Vedische tijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 143:
Het koningschap werd ritueel bevestigd door op de ''Veda's'' gebaseerde en in de ''Brahmana's'' beschreven offerrituelen, die opnieuw het belang van de brahmanen bevestigden. Bij de troonsbestijging onderging de "raja" het ritueel van "[[rajasuya]]", dat hem goddelijke autoriteit zou verlenen en jaarlijks herhaald werd.<ref name="K&R44"/> Gedurende zijn regering voerde de vorst regelmatig kortere offerrituelen uit ("[[vajapeya]]") die ten doel hadden hem goddelijke krachten te verlenen.
 
Een ander belangrijk ritueel was [[aswamedha]], het paardenoffer. Het paard symboliseerde kracht en viriliteit, en de macht van de stamleider. De beschrijving van het aswamedha-ritueel bevat een passage waarin de vrouw van het stamhoofd seksgeslachtsgemeenschap heeft met het [[offerdier|offerpaard]], omwat zijnde viriliteit tevan symboliserenhet stamhoofd symboliseerde. Later lijkt dit gebruik niet meer te zijn nageleefd. In plaats daarvan werd het paard losgelaten, waarna het gebied waar het doorheen liep door de stam geclaimd moest worden. Als dit al aan een andere stam behoorde moest deze worden onderworpen. Pas nadat al het land daadwerkelijk geconfisqueerd was, vond het offer zelf plaats. Dit laat zien hoe de perceptie van leiderschap veranderde nadat het seminomadisch voor een sedentair bestaan was verwisseld. In sedentair verband overstijgt het leiderschap de stam- en familierelaties, en wordt de macht van de leider afgemeten aan de hoeveelheid land die hij beheerst.<ref>Thapar (2004), p166</ref>
 
===Ontstaan van de Indiase filosofie===
Regel 150:
De vraag wat de juiste acties zijn ([[Ethiek|ethica]]) wordt onder andere besproken in de ''Baghavad Gita'', een latere toevoeging aan de ''Mahabharata''. De donkergekleurde god [[Krishna (god)|Krishna]], die in de ''Baghavad Gita'' de levensvragen beantwoordt, was mogelijk een lokale god uit de omgeving van Mathura, die in het hindoeïstische [[pantheon (religie)|pantheon]] werd opgenomen.
 
De rond 750-500 v.Chr. ontstane ''Upanishaden'' en ''Aryanka's'' beschrijven de [[mystiek]]e filosofie van individuele verlichting. De [[ascetisme|ascetische]] mystici die deze teksten aanhingen trokken zich uit de maatschappij terug om in afzondering door meditatie, zelf-immolatie of vasten religieuze inzichten te verkrijgen en verlossing ("[[moksha]]" of "[[nirwana]]") te bereiken. Centraal staan de concepten van de individuele [[Ziel (filosofie)|ziel]] ("atman") en het goddelijke ("[[Brahman (filosofisch concept)|brahman]]"), waar de ziel mee verbonden is. De mystici zochtenverkozen verlichtingeen inpersoonlijke meditatiespirituele en afzonderingzoektocht in het woud, wat een radicale omslagplaats van de brahmaanse offercult inhieldoffercultus.<ref>Kulke & Rothermund (2004), p48-49</ref> Ze zochten hun afzondering vaak in het woud: de naam ''Aryanka'' betekent "teksten uit het woud".
 
==Overgang naar de klassieke periode (± 500 v.Chr.)==
Regel 161:
Staatjes bestuurd door een raad van leiders ("gana-sangha's") waren rond 500 v.Chr. op hun retour, hoewel dergelijke "republiekjes" tot ver na de Vedische periode voor bleven komen: de [[Licchhavi's]] in het oosten van de Gangesvlakte en het tegenwoordige [[Nepal]] zijn daarvan een bekend voorbeeld.
 
===Ontstaan van boeddhisme en jainisme===
===Sramanisme===
In de 6e en 5e eeuw v.Chr. ontwikkelde zich uit de mystici en asceten van de ''Upanishaden'' en ''Aryanka's'' een belangrijkereligieuze stroming tegen het brahmanisme. Deze "[[Sramanisme|sramanabeweging" of sramanisme]]" verwierp het rigide kastenstelsel, de offercultus en de dominante rol van de brahmanen bij de uitoefening van religie. DeUit sramana'sde beweging ontstonden een aantal nieuwe religies die gingen concurreren met de brahmaanse priesters. Belangrijkste exponenten van de beweging waren [[ascetisme|ascetischeGautama Boeddha]] mystici, diede doorstichter meditatie,van zelf-immolatiehet [[boeddhisme]] en vasten[[Mahavira]], probeerdende verlossingstichter van het ("[[mokshajainisme]]". ofBeide preekten een in essentie "[[nirwanaatheïsme|atheïstische]]"), teascetische bereikenfilosofie, die door gemeenschappen van monniken werd vastgelegd en verspreid.
 
De belangrijkste exponenten van de beweging waren [[Gautama Boeddha]], de stichter van het [[boeddhisme]] en [[Mahavira]], de stichter van het [[jainisme]]. Beide preekten een in essentie [[atheïsme|atheïstische]], [[asceet|ascetische]] filosofie, die door gemeenschappen van monniken werd vastgelegd en verspreid.
 
De boeddhistische en jainistische geschriften geven als historische bronnen voor het eerst een duidelijk overzicht over de politieke situatie in het noorden van India. De Boeddha zelf wordt daarom wel als de eerste historische persoon in de Indiase geschiedenis beschouwd. De genoemde gebeurtenissen kunnen bovendien vaak gestaafd worden met passages uit de latere Vedische bronnen zoals de ''Purana's'' of de ''Mahabharata''.