Vedische tijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
aanv.
Regel 15:
===Een superieur ras?===
[[File:Aryans entering India.jpg|thumb|350px|"De Ariërs arriveren in India", een afbeelding uit een Brits prentenboek uit de [[1930-1939|jaren 1930]] waarin het idee van een superieur Arisch ras nog volop doorklonk. De Ariërs worden als "nobel" afgeschilderd, en zouden de onbeschaafde oorspronkelijke bewoners de beschaving hebben gebracht.]]
Moreel berustte de Britse koloniale heerschappij over India onder meer op de gedachte dat de Britten superieur in cultuur, techniek en beschaving waren. Dat India al zeer vroeg diepgaande beschaving, wetenschap en filosofie bezat was daarom enigszins verontrustend en ondergroef de legitimiteit van het Britse gezag. De idee dat de beschaving vanuit het westen naar India was gebracht stelde gerust en werd dus snel omarmd. Paradoxaal genoeg konden de vroege Indiase nationalisten zich ook in het beeld van een superieure Arische cultuur vinden, omdat het de anciënniteit en grote waarde van de Indiase beschaving bevestigde.<ref>Kaey (2000), p132</ref> Sommige inheemse historici gingen zelfs zover te stellen dat de Ariërs geen migranten waren maar een inheemse Indiase groep moesten zijn geweest.<ref name="Kulke K& Rothermund (2004), p32R32">Kulke & Rothermund (2004), p32</ref>
 
Overigens is helemaal niet duidelijk wie de "arya" in de ''Veda's'' precies waren. Dat een ras of volk bedoeld werd blijkt nergens uit. Mogelijk ging het slechts om de stammen die zich aan de voorgeschreven riten hielden en het Sanskriet machtig waren.
Regel 27:
In de 20e eeuw, na de ontdekking van de Harapppabeschaving, kwam het idee op dat deze beschaving door Indo-Arische invallers ten val was gebracht. Dit idee werd nog in 1947 mogelijk geacht door de Britse archeoloog [[Mortimer Wheeler]], die opgravingen in [[Harappa]] deed.
 
Pas in de tweede helft van de 20e eeuw raakte het idee dat Indo-Ariërs met een gewelddadige invasie het subcontinent veroverden achterhaald. Taalkundig (filologisch) onderzoek wees eerder op een geleidelijke verspreiding, mogelijk in verschillende migratiegolven die uit kleine groepen (stammen) bestonden. Oorspronkelijke bewoners zoals "dasa" namen de taal en cultuur van deze "arya" over of integreerden erin. Bovendien werd ontdekt dat in de ruïnes van de Harappabeschaving vrij weinig sporen van een gewelddadige vernietiging voorkwamen. In plaats daarvan leken de bewoners hun steden zelf geleidelijk de rug toe te hebben gekeerd.<ref name="harappa">Stein (2010), p 47; Kaey (2000), p134-136; Thapar (2004), p367</ref>
 
==Afkomst en begin van de Vedische cultuur==
Regel 34:
De meest waarschijnlijke oorsprong van de Indo-Europese talen is in de steppes ten noorden van de [[Zwarte Zee|Zwarte]] en [[Kaspische Zee]].<ref>Strazny (2000), p163</ref> Dankzij archeologische vondsten in het zuiden van Rusland en Centraal-Azië is bekend dat hier in het 4e millennium v.Chr. de zogenaamde [[Koergancultuur]] heerste. De bewoners waren veehoudende [[nomaden]] die het paard gedomesticeerd hadden. Verder beschikten ze over koperen en bronzen gebruiksvoorwerpen en wapens, en ontwikkelden ze in een laat stadium strijdwagens met gespaakte wielen.
 
Een opvolger van de Koergancultuur, de [[Sroebnacultuur]], wordt geassocieerd met de voorouders van sprekers van [[Indo-Iraanse talen]].<ref name="Kulke K& Rothermund (2004), p32R32" /> Rond 2100 v.Chr. moeten de Indo-Ariërs zich van de [[Iraanse talen|Iraniërs]] hebben afgescheiden. Het Sanskriet vertoont grote overeenkomsten met het [[Avestisch|Oud-Iraans]], de taal van de ''[[Avesta (literatuur)|Avesta]]'', het heilige schrift van de [[zoroastriërs]], dat rond dezelfde tijd als de ''Veda's'' ontstond. Het oudste historische bewijs voor de Vedische Ariërs komt niet uit India of Centraal-Azië, maar uit [[Anatolië]]. Het gaat om [[kleitablet]]ten gevonden in [[Hattusa]], de hoofdstad van het [[Hettieten]]rijk, waarin rond 1380 v.Chr. de namen van Vedische goden en fragmenten Sanskriet voorkomen. Dit suggereert een directe culturele band of gemeenschappelijke culturele afkomst tussen de Vedische Ariërs en Anatolië.<ref>Thapar (2004), p433; Kulke & Rothermund (2004), p34; Pletcher (2010), p60</ref>
 
In de oudste van de ''Veda's'', de ''[[Rig Veda]]'', zijn geografische aanwijzingen te vinden over de manier waarop de Indo-Ariërs het subcontinent binnen trokken. In oudere delen van het werk worden de rivieren "Kubha" ([[Kabul (rivier)|Kabul]]) en "Suwastu" ([[Swat (rivier)|Swat]]) in het tegenwoordige grensgebied tussen Pakistan en [[Afghanistan]] genoemd. Dit gebied was tussen 1500 en 500 v.Chr. toneel van de [[Gandhara-grafcultuur]], die wordt gekenmerkt door een sterke ontwikkeling van [[begravingsrite]]n, vuuraltaren, de domesticatie van het paard en gebruik van brons en koper. Hoewel deze cultuur vaak in verband wordt gebracht met de Vedische Indo-Ariërs, is daar nooit onomstotelijk bewijs voor gevonden.
Regel 97:
De "arya" uit de vroege Vedische periode waren ingedeeld in stammen ("jana"). De stam bestond uit verschillende groepen samen optrekkende families), zogenaamde "grama". Interessant is dat de betekenis van het woord "grama" na de omslag naar sedentaire landbouw veranderde: hoewel het aanvankelijk een nomadische groep families inhield, werd het in de latere Vedische bronnen voor een dorp gebruikt. Er werd onderscheid gemaakt tussen families met een lagere status ("vish") en die hogere status ("rajanya").<ref name="stein51">Stein (2010), p51</ref>
 
In de ''Rig Veda'' worden de leiders van stammen "raja" genoemd, hetgeen in moderne Indo-Arische talen "koning" betekent. Waarschijnlijk kan dit woord voor de vroege Vedische tijd beter als "stamhoofd" vertaald worden. HetGesteund stamhoofddoor de belangrijkste leden van de "rajanya's", was het stamhoofd verantwoordelijk voor de verdediging en de aanvallen op andere stammen, die vooral ten doel hadden meer vee te veroveren. Bezit en prestige werd afgemeten in vee, wat blijkt uit het feit dat het woord voor oorlog in het Sanskriet ("gavishti") letterlijk zoiets betekent als "het verwerven van koeien".<ref name="Pletcher62">Pletcher (2010), p62</ref> Het aanzien van het stamhoofd hing af van zijn succes in de oorlogsvoering, maar ook in het succesvol volbrengen van offerrituelen ("[[yajna]]").
 
De stam kwam regelmatig samen, onder andere om deze offerrituelen uit te voeren. De priesters, wier taak het was de duizenden hymnen en voorschriften uit de ''Veda's'' uit het hoofd te leren en te onthouden, speelden een onmisbare rol bij de uitvoering van het ritueel. Een succesvol uitgevoerd offer werd geacht de goden gunstig te stemmen en de stam en het stamhoofd prestige en voorspoed te brengen.
Regel 108:
Het offerritueel was het moment waarop de stam samenkwam om de welgezindheid van de goden te verwerven. Meestal bestonden de offers uit vee of paarden, hoewel soms [[mensenoffer]]s voorkwamen. Seks, fysieke competitie, gokspelen en de consumptie van "[[soma (drank)|soma]]", een stimulerende drank die waarschijnlijk [[hallucinatie]]s opriep, speelden allemaal een rol bij de rituelen.<ref>Stein (2010), p48</ref> De rituelen konden alleen geleid worden door de priesters. Deelname vereiste dat men zich eerst aan een [[purificatie]]ritueel onderwierp, maar hing ook af van iemands positie binnen de sociale hiërarchie. De Vedische voorschriften zijn extreem gedetailleerd. Een offer kon alleen succesvol zijn als de priester de hymnen en spreuken op de juiste manier uitsprak, de deelnemers "rein" waren, en aan andere gedetailleerde vereisten werd voldaan, zoals de oriëntatie van het altaar of de manier waarop het offer in ontleed werd. De strikte voorschriften van de Vedische religie brachten de studie van [[meetkunde]] en [[astronomie]] op gang in de klassieke Indische wetenschap, en droegen tegelijkertijd bij aan het ontstaan van het Indiase [[kastenstelsel]].<ref>Thapar (2004), p170</ref>
 
===Status van de vrouw===
Een belangrijk ritueel was [[aswamedha]], het paardenoffer. Het paard symboliseerde kracht en viriliteit, en de macht van de stamleider. De beschrijving van het aswamedha-ritueel bevat een passage waarin de vrouw van het stamhoofd seks heeft met het [[offerdier|offerpaard]], om zijn viriliteit te symboliseren. Later lijkt dit gebruik niet meer te zijn nageleefd. In plaats daarvan werd het paard losgelaten, waarna het gebied waar het doorheen liep door de stam geclaimd moest worden. Als dit al aan een andere stam behoorde moest deze worden onderworpen. Pas nadat al het land daadwerkelijk geconfisqueerd was, vond het offer zelf plaats. Dit laat zien hoe de perceptie van leiderschap veranderde nadat het seminomadisch voor een sedentair bestaan was verwisseld. In sedentair verband overstijgt het leiderschap de stam- en familierelaties, en wordt de macht van de leider afgemeten aan de hoeveelheid land die hij beheerst.<ref>Thapar (2004), p166</ref>
In de vroege Vedische periode hadden vrouwen een hogere status en grotere vrijheid dan later het geval was. Vrouwen werden geacht een rol te spelen bij de Vedische offerrituelen en hadden het recht de stamvergadering ("[[vidatha]]") toe te spreken. Dochters werden net als zoons onderricht in de wijsheden uit de ''Veda's''. Het was ongehuwde vrouwen toegestaan zelfstandig naar een geschikte huwelijkspartner te zoeken en uithuwelijking kwam weinig voor. Huwelijken tussen verschillende klassen of kasten waren niet ongebruikelijk. Weduwen werden normaal gesproken geacht te hertrouwen en het gebruik van [[weduwenverbranding|weduwenverbranding ("sati")]] is waarschijnlijk veel later ontstaan.<ref>Stein (2010), p52-53</ref>
 
Desondanks stonden zoons in hoger aanzien dan dochters, omdat alleen een zoon de crematieriten uit kon voeren na het overlijden van de ouders. De ''Veda's'' bevatten ook teksten die vrouwen als onbetrouwbaar en minderwaardig afschilderen. in de latere ''Brahmana's'' worden vrouwen met het kwaad geassocieerd. De positie van de vrouw ging gedurende de Vedische periode duidelijk achteruit.
 
==Latere Vedische ontwikkelingen==
Regel 127 ⟶ 130:
 
===Ontwikkeling van het kastenstelsel===
De macht en status van een stam hangt in een sedentaire samenleving niet langer af van de hoeveelheid vee die men bezit, maar van de hoeveelheid land en stamleden. Succesvolle leiders heersten niet langer over een stam of groep families, maar konden grotere gebieden en meerdere stammen regeren. Dit was de basis voor het ontstaan van de eerste staatjes en het [[monarchie|koningschap]] tussen 800 en 500 v.Chr..<ref name="stein50"/>
 
De machtigste leiders, wiens families de "[[kshatriya]]" (van "kshatra", dat "macht" betekent) werden genoemd, vormden samen met de priesters (de "brahmanen") een sociale bovenklasse in de sedentaire samenleving. De status van de stamleider berustte bij een nomadisch bestaan op succesvolle rooftochten, waarbij vee op andere stammen werd buitgemaakt. Bij een sedentair bestaan ontleenden leiders hun status meer aan het succesvol uitvoeren van offerrituelen, waartoe alleen brahmanen in staat waren.<ref>Thapar (2004), p164</ref> De brahmanen werden daardoor machtiger; en het priesterschap werd erfelijk.
Regel 133 ⟶ 136:
De rest van de bevolking, "arya" met een lagere status zowel als niet-"arya", hadden ten taak in de behoeftes van de bovenklasse te voorzien. Uit de stammen met een lagere status ("vish") ontstond de "[[vaishya]]"-kaste, die bestaat uit boeren en handelaren. Nog lager stonden de "[[shudra]]" en "dasa". De "dasa" komen in de ''Veda's'' voor als tegenstanders die door de "arya" werden onderworpen. De teksten beschrijven ze als verachtelijke, onaantrekkelijke en onbeschaafde lieden met een donkere huidskleur en platte neuzen, die slechts geschikt werden geacht om in dienst van "vaishna" het land te bewerken. Omdat er ook "dasa" gevangengenomen werden in conflicten met andere groepen "arya", slaat "dasa" desondanks mogelijk niet op een etnische groep, maar was het de verzamelnaam voor in de oorlog gevangen genomen slaven.<ref name="stein51"/>
 
===Bestuur van de janapada's===
De macht binnen een janapada lag in handen van de belangrijkste (kshattriya-)families ("rajanya's"), die de leider bijstonden in het bestuur. De leidende families ontvingen belasting van de boeren en handelaren (vaishya's). Aan het einde van de Vedische tijd ontwikkelden zich uit dit systeem de eerste [[monarchie|koninkrijken]], met een energieke vorst aan het hoofd. In andere janapada's was de "raja" slechts oorlogsleider en het belangrijkste lid van de vergadering van familiehoofden. De machtsstructuur van deze staatjes kwam meer overeen met de "[[republiek]]jes" zoals ze in dezelfde periode in het [[Oude Griekenland]] voorkwamen.
 
Het koningschap werd ritueel bevestigd door op de ''Veda's'' gebaseerde en in de ''Brahmana's'' beschreven offerrituelen, die opnieuw het belang van de brahmanen bevestigden. Bij de troonsbestijging onderging de "raja" een jaar lang rituelen die "[[rajasuya]]" genoemd werden en hem goddelijke autoriteit zouden verlenen. Gedurende zijn regering voerde de vorst regelmatig kortere offerrituelen uit ("[[vajapeya]]") die ten doel hadden hem goddelijke krachten te verlenen.
 
Een ander belangrijk ritueel was [[aswamedha]], het paardenoffer. Het paard symboliseerde kracht en viriliteit, en de macht van de stamleider. De beschrijving van het aswamedha-ritueel bevat een passage waarin de vrouw van het stamhoofd seks heeft met het [[offerdier|offerpaard]], om zijn viriliteit te symboliseren. Later lijkt dit gebruik niet meer te zijn nageleefd. In plaats daarvan werd het paard losgelaten, waarna het gebied waar het doorheen liep door de stam geclaimd moest worden. Als dit al aan een andere stam behoorde moest deze worden onderworpen. Pas nadat al het land daadwerkelijk geconfisqueerd was, vond het offer zelf plaats. Dit laat zien hoe de perceptie van leiderschap veranderde nadat het seminomadisch voor een sedentair bestaan was verwisseld. In sedentair verband overstijgt het leiderschap de stam- en familierelaties, en wordt de macht van de leider afgemeten aan de hoeveelheid land die hij beheerst.<ref>Thapar (2004), p166</ref>
<!---
===Brahmanisme en sramanisme===