Michel Didisheim: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Michel Georges Charles Gaspard David Didisheim''' ([[Wimbledon (Londen)|Wimbledon]], [[18 april]] [[1930]]) was van [[1962]] tot [[1986]] kabinetschef van de [[België (hoofdbetekenis)|Belgische]] prins Albert, de latere koning [[Albert II van België]], en afgevaardigd bestuurder (1976-1996) en voorzitter (1996-2001) van de [[Koning Boudewijnstichting]]. Hij schreef ook enkele historische romans.
 
==Familie==
Didisheim is de zoon van René Didisheim ([[Brussel (stad)|Brussel]], 1907 - [[Ukkel]], 1994). Advocaat,Hij namwerd hijadvocaat en nam bij de aanvang van de [[Tweede Wereldoorlog]] weer dienst als kapitein-commandant in het Belgisch Leger. Vanaf 1940 was hij actief in het Verzet en in 1941 vluchtte hij te voet over de Pyreneeën naar Engeland, van waar hij als officier in de [[Brigade Piron]] het land in 1944 hielp bevrijden en verder meestreed in Nederland en Duitsland. Hij werd vervolgens Belgisch vertegenwoordiger en secretaris -generaal in de Agence Interalliée des Réparations (I.A.R.A.). Na het leger te hebben verlaten, schreef hij de geschiedenis van de Brigade Piron. Hij werd in 1984, voor bewezen diensten, in de adelstand verheven, met de bij eerstgeboorte overdraagbare titel van baron.
 
De moeder van Michel Didisheim was Claire Maigret de Priches (1906-1983), uit een notabele familie van [[Saint-Symphorien (België)|Saint-Symphorien]] bij [[Bergen (België)|Bergen]]. Zij trad ook toe tot het Verzet en werd in 1942 gevangengenomen. Ter dood veroordeeld in Essen, werd ze naar het concentratiekamp van [[Ravensbrück]] gevoerd en werd haar veroordeling omgezet in een 'Nacht und Nebel' -gevangenis van onbepaalde duur. Het is pas in extremis dat ze in april 1945 werd gered door een Rode- Kruismissie onder leiding van de Zweedse graaf [[Folke Bernadotte]].
 
De ouders van Michel Didisheim waren in 1930 in Wimbledon getrouwd. Af en toe doken geruchten op dat hij de zoon zou zijn van koning [[Leopold III van België]]. Geruchten waar Didisheim nooit op reageerde, tot hij ze uiteindelijk formeel tegensprak. In [[La Libre Belgique]] van 16 oktober [[2008]] verklaarde hij: ''"…tegenover… tegenover geruchten staat men volkomen machteloos, ik wil er alleen maar aan herinneren dat ik de zoon ben van René Didisheim en Claire Maigret de Priches (...contre des rumeurs on est totalement impuissant mais je voudrais simplement rappeler que je suis le fils de René Didisheim et de Claire Maigret de Priches. Punt, aan de lijn!)"'' <ref>http://www.lalibre.be/actu/belgique/article/453107/michel-didisheim-pret-a-repliquer-aux-rumeurs.html</ref> Ook in een interview verschenen in Humo bevestigde hij dit.
Ook in een interview verschenen in Humo bevestigde hij dit.
 
Michel Didisheim heeft een zus, Francine Didisheim ([[Ukkel]], 2 maart 1933 - [[Parijs]], 7 september 2011), echtgenote van medicus Bernard de La Gorce. Ze was medestichter, secretaris-generaal en ondervoorzitter van het werk van priester [[Joseph Wresinski]] (1917-1988), [[ATD Vierde Wereld]] (Aide à Toute Détresse).
 
==Huwelijk==
Michel Didisheim is in 1956 in [[Wenen]] getrouwd met gravin Monika von und zu Trauttmansdorff-Weinsberg (°1933). Haar beide ouders, graaf Josef Trauttmansdorf en barones Helen Economo von San Serffwerden, werden als leden van het Oostenrijkse Verzet, in 1945 door de nazi's gefusilleerd.
 
Michel en Monika Didisheim hebben drie zoons en twee dochters.
Regel 21 ⟶ 20:
Na de lagere en middelbare school in België te hebben gevolgd, voleindigde Michel Didisheim de humaniora in Engeland aan de Combe School in Somerset. Hij behaalde er het Oxford and Cambridge Certificate, equivalent aan het Belgisch diploma van de humaniorastudies.
 
In 1951 promoveerde hij aan de [[Université Libre de Bruxelles]] tot licentiaat in de politieke en diplomatieke wetenschappen en tot licentiaat in de koloniale wetenschappen. Hij volgde nadien nog economische studies aan de [[Universiteit van [[Wenen]].
 
==Leger==
Na zijn opleiding tot officier in het kader van de militaire dienstplicht, meldde Didisheim zich begin 1952 als vrijwilliger voor het Belgische bataljon van para-commandoparacommando's dat in [[Korea]] streed. Hij voerde er een peloton aan en klom op tot de graad van kapitein-commandant.
 
Na het einde van de gevechten werd hij, omwille van zijn universitair diploma en van zijn kennis van het Engels, benoemd tot Belgisch vertegenwoordiger in de Wapenstilstandcommissie in [[Panmunjeom]].
In 1954 in België teruggekeerd werd hij in het reservekader gemuteerd, in de compagnie E.S.R. (bijzondere inlichtingsdiensten) van het regiment para-commandoparacommando.
 
==Loopbaan==
Regel 37 ⟶ 36:
Hij was ook de drijvende kracht achter de inspanningen van de Prins voor het leefmilieu en het bouwkundig erfgoed.
 
In [[1976]] was hij medestichter en trad hij op als actieve organisator van de [[Koning Boudewijnstichting]], die werd opgericht naar aanleiding van het zilveren ambtsjubileum van [[Koning Boudewijn]]. Binnen deze stichting was hij tot [[1996]] afgevaardigde bestuurder, functie die hij tot in 1986 cumuleerde met zijn activiteiten bij prins Albert. Van 1996 tot 2001 was hij voorzitter van de Stichting.
 
Hij was ook de eerste voorzitter van de King Baudouin Foundation U. S. (New York).
 
==Verenigingsleven==
Regel 48 ⟶ 47:
Beide verenigingen hebben hem de eretitel van stichtend voorzitter toegekend. In 1996 werd hem door Europa Nostra de eremedaille toegekend voor zijn inzet ten gunste van het cultureel erfgoed.
Zijn vroege belangstelling voor het leefmilieu maakte dat de [[Université catholique de Louvain]] hem opdroeg een cursus over deze materie te organiseren. Hij leidde die van 1977 tot 1981 als buitengewoon docent. Hij organiseerde ook een opleiding leefmilieu bij het [[Europacollege]] in [[Brugge (hoofdbetekenis)|Brugge]].
In 1976 benoemde de Belgische regering hem tot voorzitter van de Toezichtsraad voor de Hogeschool Ter Kameren. Hij werd ook lid van de Commission royale des Monuments et des Sites.
Regel 56 ⟶ 55:
==Andere functies==
Didisheim was ook onder meer:
* medestichter en bestuurder van de European Foundations Centre (EFC Bruxelles);
* medestichter en bestuurder van het Centre for European Policy Studies (CEPS);
* bestuurder van het Europa CollegeEuropacollege in Brugge;
* lid van de Raad van gouverneurs van de Fondation européenne de la Culture (Amsterdam).
In de loop van zijn loopbaan was hij bestuurder bij overheidsinstellingen, onder meer de Delcrederiedienst en de Belgische Investeringsmaatschappij.