Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
terminologie
Regel 1:
[[Bestand:Zaadknop klaar tekst.jpg|{{largethumb}}|Zaadknop]]
[[Bestand:Ovulo 1.jpg|{{largethumb}}|Zaadknop van een [[Eenzaadlobbigen|eenzaadlobbige]] plant (in vergelijking met tekening omgekeerd)]]
De '''zaadknop''' (= '''zaadbeginsel''' = '''ovulum''') is een door één of twee zaadvliezen (= integumenten) omgeven [[nucellus|megasporangium of(= nucellus)]] met slechts één functionele [[macrospore|macro-macrospore of(= megaspore)]].<ref>{{aut|[[Kees Kalkman|Kalkman, C.]]}} (1972) ''Mossen en vaatplanten. Bouw, levenscyclus en verwantschappen van de Cormophyta.'' Oosthoek's Uitgeversmaatschappij NV, Utrecht</ref>
 
Zaadknoppen vormen een onderdeel van het [[Vruchtbeginsel|vruchtbeginsel (=ovarium of vruchtbeginsel)]]. Het vruchtbeginsel bestaat uit een of meer [[Vruchtblad|carpellenvruchtbladen of(= vruchtbladencarpellen)]], waarop of waarbinnen zich de zaadknoppen bevinden. De zaadknoppen hebben bij de [[bedektzadigen]] (''Angiospermae'') om de nucellus twee zaadvliezen, het binnenste en het buitenste zaadvlies en bij de [[naaktzadigen]] (gymnospermen) is er één zaadvlies. De opening in de integumenten is de micropile. Deze micropile is van belang bij de bevruchting om de spermacellen door te laten. In sommige gevallen is de micropile uitgegroeid tot een pollenkamer of tot een buis, zoals bij de ''[[Gnetales]]''.
 
In de nucellus wordt de embryozakmoedercel (ook= macrosporemoedercel) gevormd. Deze embryozakmoedercel vormt door [[meiose]] vier [[haploïde]] cellen. Uiteindelijk gaat het cytoplasma van de vier cellen over naar een van de vier cellen, waarna de overige drie het dichtst bij de micropile gelegen cellen te gronde gaan en de overblijvende macrospore de embryozak vormt. Binnen de macrosporewand ontwikkelt zich uit deze macrospore de embryozak (mega= macro[[gametofyt]]). De zaadvliezen omgeven de embryozak en vormen later de zaadhuid.
 
 
Regel 11:
 
== Ontwikkeling van het zaad ==
Na de [[bevruchting]] begint de zaadvorming. Uit de bevruchte eicel in de zaadknop groeit een proëmbryo (een draad van cellen (het proëmbryo), waarvan één of meer topcellen gaan uitgroeien. Het overige gedeelte van de draad heet de kiemdrager (= suspensor). Allereerst groeien deze topcellen uit tot de zogenaamde kiembol, die bestaat uit nog ongedifferentiëerde cellen. Rondom de kiembol worden lagen cellen gevormd. Het naar de kiemdrager gelegen gedeelte groeit o.a. uit tot het worteltje, de bovenste cellen tot de stengeltop en de zaadlobben. Bij verdere deling en differentiatie ontstaat dan uiteindelijk het volgroeide [[embryo]].
 
Bij [[Orchideeënfamilie|''Orchidaceae'']], ''[[Monotropaceae]]'', [[Bremraapfamilie|''Orobanchaceae'']] en ''[[Rafflesiaceae]]'' is de kiem in het zaad niet verder ontwikkeld dan de kiembol. Pas na infectie met een [[symbiose|symbiotische]] schimmel, die voor het benodigde voedsel moet zorgen, gaat de ontwikkeling en de daarop volgende kieming verder.
 
==Zie ook==