Willem III der Nederlanden: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
MoiraMoira (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 95.97.145.162 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door HRvO
hoewel dit in de biografie van Van der Meulen staat, wordt in die van Willem II beweerd dat het iemand anders was, dit wordt bevestigd in het boek 'De eerste 150 jaar parlementaire geschiedenis van Nederland' uit 2013, zie ook OP onder 'Aanhef'
Regel 29:
Willem trouwde in 1839 met zijn volle nicht prinses [[Sophie van Wurtemberg]]. Zij kregen drie zonen, die allemaal eerder stierven dan hun vader: [[Willem van Oranje-Nassau (1840-1879)|Willem]], [[Maurits van Oranje-Nassau (1843-1850)|Maurits]] en [[Alexander van Oranje-Nassau (1851-1884)|Alexander]]. Na de dood van zijn vrouw hertrouwde hij in 1879 met prinses [[Emma van Waldeck-Pyrmont]]. Zij kregen één dochter, [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]], die hem opvolgde.
 
In november 1848, vier maanden voor zijn troonsbestijging, was zeer tegen zijn zin een ingrijpende [[grondwetsherziening van 1848|grondwetsherziening]] doorgevoerd, die de macht van de koning aanzienlijk beperkte. Hij weigerde in eerste instantie om onder de nieuwe grondwet koning te worden, maar schikte zich uiteindelijk in zijn lot. Zijn onvermogen om iets aan de nieuwe grondwet te veranderen droeg eraan bij dat Nederland zich onder zijn koningschap ontwikkelde tot een [[parlementaire democratie]]. Mede vanwege zijn beperkte macht heeft hij niet veel bijgedragen aan de staatkundige inrichting van het koninkrijk. Zoals zijn biograaf [[Dik van der Meulen]] het samenvatte: "Willems voornaamste staatkundige verdienste was de eerste Nederlandse koning te zijn in een land dat door anderen werd bestuurd".<ref>{{aut|Dik van der Meulen}}, Koning Willem III 1817-1890, Boom Amsterdam, ISBN 9789089533043, blz. 628</ref> Wel heeft hij op eigen initiatief de eerste premier van Nederland aangesteld.
 
== Jeugd ==
Regel 95:
In 1856 werd Willem benaderd door zijn hoffunctionaris en vroegere secretaris jonkheer [[Ludolph van Bronkhorst]] of de koning hem en zijn zwager, de voormalige [[Resident (bestuurder)|resident]] J.G.A. Gallois, kon helpen om op [[Java (eiland)|Java]] een suikercontract te verwerven. Willem beval de twee aan bij de minister van Koloniën [[Pieter Mijer]] en stelde in een tweede brief voor hen tevens te voorzien van een renteloos krediet. Mijer wilde er eigenlijk niets van weten, maar bezweek onder de aanhoudende druk. Een renteloos krediet verstrekken ging hem echter te ver. Uiteindelijk regelde Mijers opvolger [[Jan Jacob Rochussen]] dat het duo niet voor het contract hoefde te betalen. Gallois scheepte zich meteen in voor de Nederlandse kolonie, maar in plaats van suikerriet te gaan verbouwen, verkocht hij bij aankomst de rechten voor 275.000 gulden. Toen de ministeriële inbreng in deze [[Pangka-affaire]] bij de Tweede Kamer bekend werd, kostte dat Rochussen zijn baan. De rol van de koning werd verborgen gehouden.
 
De minister van Oorlog [[Cornelis Theodorus van Meurs|Van Meurs]] stelde in 1859 voor om [[Charles Nepveu]] te bevorderen tot opperbevelhebber van het Nederlandse leger. Willem dacht daar anders over en benoemde zijn oom [[Frederik van Oranje-Nassau (1797-1881)|Frederik]].<ref name="Frederik">Meulen, Dik van der (2013) Koning Willem III 1817-1890, p. 362 (e-boek)</ref> De koning drong hetzelfde jaar aan op een verhoging van de defensie-uitgaven in verband met een dreigende oorlog tussen [[Keizerrijk Oostenrijk|Oostenrijk]] en [[Koninkrijk Sardinië|Sardinië]]. De Tweede Kamer ging daarin mee en verhoogde de uitgaven met vier miljoen gulden.<ref name="Frederik"/> Eveneens in 1859 zegde Willem de stad Amsterdam toe dat hij de spoorwegwet niet zou ondertekenen voordat er overeenstemming zou zijn bereikt over de aanleg van een kanaal ten westen van Amsterdam, dat aansluiting zou krijgen op de Noordzee (het latere [[Noordzeekanaal]]). Het wetsvoorstel over het kanaal werd echter door de [[Tweede Kamer der Staten-Generaal|Tweede Kamer]] aangehouden, terwijl dat over de spoorwegwet wel werd aangenomen. Willem wees er de ministerraad op dat hij niet kon terugkomen op zijn belofte aan Amsterdam en bewerkstelligde, door [[Eerste Kamer der Staten-Generaal|Eerste Kamerleden]] onder druk te zetten, dat de [[Senaat (volksvertegenwoordiging)|Senaat]] de spoorwegwet afwees. De ministers van Financiën, [[Pieter Philip van Bosse|Van Bosse]], en Binnenlandse Zaken, [[Jacob George Hieronymus van Tets van Goudriaan|Van Tets van Goudriaan]], boden daarop hun ontslag aan.<ref>Meulen, Dik van der (2013) Koning Willem III, p. 363-366 (e-boek)</ref> Het leidde tot de vorming van een nieuw kabinet. Op 23 februari 1860 benoemde de koning – voor de periode van één jaar – [[Floris Adriaan van Hall (politicus)|Van Hall]] per [[koninklijk besluit]] tot president van de ministerraad,<ref>Meulen, Dik van der (2013) Koning Willem III 1817-1890, p. 366 (e-boek)</ref> een positie die tot nu toe in Nederland onbekend was. Daarmee had het land voor het eerst een premier gekregen.<ref>Meulen, Dik van der (2013) Koning Willem III 1817-1890, p. 354+363 (e-boek)</ref>
 
Het was een idee van Willem om in de spoorwegwet op te nemen dat een spoorweg zou worden aangelegd van Amsterdam naar het [[Nieuwediep (Den Helder)|Nieuwediep]], het latere [[Den Helder]]. De wet werd in 1860 een feit, evenals die voor de aanleg van het Noordzeekanaal.<ref>Meulen, Dik van der (2013) Koning Willem III 1817-1890, p. 366-368 (e-boek)</ref>