Jean-Jacques Rousseau: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k N.a.v. titelwijziging aldaar: AvondmaalHeilig Avondmaal met AWB
Regel 188:
Rousseau geloofde dat het stadium van de primitieve mens niet het eerste was maar het derde. Hij geloofde dat het derde primitieve stadium van de menselijke samenleving een optimale was, tussen het extreme van bruut dier zijn en dierachtige aapmensen aan de ene kant en de extreme decadentie en civilisatie aan de andere kant. Hierdoor dachten critici onterecht dat Rousseau het idee van de "nobele wilde" had bedacht,<ref>Bekend is het voorbeeld van Marc Lescarbot in de Franse literatuur van een uitdrukking waarin wild en nobel geassocieerd worden. Dat was in zijn ''Histoire de la Nouvelle France'' (1609). In het hoofdstuk "Sauvages sont vrayement nobles", heeft Lescarbot het over diegenen die hij wilden noemt: "...revenons à notre Nouvelle-France, ou les hommes sont plus humains et ne vivent que de ce que Dieu a donné à l'homme, sans devorer leurs semblables. Aussi faut-il dire d'eux qu'ils sont vrayment Nobles..." (Bladzijde 786, Histoire de la Nouvelle France). Sommige schrijvers gebruiken de term ''nobele wilde'' nog steeds om rassenverhoudingen in Nieuw-Frankrijk te beschrijven, zoals 'The Libertine Colony'' 'door Doris Garraway, ''There are No Slaves in France'' door Sue Peabody, ''The Avengers of the New World'' door Laurent Dubois, en ''The French Atlantic Triangle'' door Christopher Miller; voor informatie over de relatie tussen de Franse en Engelse koloniale context zie ''Sentimental Figures of Empire'' door Lynn Festa.</ref> maar Arthur Lovejoy toonde aan dat dit een verkeerde interpretatie van de filosofie van Rousseau is.<ref>A. O. Lovejoy, "The Supposed Primitivism of Rousseau's Discourse on Inequality" in ''Essays in the History of Ideas'' (Baltimore: Johns Hopkins Press, [1923], 1948, 1960). Mario Einaudi heeft het over "de cruciale rol van Arthur Lovejoy's in het ontkrachten van de mythe die gedurende de achttiende eeuw werd gecultiveerd door veel filosofen, zie Mario Einaudi, ''The Early Rousseau'' (Cornell University Press, 1967), n. p. 5. Voor een geschiedenis hoe de frase geassocieerd werd met Rousseau, zie Ter Ellingson's, ''The Myth of the Noble Savage'' (Berkley, CA: University of California Press, 2001).</ref>
 
De uitdrukking nobele wilde werd voor het eerst in 1672 gebruikt door de Engelse dichter [[John Dryden]] in zijn toneelstuk ''[[The Conquest of Granada]]''.<ref>[http://books.google.com/books?id=27Av0zEmlqkC&pg=PA106&dq=Dryden+first+to+use+phrase+the+noble+savage&hl=en&sa=X&ei=u_22T6zLM8bw6AHd-NDRCg&ved=0CF4Q6AEwBw#v=onepage&q=Dryden%20first%20to%20use%20phrase%20the%20noble%20savage&f=false Earl Miner, "The Wild Man Through the Looking Glass", in Edward Dudley en Maximillian E. Novak, editors, ''The Wild Man Within: An Image in Western Thought from the Renaissance to Romanticism'', University of Pittsburgh Press, 1972, bladzijde 106] en Ellingson (2001), bladzijde 8 en verder. In 2009, zei Peter Gay: "As far as the noble savage is concerned, that phrase is from Dryden and does not appear in Rousseau’s writings. In the years I taught the history of political theory at Columbia to a sizable class of undergraduates, I would offer students a hundred dollars if they could find 'Noble Savage' anywhere in Rousseau. I never had to pay up'", [http://www.bookforum.com/inprint/016_01/3519 Peter Gay, "Breeding is Fundamental", ''Book Forum'', (April/May, 2009.]</ref> Rousseau schreef dat de moraliteit geen sociale uitvinding was maar eerder natuurlijk, een uitvloeisel van de instinctieve afkeer om lijden aan te zien, waaruit weer gevoelens van medeleven of empathie voortkwamen. Dit waren gevoelens die gedeeld werden met dieren, en wiens voorkomen zelfs door [[Thomas Hobbes|Hobbes]] werd erkend.<ref>In het lokaliseren van de basis van ethiek in emoties, eerder dan in de rede was Rousseau het eens met [[Adam Smith]]'s ''Theory of Moral Sentiments''. (1759)</ref> In tegenstelling wat veel van zijn aanhangers hebben beweerd, heeft Rousseau nooit gesuggereerd dat mensen in hun natuurlijke staat moreel handelen. Termen als ''rechtvaardigheid'' en ''kwaadaardigheid'' zijn onverenigbaar met de voor-politieke maatschappij, zoals Rousseau die zag. Morele waarden, waaronder altruïsme, kunnen alleen ontstaan bij zorgvuldige opvoeding in een burgermaatschappij. Mensen in een natuurlijke staat kunnen handelen met alle willekeur van een wild dier. Zij zijn slechts goed in een negatieve zin, als ze zelfvoorzienend zijn en aldus niet beïnvloed door de waarden van een burgermaatschappij. Feitelijk was de natuurlijke man van Rousseau te vergelijken met een solitair levende [[Chimpansees|chimpansee]] of andere [[apen|aap]], zoals de [[Orang-oetans|orang-oetan]], als beschreven door [[Georges-Louis Leclerc de Buffon|De Buffon]]. De natuurlijke goedheid van de mens is dus de goedheid van een dier, die niet goed of slecht is. Rousseau betoogde dat, uitgezonderd enige korte momenten van reflectie, de menselijke samenleving altijd kunstmatig was geweest, en er steeds weer ongelijkheid, jaloezie en onnatuurlijke verlangens ontstonden.
 
=== Conclusie ===