Macrinus (keizer): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k -/- spaties voor ref (verzoek op WP:VPB)
Regel 36:
Pas in de geschiedschrijving uit de [[Late Oudheid]] zijn details overgeleverd over zijn vermeende opkomst uit arme omstandigheden, maar deze zijn niet geloofwaardig. Er is hier sprake van laster, bedoeld om hem in diskrediet te brengen en als onwaardig parvenu af te schilderen. De contemporaine historicus [[Cassius Dio]] deelt alleen mee dat Macrinus van [[Fenicisch]] en [[Berbers]]e<ref>Volgens [[Lucius Cassius Dio|Cassius Dio]] in zijn ''Geschiedenis van Rome'' had Macrinus een gat in zijn oor, zoals Berbers in die tijd gewoon waren te doen (boek 79, zie [http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Cassius_Dio/79*.html hier])</ref> afkomst was.<ref>{{aut|[[Cassius Dio]]}}, 79 (78), 11, 1.</ref> Daarmee werd bedoeld dat zijn voorouders geen aanzienlijke posities hadden bekleed. Aangezien Macrinus in zijn jeugd echter de benodigde opleiding moet hebben genoten die hij voor zijn latere carrière benodigde, kan het niet anders of zijn familie moet over genoeg middelen hebben beschikt om hem een goede opleiding tot jurist te laten volgen.
 
In Rome startte Macrinus een carrière als advocaat. Hij kwam in contact met de machtige, uit Libië afkomstige [[praetoriaanse prefect]] [[Gaius Fulvius Plautianus|Plautianus]]. Deze stelde hem aan als beheerder van zijn grote vermogen. Toen Plautianus in 205 ten val kwam en op bevel van de zoon van de keizer [[Caracalla]] om het leven werd gebracht, geraakte ook Macrinus in groot gevaar. De [[Praefectus urbi|stadsprefect]] [[Lucius Fabius Cilo]] stond echter voor hem in en redde hem zijn leven.<ref>{{aut|[[Cassius Dio]]}}, 79 (78),11,2-3.</ref>
 
Hij begon nu aan een ridderlijke loopbaan. Eerst was hij ''advocatus fisci'' (raadsman van de [[Fiscus]]),<ref>''Historia Augusta'', Macrinus 4, 4; 4, 6.</ref> vervolgens benoemde keizer [[Septimius Severus]] hem tot ''prefect vehiculorum per Flaminiam''. Dit gaf hem het toezicht op het wagenverkeer op de [[Via Flaminia]].<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 11, 3.</ref> Ten slotte benoemde keizer Caracalla hem in het jaar 212 tot de hoge positie van een van de twee [[praetoriaanse prefect]]en van de [[Praetoriaanse garde]]. Hij bereikte de top van de ridderlijke carrièreladder en had nu een van de machtigste posities in het keizerrijk. In de jaren 216-217 vergezelde hij Caracalla op diens campagne tegen de [[Parthen]].
 
==Verheffing tot keizer==
De omstandigheden die tot de dood van Caracalla en de verheffing tot keizer van Macrinus hebben geleid, worden door Cassius Dio in detail beschreven. De belangrijkste punten uit Cassius Dio's verslag worden door hedendaagse onderzoekers geaccepteerd en worden in moderne beschrijvingen van de gebeurtenissen algemeen overgenomen.<ref>zie bijvoorbeeld {{aut|Karl Christian}}: ''Geschichte der römischen Kaiserzeit'', 6e druk, München 2009, blz. 625-626.; {{aut|Julia Sünskes Thompson}}: ''Aufstände und Protestaktionen im Imperium Romanum'', Bonn 1990, blz. 66-67; {{aut|[[Anthony Birley|Anthony R. Birley]]}}: ''Caracalla''. in: {{aut|Manfred Clauss}} (red.): ''Die römischen Kaiser. 55 historische Portraits von Caesar bis Iustinian'', 4e druk, München 2010, blz. 185-191, hier: 191.</ref>.
 
Macrinus bevond zich in het voorjaar van 217 in een acute noodsituatie: in [[profetie]]ën was hem de keizerlijke waardigheid voorspeld. Dit was ook echter ook Caracalla ter ore gekomen; ook was een schriftelijk verslag over deze waarzegging naar de keizer onderweg. [[Ulpius Julianus]], een vertrouweling van Macrinus, die deze later tot [[praetoriaanse prefect]] benoemde, waarschuwde Macrinus voor het dreigende levensgevaar.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78),4, 1-5, 2.</ref> De verspreiding van deze profetie was waarschijnlijk onderdeel van een tegen de praetoriaanse prefecten gerichte intrige. In de nu ontstane situatie moest Macrinus wel een existentiële bedreiging zien, dit omdat Caracalla alles wat zijn bewind leek te bedreigen bloedserieus nam. Om zijn arrestatie en executie te voorkomen, zag Macrinus geen andere keus dan om een moordcomplot tegen Caracalla te smeden. Hij bediende zich daarbij van een groep van drie ontevreden soldaten.<ref>Twijfels over de rol van Macrinus als organisator van de samenzwering zijn ongegrond. zie [[Frank Kolb]]: ''Literarische Beziehungen zwischen Cassius Dio, Herodian und der Historia Augusta'', Bonn 1972, blz. 133 Anm. 647.</ref> Op 8 april 217 werd de moord in [[Mesopotamië]] uitgevoerd.
Regel 53:
Aangezien Caracalla door vele senatoren werd gehaat, werd zijn dood in de Senaat met voldoening ter kennisgeving aangenomen. Onder deze omstandigheden kon zijn opvolger, die immers niet uit Caracallla's dynastie afkomstig was, in senatoriale kringen vanaf het begin af aan op een zekere welwillendheid rekenen, ook al was hij vanuit senatoriaal perspectief niet gekwalificeerd om de keizerlijke waardigheid te dragen. De Senatoren stelden met voldoening vast dat de nieuwe heerser zich intensief inzette om hun steun te verkrijgen. Hij bekende zich bijvoorbeeld tot het principe om geen ter dood veroordelingen tegen senatoren uit te spreken.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78) 12, 2.</ref> Cassius Dio, die als senator en consul vanuit senatoriaal perspectief oordeelde, bracht deze gematigd, welwillende houding in zijn geschiedkundig werk tot uitdruk. Hij spaarde echter ook geen kritiek op maatregelen van Macrinus, die hij verkeerd vond of waarvan hij van mening was dat deze de traditionele voorrechten van de senatoren schonden.
 
In principe heerste in senatoriale kringen de opvatting dat Macrinus vanwege zijn nederige, ridderlijke afkomst, niet naar de keizerlijke macht had mogen grijpen. Volgens Cassius Dio's overtuiging zou het zijn plicht zijn geweest, zijn eigen ambities opzij te zetten en zijn gezag als [[praetoriaanse prefect|praetoriaans prefect]] te gebruiken, om voor een keizersverheffing van een senator te zorgen<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 15, 3. 79 (78), 41, 2-4.</ref> Er bestond echter bereidheid om van deze als usurpatie geziene aanmatiging, weg te kijken, zolang de nieuwe heerser zich maar, zich bewust zijnde van zijn nederige afkomst, bescheiden gedroeg, en aan de verwachtingen van de senatoriale elite voldeet.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 15, 4.</ref> Het werd hem echter zeer kwalijk genomen dat zijn regering daar in de praktijk weinig rekening mee hield.<ref> Een overzichtwerk biedt {{aut|Maria Grazia Cecere Granino}}: 'Macrinus'. in: ''Dizionario di epigrafico Antichità fictie', jaargang 5, deel 6-7, Rome 1991, blz 169-198, hier: 182-183.</ref>
 
Een behoorlijke blunder beging Macrinus vanuit senatoriaal perspectief bijna onmiddellijk na de start van zijn bewind. In de brief, waarin hij de Senaat formeel op de hoogte stelde van zijn verheffing tot keizer, voerde hij de al de keizerlijke titulatuur. Hij had de bevestiging van zijn ambtsaanvaarding door de Senaat niet afgewacht. Hoewel deze bevestiging in de praktijk bijna een formaliteit was, werd dit gedrag als een minachting van een voorrecht van de Senaat gezien.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 16, 2-4.</ref> Als blunder werd ook gezien, dat hij optrad tegen personen, die hij ervan verdacht, zijn heerschappij vanwege zijn afkomst als onwettig te beschouwen, dit in plaats van zich om de welwillendheid van deze oppositionelen te verzekeren.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 15, 3-4.</ref>
Regel 93:
Ten tijde van het [[renaissance-humanisme]] vertrouwde men de weergave in de ''Historia Augusta'' nog. Zo beschreef de 14e eeuw auteur [[Benvenuto da Imola]] keizer Macrinus als een wrede, bloeddorstige, met alle ondeugden behepte, voormalige slaaf.<ref>{{aut|Benvenuto da Imola}}: ''Liber Augustalis''. In: ''Francisci Petrarchae (...) opera quae extant omnia'', volume 1, Bazel 1554, blz. 575-590, hier: blz. 578</ref>.
 
Het moderne wetenschappelijk onderzoek heeft het overgeleverde beeld van Macrinus kritisch beschouwd en is tot een evenwichtiger beeld gekomen. [[Alfred von Domaszewski]] meende in 1909 dat Macrinus een "redelijk man" met lovenswaardige bedoelingen was geweest, maar als militair leider ongeschikt en "op geen enkele wijze" tegen zijn taak opgewassen.<ref>{{aut|Alfred von Domaszewski}}: ''Geschichte der römischen Kaiser'', deel 2, Leipzig 1909, blz. 270-271.</ref> Op soortgelijke wijze oordeelde Hans-Georg Pflaum in 1960.<ref>{{aut|Hans-Georg Pflaum}}: ''Les carrières procuratoriennes équestres sous le Haut-Empire romain'', deel 2, Parijs 1960, blz. 672</ref> Alfred Heuss was in 1960 van mening dat Macrinus "op zich een deugdzaam mens" was geweest.<ref>{{aut|Alfred Heuss}}: ''Römische Geschichte'', Braunschweig 1960, blz. 351</ref> Hermann Bengtson stelde in 1973 vast dat Macrinus "zonder twijfel de beste bedoelingen had" <ref>{{aut|Hermann Bengtson}}: ''Römische Geschichte'', München 1973, blz. 327</ref> In 1988 wordt Macrinus door Karl Christian beschreven als "dat wat men een rechtschapen mens noemt".<ref>{{aut|Karl Christian}}: ''Geschichte der römischen Kaiserzeit'', München 1988 (6e editie München 2009), blz. 625.</ref>
 
==Voetnoten==