Frederik de Houtman: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kleinigheid, eigen bewerking aangepast
Maurits werd pas in 1618 prins van Oranje en prins, tot dat stond hij bekend als Maurits van Nassau
Regel 76:
De Houtman kreeg op 22 januari 1601 een nieuw verzoek zich te bekeren tot de Islam. Deze keer werd hij voor een Islamitische rechtbank gebracht.{{#tag:ref|Hij werd onder andere ondervraagd over de [[Onbevlekte Ontvangenis van Maria]] en de [[Isa (profeet)|profeet Isa]], evenals waarom Hollanders zich niet lieten besnijden.|group=noot}}<ref>Sijs, Nicoline van der (2000), blz. 160-162</ref> In zijn 'Cort Verhael' schrijft De Houtman dat de rechters hem in opdracht van de sultan vertelden dat hij gedood zou worden als hij zich niet bekeerde. Naar eigen zeggen werd hij vervolgens bedreigd met onthoofding, het afhakken van een hand, het levend in mootjes hakken, vermorzeling door een olifant, afgeschoten worden in een kanon en zouden bij hem baard- en snorharen zijn uitgetrokken, maar hij zou zijn blijven weigeren zich te bekeren. Uiteindelijk werd hij door een smid in de boeien geslagen. De Houtman schrijft dat hij daarna heel weinig te eten kreeg en alleen door medegevangenen en bezoekers die hem voedsel gaven in leven bleef.<ref>Sijs, Nicoline van der (2000), blz. 159-168</ref> Om weer in de gratie te komen van de sultan - in de hoop meer voedsel te krijgen, maakte hij een model van een [[buskruit]]molen.<ref name="Sijs 2000">Sijs, Nicoline van der (2000), blz. 170</ref> De sultan besloot er een in het echt te laten maken en gaf hem toestemming dit proces te begeleiden,<ref name="Sijs 2000"/> maar hij bleef naar eigen zeggen geboeid totdat acht maanden later Gerard le Roy en [[Laurens Bicker]] met een vloot van de Zeeuwse [[voorcompagnie]] bij Atjeh voor anker gingen.<ref>Molhuysen, P.C. en P.J. Blok (1930) Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8. A.W. Sijthoff, Leiden</ref>
 
[[Maurits van Oranje|Prins Maurits van Nassau]], de latere [[prins van Oranje]], had de sultan gewapende ondersteuning toegezegd tegen al zijn vijanden, in de hoop Frederik de Houtman en de andere Hollanders vrij te krijgen.<ref>Wennekes, Wim (1996) Gouden Handel. De eerste Nederlanders overzee, en wat zij daar haalden. Atlas, Amsterdam, blz. 126</ref> De sultan kreeg wapens, spiegels en geld. Ook werd hij financieel gecompenseerd voor de plundering door de vloot van Van Caerden eerder dat jaar.{{#tag:ref|Mitrasing concludeert dat de Hollanders door een vergoeding te betalen afstand deden van het internationale recht. bron: Mitrasing, Ingrid Saroda (2011), blz. 85|group=noot}}<ref>[[W.Ph. Coolhaas|Coolhaas, W.Ph.]] (1960) Generale Missiven van gouverneurs-generaal en raden aan Heren XVII der Verenigde Oostindische Compagnie, Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage, volume I, blz. 54</ref><ref>Jonge, J.K.J. de (1864) De Opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië, volume II, Martinus Nijhof, 's-Gravenhage, blz. 234</ref>
 
Op 25 augustus 1601, na 26 maanden gevangenschap, was De Houtman weer een vrij man.{{#tag:ref|Gerard le Roy en [[Laurens Bicker]] hadden van de sultan toestemming gekregen een [[factorij]] te stichten in Atjeh en kregen een introductiebrief mee voor een [[Mogolrijk|moghul]]vorst in wat nu [[India]] is.|group=noot}}<ref>Mitrasing, Ingrid Saroda (2011), blz. 87</ref> Op 29 november vertrok De Houtman met een Atjehse overheidsdelegatie naar het vaderland, waar hij op 6 juli 1602 aankwam.<ref>Dam, M.J. van (1998), blz. 82</ref>