Natuurontwikkelingsvisie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Tikfouten/taal
Regel 5:
 
== Essentie en inhoud van de visie==
De Natuurontwikkelingsvisie of wildernisvisewildernisvisie scheidt natuur van andere menselijke activiteiten. De natuur zonder de mens staat centraal. Het ideaal is dat de natuur in reservaten zich kan redden zonder enig menselijk ingrijpen. Zij is zelfregulerend. De natuur zoals die was voordat de mens in een bepaald gebied ten tonele verscheen, zou de referentie moeten zijn. Een dergelijke natuur, die geheel los staat van de mens kan men oernatuur of wildernis noemen. Vandaar ook de aanduiding Wildernisnatuurvisie (Keulartz e.a., 2000).
 
In Nederland zijn natuurgebieden met geen of geringe bemoeienis van mensen verdwenen in de loop van de geschiedenis. Dergelijke gebieden moeten dus opnieuw ontwikkeld worden,bijvoorbeeld in landbouwgebieden (R.M.N.O. 1988, blz. 26). Vandaar dat in Nederland de term natuurontwikkelingsvisie wordt gebruikt, oftewel men streeft naar een mens-onafhankelijke wildernis-situatie.
 
Een belangrijke wetenschap voor de onderbouwing van deze visie is de [[ecologie]] en dan met name het begrip [[ecosysteem]]. Belangrijk volgens deze visie is dat een ecosysteem volledig is, dat wil zeggen dat alle functies vervuld worden en basistructurenbasisstructuren en processen aanwezig zijn. Mensen hoeven niet in te grijpen om het systeem draaiend te houden. In een ideaal ecosysteem zoals het [[Climax (ecologie)|climaxbos]] zijn alle functies aanwezig en zijn de energie- en stofverliezen minimaal (Van der Windt 1995, blz. 185). Natuurlijkheid van het gebied is volgens deze visie belangrijker dan diversiteit of het herbergen van zeldzame soorten. Er wordt niet ingegrepen in de [[Successie (ecologie)|successie]]. Deze successie mag gewoon haar gang gaan (R.M.N.O. 1988, blz. 32).
 
== Voorbeeld bos ==
 
Volgens de wildernis - of naturontwikkelingsvisienatuurontwikkelingsvisie is het ideale bos een natuurbos (Natuurbos in Nederland? -uitgangspunten en doelstellingennota [[Stichting Kritisch Bosbeheer|Landelijke Werkgroep Kritisch Bosbeheer]], 1977). Dergelijke bossen dienen bij voorkeur te bestaan uit inheemse soorten. Exoten worden selectief bestreden; inheemse soorten vestigen zich na herintroductie, dan wel direct vanuit de omgeving op spontane wijze.
Een natuurbos onderscheidt zich van het productiebos dat primair bedoeltbedoeld iosis voor houtproductie en geen of weinig potenties bezit voor een hoge natuurwaarde (R.M.N.O. 1988, blz. 27) en het multifunctionele bos dat voor houtproductie, recreatie en natuurbescherming functies vervult.
 
Al voor de Tweede wereldoorlog hadden natuurbeschermers belangstelingbelangstelling voor een natuur- of oerbos. Een invloedrijke groep natuurbeschermers onder leiding van de bioloog [[Theodorus Weevers|Weevers]] wenste in de reservaten geen beheer, ook niet in de bossen. Deze opvatting [[het onderspit delven|dolf het onderspit]] in de jaren na de oorlog tegen de [[Klassieke Natuurbeschermingsvisie]], die er in slaagde natuurbescherming en soortenrijkdom te koppelen.
Maar men kan nog verder teruggaan de bosbouwer Van Schermbeek als belangrijke voorloper zien. Deze hield in 1898 een pleidooi voor een bosbeheer dat zich spiegelt aan het [[oerbos]] (van der Windt 1995, blz. 169).
 
Regel 22:
 
== Ontwikkeling visie en relatie beleid ==
Bij de verdere ontwikkeling van de wildernis- of natuurontwikkelingsvisie speelden de [[Oostvaardersplassen]] een belangrijke rol. [[Frans Vera]] en Fred Baerselman zagen dat dit in de Flevopolder gelegen moerasgebied zich tot natuurgebied ontwikkelde zonder dat dit proces door mensen gestuurd werd. De plassen groeiden in dit gebied niet dicht omdat grazende grauwe ganzen ze openhieldenopen hielden. Hierdoor geïnspireerd introduceerden zij het idee dat in een natuurlijke situatie het bos niet het eindstadium is, maar dat er door toedoen van grote grazers ook [[bosweide]]n kunnen ontstaan (Vera 1998). Dit is een belangrijke toevoeging geweest aan het concept van de natuurontwikkelingsvisie. Volgens de Klassieke Natuurbeschermingsvisie zou het uiteindelijke resultaat van de natuurlijke ontwikkeling monotoon bos zijn. Vera en Baerselman weerspraken dit: een zelfregulerend natuurgebied is wel degelijk gevarieerd door toedoen van de grote grazers.
In het verlengde van de ontwikkelingen in de Oostvaardersplassen zouden volgens aanhangers van deze visie langs het [[IJsselmeer]] allerlei overgangen ontwikkeld moeten worden in de vorm van binnen- en buitendijkse moerassen, lagunes en voorlanden. De successie in ondiepe gedeelten moest haar gang gaan, waardoor op den duur moerasbossen zouden kunnen ontstaan. Riet- en biezenlanden moeten niet gemaaid worden. De restanten van de oude [[Zuiderzee (water)|Zuiderzee]] zullen zo op den duur verdwijnen. Het heeft volgens deze opvbattingopvatting geen zin om zich in te zetten voor het behoud ervan.
 
Het [[Waddengebied]] wordt gezien als een natuurgebied dat goed aansluit bij deze natuurvisie. Er moet hier dan ook zo min mogelijk menselijk ingrijpen plaatsvinden. [[Kwelders]] en schorren mogen niet vastgelegd worden door middel van dammen. Ook de afbraak en afslag van deze gebieden horen bij het functioneren van een dergelijk gebied. Een eiland als [[Rottumeroog]] wordt overgelaten aan natuurlijke processen en er mogen geen pogingen gedaan worden om het te behouden als het door een natuurlijk proces in een geul dreigt te verdwijnen.
 
Op enig moment vormden de uiterwaarden van de grote rivieren een speerpunt voor deze natuurontwikkelingsvisie. In het [[plan Ooievaar]] is voorgesteld om binnendijken door te steken en de landbouw in zijn geheel uit dit gebied weg te halen en [[Heckrund]]eren (het resultaat van een poging om het uitgeroeide oeros terug te fokken door allerlei gedomesticeerde rassen, waaronder het fries stamboek en de Spaanse vechtstier, te kruisen) en [[konik]]s (Poolse paardjes die afstammen van de laatste exemplaren van het wilde paard in [[Europa (continent)|Europa]]) uit te zetten. Het plan Ooievaar won een [[prijsvraag]] van de Eo Wijersstichting in 1985 over de inrichting van het rivierengebied. Vera was een van de indieners van dit plan (Van der Windt 1995, blz. 207).
Het plan Levende Rivieren van het [[Wereld Natuur Fonds]] bouwde hierop voort en stelde voor om nevenstromen aan te leggen langs de rivieren. De baksteenindustrie kon deze geulen herstellen door het onderliggende reliëf van geulen en ruggen te volgen bij het afgraven van hetde kleidekkleilaag. (Wereld Natuur Fonds 1993). De [[Stichting Ark]] zou de ionstantieinstantie worden die betrokken was bij de uitvoering van dit en soortgelijke projecten om oernatuur te herstellen.
 
Om de gebieden die volgens de natuurontwikkelings- of wildernisvisie beheerd werden te vrijwaren van externe invloeden waren bufferzones gewenst. In deze zones kunnen gebieden liggen die beheerd worden volgens de doelstelling behoud, die overeenkomt met de klassieke natuurvisie (R.M.N.O. 1988, blz. 19). Hierin kan dan wel geoogst en gejaagd worden.
Regel 39:
De mislukte fok van het Heckrund was volgens hen bij uitstek een voorbeeld van het feit dat ook dit als een modern cultuurlandschap moest worden gezien, waarbij ideeën en waarden uit de late [[20e eeuw]] bepalender voor het uiterlijk van het landschap waren dan de bekende, maar door natuurontwikkelaars genegeerde kenmerken van het [[Natuurlandschap|natuur-]] of [[cultuurlandschap]] uit het verre verleden zoals dat door historisch-ecologisch onderzoek naar voren was gekomen. Typerend daarvoor is de kritiek op het proefschrift van Frans Vera.
 
Met de opkomst van de waardering van cultuurhistorisch erfgoed boette de natuurontwikkelingsvisie in de vroege [[21e eeuw]] aan betekenis in, en werd een middenweg gezocht tussen beide visies. De organisatie van symposia onder de noemdernoemer ''Cultuurhistorie en natuurbeheer'', onder meer door het [[Netwerk Historisch Cultuurlandschap]], is hier een kenmerk van.
 
==Externe links==
Regel 51:
*[[Henny van der Windt|Windt, Henny van der]]: ''En dan: Wat is natuur nog in dit land?'' Natuurbe­scherming in Nederland 1880-1990 Amsterdam, Meppel 1995. (Ook verschenen als proefschrift Groningen 1995).
*R.M.N.O.: ''Vijf visies op natuurbehoud en natuur­ontwikkelin­g; knelpunten en perspectie­ven van deze visies in het licht van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen''. R.M.­N.O-publicatie nr. 30, 1988.
*Ministerie van Landbouw en Visserij: Natuurontwikkeling: een verkennende studie. Tekst van Baerselman F. en Vera F.W.M., 's -Gravenhage 1989.
*Keulartz, Jozef, Sjaak Swart & Henny van der Windt, ''Natuurbeelden en natuurbeleid'', NWO, Den Haag, 2000.
}}