Victor Martin: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Maiella (overleg | bijdragen)
sp. conform Groene Boekje (getto)
Regel 8:
Terug in België dreef de [[Achttiendaagse Veldtocht|Duitse inval]] van 10 mei 1940 hem tijdelijk op de vlucht. Op de eerste dag van de invasie kwam zijn geliefde om bij een Duits bombardement.<ref>"De Belg die undercover ging in nazi-Duitsland", ''De Morgen'', 17 juli 2017, p. 17</ref> Na een tweetal jaar – hij woonde toen in de [[Elsene|Elsense]] Napelsstraat 24 – bracht een studiegenoot uit zijn Leuvense jaren hem in contact met het [[Onafhankelijkheidsfront]]. Martin ging inlichtingen verzamelen voor het verzet. Voor zijn opdrachten liep hij soms vermomd of zelfs gegrimeerd rond en beschikte hij over vervalste papieren (als architect Ernest Lemaire of receptionist Georges De Bauve). Maar hij kon nog niet vermoeden welke historische missie hem wachtte. Sterk verontrust door de Jodenregistratie, verplicht sinds 1 juni, en de mysterieuze deportaties die in oktober begonnen waren vanuit de [[Dossinkazerne]], vroeg het [[Comité de Défense des Juifs]] aan het Onafhankelijkheidsfront om iemand op onderzoek te sturen. Met zijn talenkennis en zijn academische contacten had Martin het geschikte profiel. Hij was ook koelbloedig en gewend aan leven onder aliassen, al zou hij deze keer onder eigen naam reizen.
 
Victor Martin verzon een sociologisch onderzoeksproject waarvoor hij zijn oude professor [[Leopold von Wiese]] moest zien in [[Keulen (stad)|Keulen]]. Hij kreeg toestemming<ref>Erlaubnisschein van 3 januari 1943</ref> en vertrok op 4 februari uit [[Brussel-Noord]]. Eens ter plekke, verzocht hij om een professor in [[Breslau]] te mogen opzoeken, een specialist in gedragsverschillen tussen sociale klassen. Dat de betrokkene een uitgesproken [[NSDAP]]-lid was, zal het verzoek geen kwaad hebben gedaan. In Breslau begon hij pas echt grote risico's te nemen. Hij begaf zich buiten het goedgekeurde traject en ging naar [[Sosnowitz]], waar de Joden uit het [[ghettogetto]] hem vertelden over [[Auschwitz (concentratiekamp)|Auschwitz]] en in contact brachten met een gehospitaliseerde Belg die er werkte. Om meer te weten te komen over de concrete uitroeiingstechniek, reisde hij – hoewel zijn visum op 20 februari verlopen was – naar [[Katowice]]. Hij sprak er in een café met Franse dwangarbeiders uit [[Firminy]], die voor [[IG Farben]] werkten en contact hadden met lotgenoten uit Auschwitz III. Hij hoorde over het uitmoorden van vrouwen en kinderen, al kenden ze de methode niet. Hij hoorde ook over de lijkengeur en over de recent opgestarte crematoria, die dag en nacht rookten. Hij zag de rookpluimen die soms in zijn richting werden geblazen en beweerde tot aan de draad van het kamp te zijn gekomen. Hij besloot dat hij genoeg wist en keerde spoorslags naar Breslau terug. Daar werd hij in zijn hotel opgepakt door de [[Gestapo]], allicht op aangeven van een Franse arbeider. Het moet dan eind maart of begin april zijn geweest.
 
Ondanks een hardhandige ondervraging kon hij zijn missie voor zich houden, ook omdat de arbeider tijdens een confrontatie spijt leek te hebben en zijn verklaringen afzwakte. De Gestapo leverde Martin over aan de [[Abwehr]]. Zijn ondervrager, luitenant Becker, geloofde dat hij met industriële spionage te maken had. Martin werd overgebracht naar het heropvoedingskamp van [[Rawicz]], waar hij als tolk aan het werk werd gezet. Op 15 mei kon hij ontkomen. Met zijn eerste loon maar zonder papieren, nam hij de trein tot [[Aken (stad)|Aken]]. Vandaar stak hij te voet de grens over door de bossen bij het geannexeerde [[Malmedy]]. Hij deed verslag in Brussel, waar de weerstand voortaan wist dat de deportatietreinen uit de [[Dossinkazerne]] niet naar werkkampen reden, maar rechtstreeks de dood tegemoet. Zijn rapport schijnt ook bij de [[Regering-Pierlot IV|regering in Londen]] te zijn geraakt.