eindhoven: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 132:
 
==Ondergang==
Na de [[Tweede Wereldoorlog]] begon, na een korte periode van opbloei, de neergang van de Eindhovense textielindustrie. De [[dekolonisatie]] zorgde voor verminderde afzet naar de Derde Wereld. Dit dwong de bedrijven tot mechanisatie: het aantal arbeidskrachten daalde van 2.433 tot 1.807 in de periode [[1950]]-[[1963]]. Er was niettemin een personeestekortpersoneelstekort: hooggeschoolde en beter betaalde arbeid was aantrekkelijker. Daarom werden [[gastarbeider]]s aangetrokken. De concurrentie van goedkoop textiel, met name uit lage-lonenlandenlagelonenlanden, maakte dat vele fabrieken begin jaren 70 van de 20e eeuw moestenmoeten sluiten. Dit gold voor Kodijko, Van Dissel, Kerssemakers & Zn., en Van den Briel en Verster.
 
De katoenfabrieken trachtten het hoofd boven water te houden door te fuseren. In [[1961]] werd daartoe '''BEHTI''' (Baekers-Elias-de Haes-Textiel-Industrie) opgericht. De verschillende bedrijven konden niet goed samenwerken en de organisatie was topzwaar bij dalende omzet. In de loop van de jaren 70 van de 20e eeuw werden vele bedrijfsonderdelen afgestoten of overgeplaatst. BEHTI is later [[De Haes Holland]] gaan heten. ErBEHTI iswerd daarnain nog1965 eenonderdeel constructie geweest ondervan de naam: Koninklijke Nederlandse Textiel Unie (KNTU), waarin een 14-tal, voornamelijk Twentse, bedrijven samenwerkten, maar ook deze ging in [[1973]] failliet. SlechtsDan rest nog lange tijd een enkel textielbedrijf, de fabriektrijpfabriek van LeoLéo Schellens, bleef voorin Eindhoven behoudentotdat ook deze, in 2009, wordt overgeplaatst, naar Helmond. Van de voormalige fabriekscomplexen is niet veel meer overgebleven.
 
==Externe links==