Europese lork: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 27:
De twijgen zijn bleekgeel of enigszins roze, lang en hangend. De knoppen zijn bruin, schubbig en harsachtig. De Europese lork heeft zachte naalden van 2-3 cm lang. Ze groeien in bosjes van twintig tot dertig aan korte loten. In maart zijn ze smaragdgroen, maar later worden ze donkerder. In de herfst verkleuren ze tot goudgeel en vallen af.
 
De mannelijke [[Strobilus|kegels]] zijn klein, rond en goudgeel. Deze zijn 0,5-1 cm lang. De vrouwelijke kegels zijn bleekrood tot rozerood, bloemachtig en circa 1 cm lang. Bij rijping zijn het bruine, eivormige kegels met afgeronde schubben, en worden ze 2-4 x 2-3 cm groot.
 
Op de boom komt een [[heksenbezem]] voor. Een soms aanwezige zwam, (''Peziza willkommii''), veroorzaakt vuistgrote gezwellen. Uit scheuren hiervan vloeit hars en in de schors zijn de [[Conidiofoor|sporendrager]]s te zien in de vorm van vele kleine schoteltjes, die aan de buitenzijde wit en aan de binnenkant scharlakenrood zijn.