Handel (economie): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k red,; waarom ook hier weer dat aut-sjabloon?
ongebruikelijk sjabloon in de lopende tekst, bovendien niet consequent intra-artikel en inter-artikel gebruikt
Regel 26:
 
==== Absoluut en comparatief voordeel ====
Als men op een bepaalde plaats beter is in de productie van een artikel en op een andere plaats beter in een ander artikel, dan hebben beide partijen voordeel bij handel. Dit principe, dat bekendstaat als [[absoluut voordeel]], werd bekend door {{aut|[[Adam Smith]]}}. Maar zelfs als het ene land beter in staat is om beide producten te maken dan een ander land, loont het om zich te specialiseren in het product waar men het grootste voordeel mee heeft en het andere product uit het andere land te halen. Dit noemde {{aut|[[David Ricardo]]}} het [[comparatief voordeel]].
 
Hoewel deze twee principes betekenen dat het gehele land er op vooruitgaat bij [[vrijhandel]], geldt dit niet noodzakelijk voor groepen binnen een land. Indien men werkt in een bedrijfstak die de internationale concurrentie niet aankan en niet omgeschoold kan worden, dan kan er wel degelijk sprake zijn van lokale nadelen. Hetzelfde geldt uiteraard als men in deze bedrijfstakken heeft geïnvesteerd. Vanuit deze hoek zal dan ook vaak worden aangedrongen op [[Protectionisme|protectionistische]] maatregelen.
 
==== Specialisatie ====
Een absoluut of comparatief voordeel kan worden bereikt door [[schaalvoordeel]]: het is minder werk voor één bakker om twee broden te bakken dan voor twee bakkers om elk één brood te bakken. Hierdoor maakt [[specialisatie]] productie van goederen efficiënter. Een belangrijke drijfveer voor handel is dan ook de [[Arbeidsdeling|verdeling van arbeid]] die uit deze specialisatie voortkomt.<ref>Het met specialisatie samenhangende begrip [[Arbeidsdeling|arbeidsverdeling]] stamt uit het in 1776 gepubliceerde ''[[The Wealth of Nations]]''. {{aut|[[Adam Smith]]}} gaf hierin het voorbeeld van een speldenfabriek: waar één man zeker niet in staat zou zijn om 20 spelden per dag te maken, waren tien man in staat om in een dag 48.000 spelden te maken door de taken te verdelen. Deze productie is dusdanig hoog dat deze niet lokaal afgezet kan worden, zodat specialisatie handel over grotere afstanden stimuleert.</ref>
 
Een land of regio kan ook een voordeel bereiken door een technologische voorsprong. Dit gold bijvoorbeeld in de negentiende eeuw voor de Britse textielindustrie. Door hoge kosten om in bijvoorbeeld de [[vliegtuigindustrie]] te stappen kan de voorsprong langdurig zijn. Ook kan de [[consument]] meer keuze willen hebben. Fabrikanten spelen hierop in door [[productdifferentiatie]].
Regel 47:
Seizoensschommelingen treden onder meer op bij landbouwproducten waar het aanbod sterk stijgt na de [[oogst]]. Zo neemt het aanbod van graan sterk toe vanaf eind september tot oktober als de graanoogsten in Noord-Amerika verscheept worden, terwijl er aan het beging van de zomer een rustige periode is omdat de meeste voorraden afgevoerd zijn. Ook cycli in voorraadvorming spelen een rol, zoals de vraag naar olie die toeneemt in aanloop naar de winter op het [[noordelijk halfrond]]. De korte cyclus kan lokaal tot tijdelijke tekorten leiden door rampen, slechte planning of de conjunctuur. Op de lange termijn kan er sprake zijn van veranderingen doordat de economie een ontwikkeling doormaakt. Zo wordt er in een [[landbouwsamenleving]] een relatief groot deel van het inkomen besteed aan voeding en andere primaire goederen. Volgens de [[wet van Engel]] neemt dit aandeel af bij het stijgen van het inkomen en neemt het aandeel van [[luxegoed]]eren met een [[Toegevoegde waarde (economie)|toegevoegde waarde]] toe.
 
Als een economie zich ontwikkeld, zal dan ook de aard en de hoeveelheid van de vraag veranderen. Een model van een veranderende samenleving is de [[Fasentheorie van Rostow|fasentheorie]] van {{aut|[[Walt Whitman Rostow|Rostow]]}}. Hierbij verandert een traditionele maatschappij door vooruitgang op technologisch, financieel en educatief gebied. Aanvankelijk ligt daarbij de nadruk op [[zware industrie]] om daarna te verschuiven naar een geavanceerder [[lichte industrie]] en uiteindelijk [[massaconsumptie]]. Dit heeft grote gevolgen voor de vraag naar [[grondstof]]fen en het aanbod dat uit dit gebied komt en daarmee de handel. Het model is gebaseerd op de ontwikkeling van de Westerse samenlevingen en lijkt ook van toepassing op Japan, de [[Aziatische Tijgers]] en nu ook China, maar niet duidelijk is of dit voor alle [[ontwikkelingsland]]en op kan gaan.
 
Daarnaast speelt de prijs van transport een rol. Als deze daalt ten opzicht van de prijs van het product, dan zal een steeds groter gebied in aanmerking komen om handel mee te drijven. Zo zijn de prijzen in de lucht- en scheepvaart in de tweede helft van de twintigste eeuw minder snel gestegen dan de prijzen van de meeste producten, waardoor Aziatische producten nu concurrerend zijn met Amerikaanse en Europese.