Paleis van Nassau: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 7:
 
== Geschiedenis ==
Het paleis werd gebouwd op een strategische plaats op één van de hoger gelegen stadsgedeelten van Brussel niet ver van de residentie van de [[Lijst van graven van Leuven en hertogen van Brabant#Hertogen van Brabant en Neder-Lotharingen|hertogen van Brabant]], het [[Paleis op de Koudenberg]]. Met de bouw werd in de [[1340-1349|jaren '40 van de 14e eeuw]] begonnen door de vermogende edelman [[Willem van Duivenvoorde]], toen deze zich in Brussel vestigde.<ref>{{aut|Stefan Meijering}} en {{aut|Bram Vannieuwenhuyze}}, "Het Brusselse hof van Nassau De oprichting van een laatmiddeleeuwse stadsresidentie", in: ''Revue belge de philologie et d'histoire'', 2010, Vol. 88, nr. 88-2, blz. 359 - [http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/rbph_0035-0818_2010_num_88_2_7929 Lees on-line]</ref> Omdat Willem van Duivenvoorde twaalf buitenechtelijke kinderen naliet maar geen wettige, kwamen zijn bezittingen, waaronder zijn Brusselse residentie in het bezit van de familie [[Van Wassenaer#Tak Van Polanen|Van Polanen]]. Het stond toen gekend als ''herberg van de Lek''. Door het huwelijk in 1403 van de laatste telg uit deze familie, [[Johanna van Polanen]], met [[Engelbrecht I van Nassau-Dillenburg]], kwam het paleis in het bezit van de graven van Nassau. De aanwezigheid van de graven van Nassau in de nabijheid van het Paleis op de Koudenberg – de residentie van de toenmalige machthebbers van de Nederlanden – droeg in grote mate bij tot de groei van hun politieke invloed in de 15e en 16e eeuw. Tussen de [[1480-1489|jaren 1480]] en [[1520-1529|1520]] werd het paleis uitgebreid verbouwd door [[Engelbrecht II van Nassau|Engelbrecht II]] en zijn opvolger [[Hendrik III van Nassau-Breda|Hendrik III]]. Architecten waren onder meer [[Loys van Boghem]], [[Laurens II Keldermans|Laurens Keldermans]] en Hendrik van Pede (1503).
 
Onder Hendrik III groeide het paleis uit tot trefpunt van de gekroonde hoofden van Europa, maar ook van kunstenaars en schrijvers.<ref>{{aut|Hans Belting}} (2002), "In the Palais Nassau", in: {{aut|Hans Belting}} (red.), ''Hieronymus Bosch. Garden of earthly delights'' (Munchen: Prestel), blz. 71 ISBN 3-7913-2674-0</ref> In 1517 maakte de secretaris van kardinaal [[Luigi d'Aragona]], de Italiaan [[Antonio de Beatis]], een beschrijving van het paleis. Hij beschreef niet alleen de talloze [[trompe-l'oeil]] deuren, maar ook een gigantisch groot bed, dat Hendrik liet maken om tijdens één van zijn vele banketten dronken gasten in te gooien. Ook vermeldt De Beatis verschillende schilderijen in het paleis, zoals het drieluik ''[[Tuin der lusten|De tuin der lusten]]'' van [[Jheronimus Bosch]] (in de Grote Zaal) en een ''Oordeel van Paris met de drie godinnen'', vermoedelijk geschilderd door [[Lucas Cranach de Oude|Cranach]].<ref name="ReferenceA">{{aut|Hans Belting}} (2002), "In the Palais Nassau", in: {{aut|Hans Belting}} (red.), ''Hieronymus Bosch. Garden of earthly delights'' (Munchen: Prestel), blz. 73 ISBN 3-7913-2674-0</ref> In 1520 werd het paleis bezocht door de Duitse schilder [[Albrecht Dürer]], die melding maakt van een ‘gut gemähl’ van [[Hugo van der Goes]] in de kapel (waarschijnlijk ''De Zeven Sacramenten'', een teloorgegaan altaarstuk). Ook vermeldt Dürer net als De Beatis het grote bed, dat volgens hem plaats bood aan 50 personen, en kreeg hij de [[meteoriet]] te zien, die naast Hendrik III in een veld zou zijn gevallen.<ref name="ReferenceA"/>