Vedische tijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
terminologie (de term Indo-Arier is beladen, maar kan gehandhaafd blijven zolang duidelijk is dat niet meer dan een taalkundige definitie bedoeld wordt)
Regel 1:
De '''Vedische tijd''' is een periode van ongeveer 1500 v.Chr. tot 500 v.Chr. in de [[geschiedenis van Zuid-Azië]] waarin de [[hindoeïsme|hindoeïstische]] religieuze teksten (de ''[[Veda's]]'') en [[epos|epen]] ontstonden. De ''Veda's'' werden aanvankelijk mondeling overgedragen door de barden en priesters van destammen '''Indo-Ariërs''', een volk datdie aan het begin van de Vedische periode het noordwesten van het [[Indisch Subcontinent]] binnentrokbinnentrokken en een [[Indo-Arische talen|Indo-Arische taal]] ([[Sanskriet]]) spraken. Hun cultuur kenmerkte zich door een sterk belang van [[Offer (religie)|offerrituelen]], een duidelijke sociale [[hiërarchie]] binnen de [[stam (antropologie)|stam]], en het gebruik van het [[Sanskriet]] in riten. Mogelijk migreerden de eerste Indo-Ariërs al naar Zuid-Azië tijdens de latere fase van de [[Harappabeschaving]] (tot 1800 v.Chr.), maar de oudste Vedische teksten moeten enkele eeuwen later ontstaan zijn, op zijn vroegst rond 1600 v.Chr.. De ''Veda's'' vormen zowel de belangrijkste bronnen over de Indo-Ariërs als hun grootste culturele verrichting, en hebben tot op heden grote invloed op de religie en cultuur van [[India]]. Hoewel het lastig is historische feiten van [[mythologie]] te scheiden, geven de teksten een duidelijk beeld van de Indische maatschappij en maatschappelijke ontwikkelingen. De Indo-Ariërs waren aanvankelijk [[semi-nomadisch]]e veehouders die door het bezit van paarden en strijdwagens een militair overwicht op de oorspronkelijke bevolking hadden. De ''Veda's'' geven de indruk van conflicten om vee, zowel met de oorspronkelijke inwoners als tussen Indo-Arische stammen onderling als met anderen. Rond 1000 v.Chr. vestigden de Indo-Ariërs zich in vaste nederzettingen om [[landbouw]] te bedrijven. De Vedische cultuur verspreidde zich in deze periode verder oostwaarts over de [[Gangesvlakte]] en zuidwaarts naar [[Malwa]] en [[Gujarat]]. Met name in de Gangesvlakte ontstonden steden, waar omheen in de latere Vedische periode (rond 700-500 v.Chr.) de eerste proto-staatjes ontstonden, de zogenaamde [[janapada|janapada's]]. Zowel het belang van de sociale hiërarchie als van de priesterklasse nam toe. Hieruit ontwikkelden zich het Indische [[kastenstelsel]] en het orthodoxe [[brahmanisme]]. Bestudering van de ''Veda's'' leidde tot het ontstaan van de [[Indische filosofie]] en de antieke Indische wetenschap.
 
==Historiografie==
Regel 5:
 
===Filologisch onderzoek===
Bij de bestudering van de ''Veda's'' deed de taalkundige [[William Jones (taalkundige)|William Jones]] in 1786 de opmerkelijke ontdekking dat het Sanskriet verwant is aan veel Europese talen. Jones bedacht zich dat er waarschijnlijk een gemeenschappelijke moedertaal (het "[[Indo-Europees]]") moest hebben bestaan, waaruit zowel de Europese als IndoNoord-ArischeIndiase talen ontstaan zijn.<ref>Kaey (2000), p126</ref> Latere [[filologie|filologen]] gebruikten de naam "[[Indo-Arische talen]]" voor het Sanskriet en de ervan afstammende IndischeIndiase talen. Ze stelden vast dat deze talen meer verschil hebben met de [[Dravidische talen]] van het zuiden van India, dan met Europese talen.
 
De term "Indo-Ariërs" komt in de ''Veda's'' overigens niet voor: daarin wordt het woord "arya" ("rein", "puur") gebruikt om de protagonisten te beschrijven. In de ''Veda's'' kunnen aanwijzingen gevonden worden dat deze "arya" niet uit India afkomstig waren. Niet alleen warenwas er de filologischetaalkundige relatie met ontdekkingenEuropa, ook voeren de "arya" in de ''Veda's'' strijd tegen "dasa" of "dasyu", stammen met een donkere huidskleur, die het Sanskriet niet machtig waren. De "dasa" werden door de "arya" als "onrein" beschouwd omdat ze de in de ''Veda's'' beschreven riten niet kenden. De historici uit de koloniale tijd zagen in de "dasa" de oorspronkelijke bewoners, die door de Indo-Ariërs onderworpen zouden zijn.
 
Volgens bijvoorbeeld de Duitse oriëntalist [[Max Müller]] moesten de oorspronkelijke sprekers van het Indo-Europees een soort "meesterras" zijn geweest. Vanuit het zuiden van [[Rusland]] of [[Centraal-Azië]] zouden ze naar zowel Europa als India getrokken zijn, waar ze de beschaving zouden hebben gebracht.<ref>Kaey (2000), p130</ref> Müller geloofde niet in de hoge ouderdom van de Vedische teksten. Hij schatte dat deze op de overgang tussen het 2e en 1e millennium v.Chr. (rond 1000 v.Chr.) moesten zijn ontstaan, wat redelijk overeenkomt met de huidige ideeën.<ref>Kulke & Rothermund (2004), p35-36</ref>
Regel 14:
 
===Een superieur ras?===
[[File:Aryans entering India.jpg|thumb|350px|"De Ariërs arriveren in India", een afbeelding uit een Brits prentenboek uit de [[1930-1939|jaren 1930]] waarin het idee van de superioriteit vaneen hetsuperieur ArischeArisch ras nog volop doorklonk. De Ariërs worden als een "nobel ras" afgeschilderd, daten zouden de onbeschaafde oorspronkelijke bewoners de beschaving zou hebben gebracht.]]
Moreel berustte de Britse koloniale heerschappij over India onder meer op de gedachte dat de Britten superieur in cultuur, techniek en beschaving waren. Dat India eenal diepezeer vroeg diepgaande beschaving, wetenschap en filosofie bezat was daarom enigszins verontrustend en ondergroef de legitimiteit van het Britse gezag. De idee dat de beschaving vanuit het westen naar India was gebracht stelde gerust en werd dus snel omarmd. Paradoxaal genoeg konden de vroege Indiase nationalisten zich ook in het beeld van een superieure Arische cultuur vinden, omdat het de anciënniteit en grote waarde van de Indiase beschaving bevestigde.<ref>Kaey (2000), p132</ref> Sommige inheemse historici gingen zelfs zover te stellen dat de Ariërs geen migranten waren maar een inheemse Indiase groep moesten zijn geweest.<ref name="Kulke & Rothermund (2004), p32">Kulke & Rothermund (2004), p32</ref>
 
Overigens is helemaal niet duidelijk wie de "arya" in de ''Veda's'' precies waren. MogelijkDat werd geeneen ras of volk bedoeld, maarwerd blijkt nergens uit. Mogelijk ging het slechts om de stammen die zich aan de voorgeschreven riten hielden en het Sanskriet machtig waren.
 
De illusie van een Arisch superras raakte in diskrediet door de propaganda van de [[nazi's]] in de [[1930-1939|jaren 1930]] en de catastrofale politieke gebeurtenissen die volgden. Bovendien werden tijdens het [[Interbellum]] de ruïnes van de Harappabeschaving opgegraven; een cultuur die ouder en geavanceerder leek dan die van de Indo-AriërsVedische periode. De Indo-Ariërsperiode raaktenraakte dermatevanwege de associatie met de nazi's en racisme taboe, datzodat er relatief weinig onderzoek naar hen werd verricht in de tweede helft van de 20e eeuw.<ref>Kaey (2000), p122</ref>
 
===De invasietheorie===
Regel 25:
De "arya" worden in de ''Veda's'' omschreven als een strijdlustig volk. Bijgestaan door oorlogszuchtige goden als [[Indra (mythologie)|Indra]] of [[Agni]], binden ze in door paarden getrokken strijdwagens de strijd aan. De conflicten met de "dasa", die zich "pur" (forten) verschanst hadden, werden tot halverwege de 20e eeuw als bewijs gezien dat de Indo-Ariërs veroveraars waren, die de oorspronkelijke bevolking hadden onderworpen.
 
In de 20e eeuw, na de ontdekking van de Harapppabeschaving, kwam het idee op dat deze beschaving door de Indo-Arische invallers ten val was gebracht. Dit idee werd nog in 1947 mogelijk geacht door de Britse archeoloog [[Mortimer Wheeler]], die opgravingen in [[Harappa]] deed.
 
Pas in de tweede helft van de 20e eeuw raakte het idee dat de Indo-Ariërs met een gewelddadige invasie het subcontinent veroverden achterhaald. FilologischTaalkundig (filologisch) onderzoek wees eerder op een geleidelijke verspreiding, mogelijk in verschillende migratiegolven die uit kleine groepen (stammen) bestonden. Oorspronkelijke bewoners zoals "dasa" namen de taal en cultuur van dedeze Indo-Ariërs"arya" over of integreerden erin. Bovendien werd ontdekt dat in de ruïnes van de Harappabeschaving vrijwelvrij geenweinig sporen van een gewelddadige vernietiging voorkwamen. In plaats daarvan leken de bewoners hun steden zelf geleidelijk de rug toe te hebben gekeerd.<ref>Kaey (2000), p134-136</ref>
 
==Achtergronden==
Regel 39:
 
===Overgang van de Harappacultuur===
De Harappacultuur, soms wel "Indusbeschaving" genoemd, was in veel aspecten verder gevorderd dan de Indo-AriërsVedische cultuur. De cultuurHarappacultuur wordt gekenmerkt door grote, strak geplande steden, zoals [[Moenjo-Daro]] of [[Harappa]], waarvan de ruïnes aan het begin van de 20e eeuw werden opgegraven. De Harappanen dreven per schip handel met [[Mesopotamië]] en het [[Arabisch Schiereiland]], hadden ossen en olifanten als lastdieren en gebruikten karren voor transport van goederen. Ze hadden een eigen [[alfabet|schrift]] ontwikkeld en bedreven sedentaire landbouw. Grote gebieden waren in cultuur gebracht om de bewoners van de steden van voedsel te voorzien. Het hoogtepunt van de Harappacultuur viel tussen 2300 en 1900 v.Chr..
 
[[File:Rigvedic_geography.jpg|thumb|350px|De omvang van de Gandhara-grafcultuur ("Swat") en de Cemetary H-cultuur. Beide worden in verband gebracht met de migratie van Indo-Ariërs naar het Indisch Subcontinent. De kaart toont de rivieren met de namen die ze in de ''[[Rig Veda]]'' hebben (bv. "Sindhu" = [[Indus (rivier)|Indus]]).]]
Het idee dat de steden vernietigd werden door hordes (Indo-Arische) invallers wordt niet langer plausibel geacht. Hoewel aan de hand van archeologisch bewijs aanvallen van plunderaars op kleine schaal mogelijk zijn, lag het verval van de Harappabeschaving aan een combinatie van factoren, zoals klimaatsverandering en epidemieën.<ref>Thapar (2004), p367</ref> In sommige ruïnes hebben archeologen een "Late Harappafase" (1900 - 1750 v.Chr.) ontdekt, waarin de stedelijke organisatie verdwenen is en er waarschijnlijk veel minder bewoners waren, maar nog wel andere typische kenmerken van de Harappacultuur zijn terug te vinden. De ''Veda's'' bevatten geen enkele verwijzing naar een stedelijke samenleving of typische zaken uit de Harappacultuur. Daarom wordt verondersteld dat er minstens een paar eeuwen tussen het verval van de Harappacultuur en het ontstaan van de ''Veda's'' moet zitten. Op grond daarvan schat men dat de ''Rig Veda'' tussen 1600 en 900 v.Chr. ontstond.
 
Tot de laatste fase van de Harappabeschaving behoort ook de zogenaamde [[Cemetary H-cultuur]], onder andere gevonden in de ruïnes van Harappa. Opmerkelijk is dat de cultuur sterk verschilt van oudere lagen in de stad. Een mogelijke verklaring is dat dit de migratie van de eerste Indo-Ariërs representeert. De nieuwkomers zouden zich rond 1900 v.Chr. in de steden gevestigd kunnen hebben en geleidelijk in de Harappabeschaving zijn opgegaan.<ref>Kulke & Rothermund (2004), p33-34; de associatie van Cemetary H met Indo-Ariërs werd vooral bepleit door Parpola (1998)</ref> Toen de latere ("Vedische") Indo-Ariërs het subcontinent binnentrokken troffen ze daar mogelijk de nazaten van hun verre verwanten aan, die nog enkele overblijfselen van hun oorspronkelijke cultuur bezaten. Dit kan misschien verklaren waarom de "dasa" uit de ''Veda's'' ook "[[mleccha's]]" (personen die het Sanskriet verkeerd uitspreken) genoemd worden en er soms met de "dasa" samengewerkt werd. Sommige archeologen denken dat de Cemetary H-cultuur uit de Gandhara-grafcultuur ontstond, en de trek van de Indo-Ariërs"arya" naar het oosten weerspiegelt.
 
Uit de archeologie is na het verval van de Harappabeschaving de [[Ochre-Coloured Potterycultuur]] (OCP) bekend. Tot deze cultuur behoren over het noorden van India verspreide vondsten van bronzen of koperen gebruiksvoorwerpen en wapens ([[bijl]]en, [[harpoen]]punten, [[zwaard (wapen)|zwaard]]en, enzovoorts) gecombineerd met [[Gele oker|okerkleurig]] [[aardewerk]] van veel slechtere kwaliteit dan dat uit de Harappacultuur. De ouderdom van veel vondsten is onzeker, maar sommige moeten uit het begin van het 2e millennium komen. De OCP wordt soms beschouwd als een periode van verval volgend op de Harappacultuur, maar het bewijs voor een verband met de Harappacultuur is mager.<ref>Thapar (2004), p374</ref>
 
===Aryanisatie===
Het is onduidelijk of er wel zoiets als een "Indo-Arisch volk" bestaan heeft. Met de "arya" worden in de ''Veda's'' misschienwaarschijnlijk slechts stammen bedoeld die zich aan de rituele voorschriften hielden, of dit nu nieuwkomers of inheemse groepen waren. In tegenstelling tot de voorstelling van hordes gewapende Indo-Arische veroveraars die de historici uit de koloniale tijd in gedachten hadden, ziet men de verspreiding van de Vedische cultuur tegenwoordig daarom als een geleidelijk proces van assimilatie. De Vedische cultuur werd in die visie verspreid door handelaren en werklieden, niet door verovering. Hetzelfde proces is tegenwoordig nog steeds gaande bij de verspreiding van de hindoeïstische cultuur onder de [[Adivasi]] in India, of in andere gebieden ter wereld waar zich Indiase migranten vestigen, zoals [[Suriname]] of [[Fiji]]. Voor een dergelijk proces zijn geen grote aantallen migranten nodig. Een kleine groep gelukszoekers, handelaren of leraren, in het bezit van superieure technologie of een overtuigende ideologie is al in staat een stam tot de Vedische religie en cultuur te bekeren.<ref>Thapar (2004), p435; Kaey (2000), p152-154</ref>
 
Er zijn inderdaad aanwijzingen in de ''Veda's'' te vinden dat, vooral in gebieden verder naar het oosten in de Gangesvlakte, inheemse stammen tot de "arya" gingen behoren. Zo eindigen veel namen van koningen in die gebieden op "-dasa". Uit de ''Veda's'' blijkt dat aanvankelijk op de bewoners van deze gebieden werd neergekeken door de stammen in de Punjab en de Yamuna-Gangesdoab, die hun gebied "[[Aryavarta]]" ("land van de arya") noemden. Later, in de tijd van de eerste staatjes, verdween dit onderscheid echter en werden de rollen zelfs omgedraaid. "Aryavarta" ging toen ook gebied verder naar het oosten beslaan.
Regel 59:
 
Aan het einde van de Vedische tijd was de aryanisatie over de gehele Gangesvlakte verspreid en had het proces via de kustgebieden het zuiden van India bereikt.
 
==Vroege Vedische cultuur (rond 1600-1200 v.Chr.)==
===Geografie van de ''Veda's''===
De gebeurtenissen uit de vroege Vedische periode (1600 - 1200 v.Chr.) moeten worden gereconstrueerd aan de hand van een combinatie van archeologische vondsten en (veel later vastgelegde) schriftelijke bronnen zoals de ''Veda's''. De archeologie geeft in deze periode een duidelijke opeenvolging van culturen en technologische ontwikkelingen. Sommige van die ontwikkelingen kunnen ook uit de Vedische bronnen worden opgemaakt. Het wordt echter problematisch wanneer geprobeerd wordt de in de Vedische literatuur beschreven stammen, oorlogen en eindeloze [[Genealogie (geschiedkunde)|genealogische]] lijsten met archeologische vondsten in verband te brengen.<ref>Thapar (2004), p401</ref> Vedische bronnen zijn niet samengesteld met het doel de geschiedenis zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Zowel de barden en priesters die de traditie mondeling doorgaven als de schrijvers die haar uiteindelijk schriftelijk vastlegden hadden andere doeleinden, zoals een koning of stam een prestigieuze afkomst verschaffen, of religieuze ideeën verspreiden. Hoewel in bepaalde fragmenten vrijwel zeker een historische waarheid moet schuilen en bepaalde "koningen" waarschijnlijk op historische personen gebaseerd zijn, is het onmogelijk een betrouwbare chronologie op te stellen aan de hand van alleen de schriftelijke bronnen.
 
De geografie van de ''Rig Veda'' beperkt zich tot het noordwesten van het subcontinent: naast de tegenwoordige Pakistaans-Afghaanse grensstreek ook de "sapta-sindhu", het gebied van de zeven rivieren: de [[Indus (rivier)|Indus]] en zijn vijf zijrivieren, samen met de later opgedroogde [[Sarasvati (rivier)|Sarasvati]]. Dit gebied was waar de Indo-Ariërs zich aanvankelijk gevestigd moeten hebben en waar ze voor het eerst de overstap van een semi-nomadisch bestaan naar vaste woonplekken en landbouw moeten hebben gemaakt.<ref>Kaey (2000), p146; Kulke & Rothermund (2004), p39</ref> In de andere drie ''Veda's'' worden ook gebieden oostelijker in de Gangesvlakte genoemd. Dit laat zien dat de Indo-Ariërs in de loop der tijd oostwaarts migreerden; de oostelijkere gebieden waren eenvoudig nog niet bekend toen de ''Rig Veda'' werd vastgelegd. De verder naar het oosten gelegen [[Yamuna]] wordt slechts enkele malen genoemd in de ''Rig Veda''. In de tussen 900 en 600 v.Chr. ontstane ''[[Brahmana's]]'' en ''[[Upanishad]]s'' verschuift de focus echter naar de [[Doab (landtong)|doab]] tussen de Yamuna en de [[Ganges (rivier)|Ganges]].
 
===Archeologische culturen geassocieerd met de vroege Vedische periode===
Regel 70 ⟶ 64:
De Ochre-Coloured Potterycultuur wordt opgevolgd door de zogenaamde [[Painted Grey Warecultuur]] (PGW), die gepaard gaat met de introductie van op primitieve manier bewerkt [[ijzer (element)|ijzer]]. Enige overlap van vondsten uit de twee culturen in de Punjab duidt erop dat de PGW nog voor 1000 v.Chr. begon.<ref>Thapar (2004), p 375</ref> De keramiek van de PGW werd gemaakt op [[pottenbakkersschijf|pottenbakkersschijven]] en is beschilderd met geometrische patronen en bloemmotieven. De PGW is verspreid over de Punjab, de Yamuna-Gangesdoab, het westen van de Gangesvlakte en delen van het huidige [[Rajasthan]].<ref>Kaey (2000), p198</ref> De PGW komt overeen met het gebied waar volgens de Vedische literatuur de stammen die zichzelf [[Kuru's]] noemden woonden. De Kuru's spelen een centrale rol in de latere ''Rig Veda'' en het epos de ''Mahabharata''. Uit dezelfde periode wordt over een groter gebied in het noorden en midden van India aardewerk van de zogenaamde [[Black and Red Ware]] (BRW) gevonden. Deze cultuur wordt in verband gebracht met de [[Yadava's (Vedische tijd)|Yadava's]], stammen die zich in het gebied ten zuidwesten van de Kuru's hadden gevestigd. De verspreiding van de BRW naar het zuiden, naar het gebied dat in de ''Veda's'' [[Avanti (Veda's)|Avanti]] genoemd wordt (het tegenwoordige [[Malwa]]), en de PGW naar de Gangesvlakte in het oosten zou de verspreiding van de Vedische cultuur kunnen vertegenwoodigen.
 
Een probleem is dat in de vroegste Vedische bronnen geen ambachtslieden als [[pottenbakken|pottenbakkers]], [[smeedkunst|smeden]] of [[Bakker (beroep)|bakker]]s voorkomen. Deze ambachten spelen immers geen rol onder groepen semi-nomadische veehouders. Toen de Indo-Ariërs"arya" eenmaal een vast bestaan kozen kwamen ze onder de inheemse bevolking pottenbakkers tegen, maar. dezeDeze werden als onrein beschouwd omdat ze bij hun werk met de [[Element (oudheid)|elementen]] in aanraking komen. Mogelijk was dit de oorsprong van de [[shudra]]kaste. Hoe dit ook zij, de keramiek uit archeologische vondsten kan lastig aan de Vedische Indo-Ariërs worden toegeschreven. Ze laat eerderwaarschijnlijk deeen continue ontwikkeling van een inheemse traditie zien. Maar omdat ook de ambachtslieden in de Vedische Indo-Ariërscultuur gevolgdgeassimileerd zullen hebbenwerden, kunnen vondsten uit de PWG en BRW wel degelijk aanwijzingen geven hoe de Vedische cultuur zich over het noorden van India verspreidde.<ref>Kulke & Rothermund (2004), p42-43</ref>
 
==Vedische bronnen en literatuur==
===Geografie van de ''Veda's''===
De gebeurtenissen uit de vroege Vedische periode (1600 - 1200 v.Chr.) moeten worden gereconstrueerd aan de hand van een combinatie van archeologische vondsten en (veel later vastgelegde) schriftelijke bronnen zoals de ''Veda's''. De archeologie geeft in deze periode een duidelijke opeenvolging van culturen en technologische ontwikkelingen. Sommige van die ontwikkelingen kunnen ook uit de Vedische bronnen worden opgemaakt. Het wordt echter problematisch wanneer geprobeerd wordt de in de Vedische literatuur beschreven stammen, oorlogen en eindeloze [[Genealogie (geschiedkunde)|genealogische]] lijsten met archeologische vondsten in verband te brengen.<ref>Thapar (2004), p401</ref> Vedische bronnen zijn niet samengesteld met het doel de geschiedenis zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Zowel de barden en priesters die de traditie mondeling doorgaven als de schrijvers die haar uiteindelijk schriftelijk vastlegden hadden andere doeleinden, zoals een koning of stam een prestigieuze afkomst verschaffen, of religieuze ideeën verspreiden. Hoewel in bepaalde fragmenten vrijwel zeker een historische waarheid moet schuilen en bepaalde "koningen" waarschijnlijk op historische personen gebaseerd zijn, is het onmogelijk een betrouwbare chronologie op te stellen aan de hand van alleen de schriftelijke bronnen.
 
De geografie van de ''Rig Veda'' beperkt zich tot het noordwesten van het subcontinent: naast de tegenwoordige Pakistaans-Afghaanse grensstreek ook de "sapta-sindhu", het gebied van de zeven rivieren: de [[Indus (rivier)|Indus]] en zijn vijf zijrivieren, samen met de later opgedroogde [[Sarasvati (rivier)|Sarasvati]]. Dit gebied was waar de Indo-Ariërs zich aanvankelijk gevestigd moeten hebben en waar ze voor het eerst de overstap van een semi-nomadisch bestaan naar vaste woonplekken en landbouw moeten hebben gemaakt.<ref>Kaey (2000), p146; Kulke & Rothermund (2004), p39</ref> In de andere drie ''Veda's'' worden ook gebieden oostelijker in de Gangesvlakte genoemd. Dit laat zien dat de Indo-Ariërsaryanisatie in de loop der tijd oostwaartsnaar migreerdenhet oosten verspreidde; de oostelijkere gebieden waren eenvoudig nog niet bekend toen de ''Rig Veda'' werd vastgelegd. De verder naar het oosten gelegen [[Yamuna]] wordt slechts enkele malen genoemd in de ''Rig Veda''. In de tussen 900 en 600 v.Chr. ontstane ''[[Brahmana's]]'' en ''[[Upanishad]]s'' verschuift de focus echter naar de [[Doab (landtong)|doab]] tussen de Yamuna en de [[Ganges (rivier)|Ganges]].
 
===Vedische mythologie en kosmologie===
De vier ''Veda's'' bevatten religieuze hymnen en voorschriften. Als de oudste delen werkelijk rond 1600 v.Chr. ontstonden, betekent dit dat ze duizend jaar lang mondeling doorgegeven werden. De priesters hadden echter een goede reden de tekst zeer nauwkeurig door te geven: bij het uitspreken van de sacrale tekst was het onontbeerlijk dat de juiste woorden, zelfs uitspraak en intonatie gebruikt werden. De Vedische literatuur is echter omvangrijker dan alleen de ''Veda's''. De ''[[Brahmana's]]'' zijn commentaren op de rituelen uit de ''Veda's''. De ''[[Upanishad]]en'' zijn filosofische verhandelingen die de [[mystiek]] en [[spiritualiteit]] van de ''Veda's'' onderzoeken. Ze werden aanvankelijk mondeling overleverd, en kregen rond 500 v.Chr. hun definitieve vorm.<ref>Kaey (2000), p158</ref>
 
Hoewel in al deze geschriften aanwijzingen gevonden zijn over de Vedische cultuur en maatschappelijke ontwikkeling, bevatten ze geen integrale visie op het verleden, in de vorm van een complete [[kosmologie]] of [[mythologie]]. De [[hindoeïstische mythologie|IndischeVedische mythologie]] is voornamelijk afkomstig uit de ''[[Purana's]]'' en de twee grote epen, de ''[[Mahabharata]]'' en de ''[[Ramayana]]''. Ook deze bronnen werden pas rond 500 v.Chr. schriftelijk vastgelegd,<ref>Kaey (2000), p182</ref> en in tegenstelling tot de ''Veda's'' dragen ze de sporen van intensieve herwerking. Er zijn honderden ''Purana's'', elk bestaande uit duizenden verzen, waarvan 18 werken (de "[[mahapurana's]]") als de belangrijkste worden ervaren. Ten eerste bevatten ze voorschriften voor aanbidding van, offeren aan, en lofzangen op verschillende godheden. Er zijn ook commentaren op de ''Veda's'', vertellingen over de handelingen van de goden, en beschrijvingen van het hiernamaals.
 
Het ontstaan van de huidige [[heelal|kosmos]] (volgens de hindoeïstische [[kosmologie]] herhaalt de schepping en vernietiging van de kosmos zich cyclisch) wordt verteld in de ''[[Linga Purana]]''. De aarde werd volgens de IndischeVedische mythologie in het begin geregeerd door de [[Manu's]], waarvan er zeven waren. De eerste was [[Svayambhu Manu]], die uit de god [[Brahma (hindoeïsme)|Brahma]] werd geboren. De laatste Manu ([[Sraddhadeva Manu]]) was de voorouder van de mensheid en de hoofdrolspeler in een [[zondvloed]]verhaal. Dit verhaal, uit de ''[[Matsya Purana]]'', vertoont overeenkomsten met de Mesopotamische mythe van [[Gilgamesj|Gilgamesh]], waaruit ook het Bijbelse zondvloedverhaal verondersteld wordt te zijn afgeleid. Mogelijk was het verhaal tijdens de [[Harappabeschaving]] door contact met [[Mesopotamië|Mesopotamische]] handelaren naar India gebracht. In de ''Matsya Purana'' waarschuwt de god [[Vishnu]] Manu tijdig voor de zondvloed. Manu brengt zijn familie in veiligheid in een boot, geholpen door Vishnu, die de vorm ("[[Avatar (hindoeïsme)|avatar]]") van de vis [[Matsya]] aanneemt. Genealogische lijsten uit de ''Purana's'' laten zien hoe de verschillende Vedische stammen en koningen van Manu afstammen. De belangrijkste stamreeksen zijn de zogenaamde [[Suryavamsha|zondynastie]], die begint met Manu's oudste zoon [[Ikshvaku]] en de [[Chandravamsha|maandynastie]] die begint met zijn dochter [[Ila (mythologie)|Ila]].<ref>Thapar (2004), p403-405</ref>
 
===De Vedische epen===
Regel 97:
<!---
===Overstap naar sedentaire landbouw===
--->
 
 
===Purana's===
De ''Purana's'' zijn net als de ''Veda's'' religieuze teksten, maar
--->
{{Appendix||2=
==Bronnen en verwijzingen==