Natuurontwikkelingsvisie: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
Tikfouten/taal |
||
Regel 5:
== Essentie en inhoud van de visie==
De Natuurontwikkelingsvisie of
In Nederland zijn natuurgebieden met geen of geringe bemoeienis van mensen verdwenen in de loop van de geschiedenis. Dergelijke gebieden moeten dus opnieuw ontwikkeld worden,bijvoorbeeld in landbouwgebieden (R.M.N.O. 1988, blz. 26). Vandaar dat in Nederland de term natuurontwikkelingsvisie wordt gebruikt, oftewel men streeft naar een mens-onafhankelijke wildernis-situatie.
Een belangrijke wetenschap voor de onderbouwing van deze visie is de [[ecologie]] en dan met name het begrip [[ecosysteem]]. Belangrijk volgens deze visie is dat een ecosysteem volledig is, dat wil zeggen dat alle functies vervuld worden en
== Voorbeeld bos ==
Volgens de wildernis - of
Een natuurbos onderscheidt zich van het productiebos dat primair
Al voor de Tweede wereldoorlog hadden natuurbeschermers
Maar men kan nog verder teruggaan de bosbouwer Van Schermbeek als belangrijke voorloper zien. Deze hield in 1898 een pleidooi voor een bosbeheer dat zich spiegelt aan het [[oerbos]] (van der Windt 1995, blz. 169).
Regel 22:
== Ontwikkeling visie en relatie beleid ==
Bij de verdere ontwikkeling van de wildernis- of natuurontwikkelingsvisie speelden de [[Oostvaardersplassen]] een belangrijke rol. [[Frans Vera]] en Fred Baerselman zagen dat dit in de Flevopolder gelegen moerasgebied zich tot natuurgebied ontwikkelde zonder dat dit proces door mensen gestuurd werd. De plassen groeiden in dit gebied niet dicht omdat grazende grauwe ganzen ze
In het verlengde van de ontwikkelingen in de Oostvaardersplassen zouden volgens aanhangers van deze visie langs het [[IJsselmeer]] allerlei overgangen ontwikkeld moeten worden in de vorm van binnen- en buitendijkse moerassen, lagunes en voorlanden. De successie in ondiepe gedeelten moest haar gang gaan, waardoor op den duur moerasbossen zouden kunnen ontstaan. Riet- en biezenlanden moeten niet gemaaid worden. De restanten van de oude [[Zuiderzee (water)|Zuiderzee]] zullen zo op den duur verdwijnen. Het heeft volgens deze
Het [[Waddengebied]] wordt gezien als een natuurgebied dat goed aansluit bij deze natuurvisie. Er moet hier dan ook zo min mogelijk menselijk ingrijpen plaatsvinden. [[Kwelders]] en schorren mogen niet vastgelegd worden door middel van dammen. Ook de afbraak en afslag van deze gebieden horen bij het functioneren van een dergelijk gebied. Een eiland als [[Rottumeroog]] wordt overgelaten aan natuurlijke processen en er mogen geen pogingen gedaan worden om het te behouden als het door een natuurlijk proces in een geul dreigt te verdwijnen.
Op enig moment vormden de uiterwaarden van de grote rivieren een speerpunt voor deze natuurontwikkelingsvisie. In het [[plan Ooievaar]] is voorgesteld om binnendijken door te steken en de landbouw in zijn geheel uit dit gebied weg te halen en [[Heckrund]]eren (het resultaat van een poging om het uitgeroeide oeros terug te fokken door allerlei gedomesticeerde rassen, waaronder het fries stamboek en de Spaanse vechtstier, te kruisen) en [[konik]]s (Poolse paardjes die afstammen van de laatste exemplaren van het wilde paard in [[Europa (continent)|Europa]]) uit te zetten. Het plan Ooievaar won een [[prijsvraag]] van de Eo Wijersstichting in 1985 over de inrichting van het rivierengebied. Vera was een van de indieners van dit plan (Van der Windt 1995, blz. 207).
Het plan Levende Rivieren van het [[Wereld Natuur Fonds]] bouwde hierop voort en stelde voor om nevenstromen aan te leggen langs de rivieren. De baksteenindustrie kon deze geulen herstellen door het onderliggende reliëf van geulen en ruggen te volgen bij het afgraven van
Om de gebieden die volgens de natuurontwikkelings- of wildernisvisie beheerd werden te vrijwaren van externe invloeden waren bufferzones gewenst. In deze zones kunnen gebieden liggen die beheerd worden volgens de doelstelling behoud, die overeenkomt met de klassieke natuurvisie (R.M.N.O. 1988, blz. 19). Hierin kan dan wel geoogst en gejaagd worden.
Regel 39:
De mislukte fok van het Heckrund was volgens hen bij uitstek een voorbeeld van het feit dat ook dit als een modern cultuurlandschap moest worden gezien, waarbij ideeën en waarden uit de late [[20e eeuw]] bepalender voor het uiterlijk van het landschap waren dan de bekende, maar door natuurontwikkelaars genegeerde kenmerken van het [[Natuurlandschap|natuur-]] of [[cultuurlandschap]] uit het verre verleden zoals dat door historisch-ecologisch onderzoek naar voren was gekomen. Typerend daarvoor is de kritiek op het proefschrift van Frans Vera.
Met de opkomst van de waardering van cultuurhistorisch erfgoed boette de natuurontwikkelingsvisie in de vroege [[21e eeuw]] aan betekenis in, en werd een middenweg gezocht tussen beide visies. De organisatie van symposia onder de
==Externe links==
Regel 51:
*[[Henny van der Windt|Windt, Henny van der]]: ''En dan: Wat is natuur nog in dit land?'' Natuurbescherming in Nederland 1880-1990 Amsterdam, Meppel 1995. (Ook verschenen als proefschrift Groningen 1995).
*R.M.N.O.: ''Vijf visies op natuurbehoud en natuurontwikkeling; knelpunten en perspectieven van deze visies in het licht van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen''. R.M.N.O-publicatie nr. 30, 1988.
*Ministerie van Landbouw en Visserij: Natuurontwikkeling: een verkennende studie. Tekst van Baerselman F. en Vera F.W.M., 's
*Keulartz, Jozef, Sjaak Swart & Henny van der Windt, ''Natuurbeelden en natuurbeleid'', NWO, Den Haag, 2000.
}}
|