Interferometer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Metal blood (overleg | bijdragen)
Regel 29:
Wanneer men een bundel 'wit' infraroodlicht, dat bestaat uit een mengsel van allerlei golflengten door een monochromator stuurt, blijft er slechts één golflengte over of althans een heel nauw golflengtegebied. Dit maakt het mogelijk om een [[spectrum]] op te nemen door de absorptie van een stof als functie van de golflengte te meten. Deze methode heeft echter een groot nadeel. Bij de selectie van die ene golflengte wordt 99,9% van alle straling weggegooid en het resulterend signaal is daarom vaak erg zwak. Dit maakt de meting traag en de signaal-ruis verhouding ongunstig. Wanneer men de monochromator vervangt door een interferometer ontstaat een veel rooskleuriger beeld.
 
Afhankelijk van het lengteverschil tussen de twee paden van een interferometer worden van het 'witte' licht sommige golflengten doorgelaten andere weer niet, omdat zij door interferentie gedoofd worden. De ontstane bundel is daarom nog steeds een mengsel van golflengten, maar er gaat weinig straling verloren en het gemeten totale signaal zal sterk zijn. Wanneer het padverschil verandert ontstaat telkens een ander mengsel van golflengten. Meet 1000 mengsels met 1000 padverschillen en het moet mogelijk zijn de ontstane 1000 vergelijkingen naar zijn 1000 onbekende golflengtes op te lossen. Gelukkig bestaat er voor deze grote som een uitstekende wiskundige en algoritmische methode: FFT de [[Fast Fourier Transform]]. FTIR is hiermee een veel snellere en preciezere methode dan de oude dispersieve InfraroodspectrospieInfraroodspectroscopie.
 
Een FTIR interferometer bestaat in de regel uit een blok materiaal dat vrijwel alle infraroodstraling doorlaat, zoals [[kaliumbromide]] dat diagonaal in twee stukken gesneden is en weer langs de naad samengevoegd. Dit scheidingsvlak stuurt een deel van de bundel onder 90 graden opzij, de rest gaat rechtdoor. Beide bundels vallen loodrecht op een spiegel en komen bij het splitsende diagonaalvlak weer bijeen. Gezamenlijk verlaten zij onder 90 graden de andere kant op de interferometer. Een van de spiegels wordt in de richting van de bundel heen en weer bewogen middels een spoel om een magnetische kern waardoorheen een wisselende stroom geleid wordt. Hiermee wordt het wegverschil als functie van de tijd aangebracht.