Luxemburgse kwestie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
betere interne link
betere tussenkopjes
Regel 3:
[[Afbeelding:William III of the Netherlands.jpg|thumb|right|200px|De Nederlandse koning-groothertog [[Willem III der Nederlanden|Willem III]]]]
[[Afbeelding:NapIII.jpg|thumb|right|200px|[[Napoleon III van Frankrijk|Napoleon III]], keizer van Frankrijk]]
==Achtergrond van de kwestie==
[[Groothertogdom Luxemburg (1815-1890)|Luxemburg]] werd sinds het [[Congres van Wenen]] in [[1815]] een [[groothertogdom]] dat verbonden werd in een [[personele unie]] met het koninkrijk der Nederlanden, waarbij de koning de titel van [[groothertog]] droeg. Maar het maakte ook deel uit van de [[Duitse Bond]].
Hoewel het groothertogdom in de Belgische onafhankelijkheidsstrijd grotendeels onder het bestuur stond van de Belgen (met uitzondering van Luxemburg-Stad) werd in [[1839]] het oostelijk deel van het staatje gehandhaafd in de personele unie onder gezag van het [[Huis van Oranje-Nassau]] en in de Duitse Bond. Het westelijk geel werd aan België geschonken. Ter compensatie kreeg Nederland van België het oostelijk deel van [[Limburg (Nederland)|Limburg]]. Ter verdere genoegdoening werd ook Nederlands Limburg lid van de Duitse Bond.
 
== Verloop van het conflict ==
Door de Pruisische overwinning in de [[Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog]] van 1866 en de Pruisische hegemonie in de in dat jaar opgerichte [[Noord-Duitse Bond]] raakten verschillende landen ongerust over het Europese machtsevenwicht. Om dit te herstellen wenste de Franse keizer [[Napoleon III]] delen van het grondgebied van de Duitse bond over te nemen, onder meer het groothertogdom Luxemburg. Na overleg gaf de Pruisische bondskanselier [[Otto von Bismarck]] aan dat hij geen bezwaar had tegen een overdracht van Luxemburg. Als voorwaarde vroeg hij om de overdracht buiten de publiciteit te houden, zodat het Pruisische parlement - dat hij anders niet zou kunnen overtuigen - voor een voldongen feit kwam te staan.
 
Nederland, onkundig van die besprekingen, deed vervolgens een poging bij Von Bismarck om te bewerkstellingen dat Limburg niet zou hoeven toe te treden tot de nieuwe Noord-Duitse Bond. Von Bismarck gaf aan dat Nederlands Limburg lid diende te worden van de Noord-Duitse Bond en dreigde als dat niet gebeurde met het annexeren van het Nederlandse deel van Limburg ten oosten van de Maas. Bang geworden vroeg Nederland aan Frankrijk of die bij een Pruisische inval militaire steun aan Nederland wilde verlenen. Frankrijk gaf een positief signaal af, maar gaf aan ter compensatie Luxemburg te willen hebben. Koning [[Willem III der Nederlanden|Willem III]] en de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken [[Jules van Zuylen van Nijevelt]] stemden daarin toe. Voor de overdracht werd tussen Willem III en Frankrijk een bedrag overeengekomen van vijf miljoen gulden.
Regel 17 ⟶ 18:
Frankrijk zette zijn dreigement niet door. Er waren echter nog steeds problemen. Zo bevond zich sinds 1839 een Pruisisch garnizoen in Luxemburg, zeer tegen de zin van Frankrijk. Om een en ander, alsook andere kwesties, uit de wereld te helpen werd op initiatief van de Russische minister van Buitenlandse Zaken Alexander Michailovitsj Gortsjakov een [[Congres van Londen (1867)|congres in Londen]] belegd. Deze vond plaats van [[7 mei|7]] tot [[11 mei]] [[1867]]. Er werd een verdrag gesloten waarin de [[neutraal land|neutraliteit]] van Luxemburg werd gegarandeerd, de ontmanteling van de [[Vesting (verdedigingswerk)|vesting]] Luxemburg werd gelast en er werd afgesproken Luxemburg en Limburg buiten de Noord-Duitse Bond te houden.
 
==Parlementaire gevolgen in Nederland ==
==Gevolgen van de Luxemburgse kwestie==
Met het sluiten van het verdrag was in Nederland de kous nog niet af. De [[liberalen]] in het parlement vonden dat minister Van Zuylen met zijn eigenmachtige optreden in deze zaak de Nederlandse neutraliteit in gevaar had gebracht. Er ontstond een [[constitutie|constitutioneel conflict]]: het kabinet wilde, gesteund door de koning, gewoon blijven zitten, terwijl de Tweede Kamer wenste dat het vertrok. De Kamer keurde de begroting voor Buitenlandse Zaken af en dit had tot gevolg dat een vertoornde Willem III het parlement ontbond.