Zelfinductie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→Gedrag bij gelijkstroom en wisselstroom: wordt vervolgd |
|||
Regel 32:
:<math>I = I_{\rm max}\,(1 - e^{-t/\tau })</math>
Deze vorm wordt geregeerd door de tijdconstante <math>\tau=L/R</math>. Op het tijdstip <math>t=\tau</math> is de stroom tot <math>0{,}632\,I_{\rm max}</math> gestegen. Op <math>t=5\tau</math> is de eindwaarde praktisch bereikt, waarna de stroomsterkte niet meer
Bij het afschakelen van het gelijkstroomcircuit gebeurt het omgekeerde. De stroom volgt, na mogelijk enige hoogfrequente overgangsverschijnselen, een exponentiële functie volgens:
Regel 38:
[[Bestand:Impedantiedriehoek.JPG|left|200px|]]
Bij wisselstroom manifesteert zich de zelfinductie als een toegenomen weerstand, die men schijnbare weerstand of impedantie ''<tt>
<br /> ''<tt>Z</tt>'' = ''<tt>R/cos φ.</tt>''
<br />Verder wordt in het diagram de zelfinductie ''<tt>L</tt>'' voorzien van het teken [[Hoeksnelheid|''<tt>ω</tt>'']] ( = ''<tt>2πf</tt>'' ), aangezien per tijdseenheid door de stroom ''<tt>I</tt>'' en de spanning ''<tt>U</tt>'' een [[sinusoïde]] met een [[periode (natuurkunde)|periode]] ''</tt>2π''</tt> wordt doorlopen, waarvoor geldt:
|