Nagelkruid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
naam
formulering
Regel 18:
}}
 
'''Nagelkruid''' (''Geum'', vroeger gedeeltelijk ''Sieversia'' genoemd) is een [[geslacht (biologie)|geslacht]] van ongeveer 50 [[soort (biologie)|soorten]]en kruidachtige planten in de [[Rozenfamilie]]. Het geslacht is nauw verwant aan de geslachten ''[[Potentilla]]'' en ''[[Fragaria]]''.
 
De planten zijn [[inheems]] in [[Europa (continent)|Europa]], [[Azië]], [[Nieuw-Zeeland]] en Noord- [[Zuid-Amerika]].
Het geslacht is nauw verwant aan de geslachten ''[[Potentilla]]'' en ''[[Fragaria]]''.
 
De planten hebben in het algemeen stevige [[wortelstok]]ken en een rozet van wortelbladeren. VanDe destengel wortelsis komtmeestal ookmeerbloemig. deDe naam;bladeren dezijn wortelsgetand ruikenof namelijk een beetje naar [[kruidnagel]]engeveerd. De stengelbloemen isstaan meestal meerbloemig.in Detrosjes bladerenvan zijnenkele getand of geveerdbloemen.
De bloemen staan meestal in trosjes van enkele bloemen.
 
Een aantal soorten hebben klitvormige vruchten, deze staan meestal langs [[Berm|wegranden]] of boszomen. DezeDe soortenvruchten hebben vaak gehaakte snavels, waarmee ze gemakkelijk in de vacht van passerende dieren of in kleding blijven steken. Op deze wijze worden de zaden verspreid. Van de vruchten komt ook de naam; de vruchten zien er namelijk uit alsof ze [[nagel (anatomie)|nagels]] hebben. Andere soorten gebruiken de wind voor de verspreidngverspreiding van zadenvruchten.
 
In de Benelux treffen we vooral het [[geel nagelkruid]] aan,; het [[knikkend nagelkruid]], dat ook voorkomt als [[stinsenplant]], geldt als zeer zeldzaam.
 
In de Europese gebergten komen nog een aantal andere soorten voor, zoals ''[[Geum montanum]]'' en ''[[Geum reptans]]''
 
Nagelkruid[[Geel nagelkruid]] (''Geum urbanum'') staat bekend als [[heksenkruid (heksen)|heksenkruid]].
 
<!-- nog niet vertaald: und sind meist zu wenigblütigen Trauben zusammengefasst. Als Früchte bilden sich einsamige Nüsschen. Der Griffel ist ziemlich variabel. Nach der Blüte ist er mehr oder weniger stark verlängert und meist als Angelhaken (Klettverbreitung) oder als Federschweif (Windverbreitung) ausgebildet; außerdem gibt es den Harpunentyp mit steifen, abwärts gerichteten Haaren. Die verschiedenen Griffeltypen mit den unterschiedlichen Verbreitungsweisen der Pflanzen sind an unterschiedliche Standorte angepasst. Arten mit Federschweiffliegern wachsen in offenen Gegenden, so z.&nbsp;B. die Berg-Nelkenwurz und Kriech-Nelkenwurz (''Geum montanum'' und ''Geum reptans'') in höheren Lagen der Alpen. -->