Samengesteld werkwoord: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Madyno (overleg | bijdragen)
Madyno (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Een '''samengesteld werkwoord''' is een [[lexicale eenheid]] die bestaat uit een [[werkwoord]] en een [[affix]] in de vorm van een [[zelfstandig naamwoord]], een [[bijvoeglijk naamwoord]] of [[voorzetselbijwoord]]. Dergelijke werkwoorden komen vooral in het [[Nederlands]], [[Duits]] en [[Hongaars]] veel voor.
 
== Nederlands ==
Regel 5:
 
Enkele voorbeelden van scheidbaar samengestelde werkwoorden zijn:
* ''paard-rijden'' → ''Ik rijd paard'', ''Jij rijdt paard'' enz., maar: ''Ik heb paardgereden''.
* ''opfluit-leggenspelen'' → ''Ik legspeel opfluit'', ''Jij legtspeelt opfluit'' enz., maar: ''Ik heb opgelegdfluitgespeeld''.
* ''hard-lopen → ''Ik loop hard'', ''Jij loopt hard'' enz., maar: ''Ik heb hardgelopen''.
* ''wit-wassen → ''Ik was wit'', ''Jij wast wit'' enz., maar: ''Ik heb witgewassen''.
* ''op-leggen'' → ''Ik leg op'', ''Jij legt op'' enz., maar: ''Ik heb opgelegd''.
* ''aan-komen'' → ''Ik kom aan'', ''Jij komt aan'' enz., maar: ''Ik ben aangekomen''.
 
Het tweede deel van een scheidbaar samengesteld werkwoord staat dus in de regel altijd aan het einde van de ([[hoofdzin|hoofd]])zin. Dit betekent dat het direct achter het werkwoord komt te staan als er geen andere zinsdelen meer zijn:
* Ik ''rijd'' graag ''paard''.
* Ik ''speel'' goed ''fluit''.
* Ik ''loop'' geregeld ''hard''.
* Ik ''was'' het geld ''wit''.
* Ik ''kom'' morgenavond ''aan''.
* Ik ''kom terug'' zodra ik meer weet (hoofdzin + [[bijzin]]).
 
Van '''onscheidbare''' samengestelde werkwoorden blijven de samenstellende delen in de vervoegingen bijeen:
Samengestelde werkwoorden dienen onderscheiden te worden van de werkwoorden met een (meestal onbeklemtoond) [[Prefix (taalkunde)|voorvoegsel]], zoals de werkwoorden ''berijden'' en ''verleggen'' met de voorvoegsels ''be-'' en ''ver-''. Bij deze werkwoorden is het voorvoegsel een vast deel van het woord en kan daar niet van gescheiden worden. Daarnaast krijgen zulke werkwoorden niet het voorvoegsel ''ge-'' in de verleden tijd; het bestaande voorvoegsel "vervangt" dit als het ware. Er bestaat een aantal werkwoorden die zowel scheidbaar als met voorvoegsel kunnen zijn, zoals ''voorkomen'' (''kom voor'' of ''voorkom''). De spelling van beide is voor veel van de vormen hetzelfde, maar de plaats van de klemtoon verschilt waardoor het onderscheid wel in spraak te horen is. In de spelling wordt de klemtoon soms aangeduid met een streepje als er verwarring kan ontstaan: ''vóórkomen'' of ''voorkómen''.
 
* Zo ''voorkom'' je erger. Zo is erger ''voorkomen''.
* Hij ''doorliep'' de school met moeite. Hij heeft de school met moeite ''doorlopen''.
* De man ''volhardde'' in zijn pogingen. De man heeft in zijn pogingen ''volhard''.
 
Samengestelde werkwoorden dienen onderscheiden te worden van de werkwoorden met een (meestal onbeklemtoond) [[Prefix (taalkunde)|voorvoegsel]], zoals de werkwoorden ''berijden'' en ''verleggen'' met de voorvoegsels ''be-'' en ''ver-''. Bij deze werkwoorden is het voorvoegsel een vast deel van het woord en kan daar niet van gescheiden worden. Daarnaast krijgen zulke werkwoorden niet het voorvoegsel ''ge-'' in de verleden tijd; het bestaande voorvoegsel "vervangt" dit als het ware. Er bestaat een aantal werkwoorden die zowel scheidbaar als met voorvoegsel kunnen zijn, zoals ''voorkomen'' (''kom voor'' of ''voorkom''). De spelling van beide is voor veel van de vormen hetzelfde, maar de plaats van de klemtoon verschilt waardoor het onderscheid wel in spraak te horen is. In de spelling wordt de klemtoon soms aangeduid met een streepje als er verwarring kan ontstaan: ''vóórkomen'' of ''voorkómen''.
 
Er bestaat een aantal werkwoorden die zowel scheidbaar als met voorvoegsel kunnen zijn, zoals ''voorkomen'' (''kom voor'' of ''voorkom''). De spelling van beide is voor veel van de vormen hetzelfde, maar de plaats van de klemtoon verschilt waardoor het onderscheid wel in spraak te horen is. In de spelling wordt de klemtoon soms aangeduid met een streepje als er verwarring kan ontstaan: ''vóórkomen'' of ''voorkómen''.
 
Enkele werkwoorden, zoals ''stofzuigen'', ''voetballen'' en ''zweefvliegen'' vormen een uitzondering op deze regel. Zij zijn niet scheidbaar (''ik stofzuig'', niet ''ik zuig stof''), maar zijn ook geen werkwoord met voorvoegsel (''ik heb '''ge'''stofzuigd''). Het wordt daarnaast ook [[Zwak werkwoord|zwak]] vervoegd (''stofzuigde'') en niet sterk (''stofzoog'') zoals het basiswerkwoord ''zuigen''. Hier is sprake van een soort rudimentaire vorm van [[incorporatie (taalkunde)|incorporatie]], iets dat vooral in [[polysynthetische talen]] veel voorkomt.