Biostratigrafie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Advance (overleg | bijdragen)
k Linkfix ivm sjabloonnaamgeving + standaardtabelopmaak
Regel 1:
[[Bestand:Biostratigraphie usgs.png|thumb|350px|Principe van biostratigrafie. In de figuur zijn de sedimentaire pakketten van twee locaties als [[lithologische colom]]men weergegeven. De opeenvolgingen van drie [[biozone]]s maakt correlatie mogelijk. Geheel links staat de [[chronostratigrafie]].]]
 
'''Biostratigrafie''' is een manier om [[gesteente]]n te [[datering|dateren]] door gebruik te maken van [[fossiel]]en. Biostratigrafie gaat ervan uit dat bepaalde (combinaties van) fossielen karakteristiek zijn voor een bepaald tijdvak (het zogenaamde [[principe van fossielopeenvolging]]), en stelt aan de hand daarvan biostratigrafische eenheden op. Dit zijn tijdvakken (eigenlijk het ruimtelijk voorkomen van een bepaald gesteente) waarvoor een bepaald fossiel of een combinatie van fossielen karakteristiek is.
 
Door ervan uit te gaan dat de opeenvolging van fossielinhoud lateraal gelijk is kunnen lateraal [[correlatie - geologie|correlaties]] tussen gesteenten of sedimenten gemaakt worden. Dit is belangrijk, omdat over grote afstanden sediment van dezelfde ouderdom sterk kan verschillen door het principe van [[sedimentaire facies]] (op de ene plek kan bijvoorbeeld [[klei]] worden afgezet, tegelijkertijd op de andere plek [[zand]]). Als op twee plekken gesteente met hetzelfde gidsfossiel wordt gevonden, laat dit zien dat de lagen even oud zijn.
Regel 11:
 
== Biostratigrafische eenheden ==
{{Zie hoofdartikel|biozone}}
De biostratigrafie verdeelt gesteente- en sedimentlagen in eenheden, biozones genoemd. Een biozone is een interval dat wordt gekenmerkt door het voorkomen van een bepaalde soort. Biozones kunnen ook als het overlappende interval van twee soorten of intervallen waarin een bepaalde soort duidelijk meer of minder voorkomt dan in de boven- en onderliggende lagen het geval is gedefinieerd zijn. Een opeenvolging van een aantal biozones heet een biozonering. Deze biozoneringen kunnen regionaal voor gesteenten van dezelfde ouderdom verschillen.
 
Regel 26:
 
== Gidsfossielen ==
{{Zie hoofdartikel|gidsfossiel}}
 
[[Bestand:Harting 1852 - Bittium reticulatum1.jpg|thumb|''Bittium reticulatum'' Afbeelding uit Harting (1886) door hem aangeduid als 'gidsfossiel' voor het Nederlandse [[Eemien]]]]
Met gidsfossielen kunnen aardlagen van een bepaalde ouderdom herkend worden. Het is een in de biostratigrafie verouderd begrip wat desondanks nog veel wordt gebruikt en valt min of meer samen met een 'acme zone' of een korte 'range zone'. De beste gidsfossielen zijn soorten die niet lang bestaan hebben, zodat ze slechts in een korte periode voorkomen, soorten die gemakkelijk bewaard blijven (bijvoorbeeld omdat ze een hard [[skelet]] hebben) en soorten die een relatief snelle evolutie hebben gehad zodat er een duidelijke opeenvolging in de fossielen te zien is. Belangrijk is ook dat de soort een grote populatie had, zodat fossielen niet zeldzaam zijn, en dat de soort in meerdere verschillende [[afzettingsmilieu]]’s voorkwam. Bovendien moet een soort om een goed gidsfossiel te zijn geografisch een redelijke verspreiding hebben gehad.
 
In feite is elke plant- of diergroep die aan bovenstaande voorwaarden voldoet, geschikt om gidsfossielen te leveren. In de praktijk hangt het vaak van de omstandigheden af wat er daadwerkelijk gebruikt wordt. Bij [[veldwerk]] komen vooral grotere, makkelijk waar te nemen [[macropaleontologie|macrofossielen]] van pas. Voorbeelden van groepen die voor dit doel vaak gidsfossielen leveren zijn [[Ammonieten (weekdier)|ammoniet]]en, [[belemniet]]en en andere [[Weekdieren|Mollusca]] zoals [[bivalvia]] en [[gastropoda]], en verder bijvoorbeeld [[graptoliet]]en en [[trilobiet]]en.
 
Als men zich met kleine grondmonsters moet behelpen, zoals het geval kan zijn bij tijdens veldwerk verzamelde grondmonsters of monsters uit [[grondboring]]en dan lenen [[micropaleontologie|microfossielen]] waarvoor vaak maar weinig monstermateriaal nodig is zich daartoe uitstekend. Voorbeelden van als gidsfossiel geschikte microfossielen zijn [[acritarcha]], [[chitinozoa]], [[conodonta]], [[dinoflagellata|dinoflagellaten]], [[pollen]], [[spore]]n en [[foraminifera]].
Regel 39:
== Geschiedenis ==
[[Bestand:Smith fossils1.jpg|thumb|350px|Tekeningen van gidsfossielen door [[William Smith (geoloog)|William Smith]], 1815.]]
Het principe dat bepaalde soorten fossielen alleen in bepaalde lagen voorkwamen was al door de 17e-eeuwse [[natuurlijke historie|natuuronderzoekers]] [[Martin Lister]] (1671) en [[John Woodward]] (1695) beschreven.<ref>{{de}}Bülow, K. von & Guntau, M.; 1970: ''Geschichte der Geologie'', in: ''Die Entwicklungsgeschichte der Erde. Brockhaus Nachschlagewerk Geologie mit einem ABC der Geologie'' (4<sup>e</sup> druk), Brockhaus, [[Leipzig]], p. 18</ref> Het was echter de Engelse mijnbouwkundige en landmeter [[William Smith (geoloog)|William Smith]] die rond 1800 doorhad dat er op die manier bepaalde volgordes van fossielen lateraal terug waren te herkennen.<ref name="Stanley">{{en}}Stanley, S.M., 1999: ''Earth System History'', W.H. Freeman & co, ISBN 0-7167-2882-6</ref><ref>{{de}}Müller, A.H.; 1992: ''Lehrbuch der Paläozoologie. Band I. Allgemeine Grundlagen'' (5<sup>e</sup> druk), Gustav Fischer, [[Jena]] & [[Stuttgart]], p. 25</ref>. De Duitse geoloog [[Leopold von Buch]] beschreef in 1810 het principe van een gidsfossiel.
 
In de daaropvolgende decennia begonnen geologen overal in Europa en daarna ook op andere continenten gesteentelagen te correleren. Rond 1830 had [[Charles Lyell]] het [[Tertiair]] van Zuid-Frankrijk, [[Gérard Paul Deshayes]] de opvolging in het [[Bekken van Parijs]] en [[Heinrich Georg Bronn]] het Italiaanse Tertiair met behulp van gidsfossielen onderverdeeld.<ref>{{de}}Bülow, K. von & Guntau, M.; 1970: ''Geschichte der Geologie'', in: ''Die Entwicklungsgeschichte der Erde. Brockhaus Nachschlagewerk Geologie mit einem ABC der Geologie'' (4<sup>e</sup> druk), Brockhaus, [[Leipzig]], p. 22</ref> Lyell stelde op basis van zijn stratigrafische werk en de [[uniformiteitsleer]] van [[James Hutton]] dat het ontstaan en uitsterven van soorten een continu proces is door de tijd, een idee dat aan de basis stond van [[Charles Darwin]]s [[evolutietheorie]].<ref name="Stanley"/>
Regel 62:
 
{{Bron|bronvermelding=
<references />
'''Verder is gebruikgemaakt van:'''
* {{en}} {{Aut|Bates, R.L., Jackson, J.A. (eds.)}}, 1980. ''Glossary of Geology.'' American Geological Institute, Falls Church, Virginia. 751 pp. ISBN 0-913312-15-0; [2e druk]