Janus Secundus: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: verder ga → verderga met AWB
k Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: uit maken → uitmaken met AWB
Regel 33:
Achteraan het monobiblos zijn drie ''Elegiae sollemnes'' toegevoegd als appendix. Het zijn drie herdenkingsgedichten aan Julia, nadat de dichtende ik-figuur haar had verloren aan een ander. Samen vormen deze drie herdenkingsgedichten aan Julia een cyclus, geplaatst tussen het eerste en het tweede boek van elegieën van Janus Secundus. Waarschijnlijk schreef hij na zijn vermeende verlies van Julia aan haar man elk jaar een herdenkingsgedicht in mei, ter herinnering aan het feit dat hij haar in mei 1531 had leren kennen.
 
De eerste ''elegia sollemnis'' schreef Secundus dus in mei 1532, toen hij in Bourges rechten studeerde. Het is in dit gedicht dat Secundus jaarlijkse rituelen aan Cupido belooft, en waarvan de volgende twee ''elegiae sollemnes'' deel van uit makenuitmaken. De tweede ''elegia sollemnis'' schreef Secundus een jaar later, in mei 1533, toen hij net terug was in de Nederlanden maar op het punt stond naar Spanje te vertrekken. Hij maakt in dit gedicht duidelijk dat hij een echt ritueel van de herdenkingsplechtigheid gaat maken. De derde ''elegia sollemnis'', geschreven in mei 1534, is alweer de laatste uit de reeks. Het boek heeft geen titel. Secundus was toen in Toledo, aan de oevers van de [[Taag]]. Hij ziet in dit derde gedicht niet zoveel meer in het herdenkingsritueel omdat Cupido zo gemeen voor hem is en hij te sterk door liefdespijlen wordt getroffen. Hij heeft namelijk inmiddels een nieuwe geliefde, Neaera. De lezer merkt dus dat de dichter bij elke herdenkingselegie steeds een beetje verder van Julia afstaat en dat hij verdergaat met zijn leven.
 
In het tweede boek van de elegieën heeft de dichter het immers helemaal niet meer over Julia, maar er verschijnen meisjes met verschillende namen, of zelfs zonder naam. In de eerste elegie van het tweede boek geeft Secundus duidelijk de strekking van dat boek aan. Hij wil geen grote werken, dat wil zeggen geen leerdichten en geen epen, schrijven. [[Vergilius]], [[Homerus]] en [[Hesiodus]] mogen dus rustig in de Onderwereld blijven. Hij blijft bij de kleine elegieën, waarvoor hij Propertius als voorbeeld en inspirator neemt. Hier zie je duidelijk de ''recusatio'', de traditionele elegische afwijzing van het epische genre.