Huisorde van Oranje: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎De aanloop: woord ontbrak
→‎De aanloop: ministerraad midden in zin ook met kleine letter
Regel 103:
[[Willem III der Nederlanden|Willem III]] nam zijn toevlucht tot het verlenen van deze Luxemburgse orde omdat hij zich door de ministers-president, [[Johan Rudolph Thorbecke|Thorbecke]] voorop, gehinderd voelde in het verlenen van ridderorden, een belangrijk instrument in het koninklijke [[Patronaat (sociaal)|patronaat]].
 
Op de dag van zijn [[inhuldiging]] verleende Willem III 300 kruisen van de Orde van de Eikenkroon, er volgden nog duizenden. De koning verleende de onderscheiding zo vaak binnen Nederland dat men de orde hier als een Nederlandse huisorde, buiten de controle van de Ministerraadministerraad, ging zien. In het buitenland sprak men over deze orde dan ook als "Nederlands".
 
De Orde van de Eikenkroon werd 2686 maal aan Nederlanders verleend en slechts 710 maal aan Luxemburgers. De twee koning-groothertogen namen 2456 buitenlanders op in hun Luxemburgse orde. Benoemingen aan het hof en binnen de koninklijke familie verlaren slechts een deel van deze benoemingen.<ref>Onderscheidingen van de Koning-Groothertog</ref>
Regel 109:
Ook de in 1858 ingestelde, en tegen de zin van de Nassause co-grootmeester in Nederland in vijf graden verleende, [[Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau|Orde van de Gouden Leeuw van Nassau]], werd in Nederland geregeld, maar minder vaak, verleend.
 
In feite was ook de Ministerraadministerraad de huisorden als een aanvulling op de Nederlandse decoraties gaan zien. Wanneer een benoeming in de exclusieve [[Orde van de Nederlandse Leeuw]] niet op zijn plaats leek vroegen de ministers de Koning of hij een ridderkruis van de Orde van de Eikenkroon kon toekennen. De anders vaak zo zuinige Willem III betaalde al deze flonkerende onderscheidingen uit eigen zak.
 
De oprichting van een tweede orde van verdienste werd overwogen maar de ministers verwachten daarvoor geen steun in de [[Tweede Kamer der Staten-Generaal|Tweede Kamer]], in meerderheid niet gecharmeerd van de ridderorden en gepikeerd omdat de begroting van de ridderorden ieder jaar weer fors overschreden werd, te vinden.