Sociolinguïstiek: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
wiki
k Invulling parameters sjabloon met AWB
Regel 1:
{{Wikify||2=2010|3=06|4=07}}
{{wikify}}
'''Sociolinguïstiek''' is het vakgebied dat het verband bestudeert tussen taal en een sociale groep. Een spreker behoort tot verschillende sociale groepen. Binnen de sociolinguïstiek zijn sociale klasse, sociale netwerken en subculturen, leeftijd en geslacht de voornaamste. Verder bestudeert de sociolinguïstiek ook stilistische variatie, de studie van de taal van eenzelfde spreker in verschillende situaties.Het doel van de sociolinguïstiek is een inzicht te krijgen in taalkundige en sociale factoren die de variatie in taalgebruik binnen een taalgemeenschap bepalen. Sociolinguïstische studies worden ook gevoerd om een inzicht te krijgen in processen van taalverandering.
 
= Ontstaan van de sociolinguïstiek =
De grondlegger van de sociolinguïstiek is de Amerikaanse linguïst [[William Labov]]. In het begin van de jaren zestig van vorige eeuw heeft hij als eerste de sociale differentiatie van taal systematisch onderzocht. Eerst deed hij dat op Martha’s Vineyard, een eilandje voor de oostkust van Amerika. Het onderwerp van zijn onderzoek was de uitspraak van de tweeklanken. Labov had gemerkt dat een deel van de bewoners een bijzondere uitspraak had omdat ze bepaalde tweeklanken ‘centraliseerden’. Het begin van de tweeklank werd vanuit het midden van de mond uitgesproken. Labov concludeerde dat de taalvariatie op het eiland werd uitgelokt door rijke zomertoeristen die het eiland bezochten. De lokale bevolking wilde zijn identiteit beschermen tegen het alsmaar toenemende toerisme. Hoe positiever de bewoners stonden tegenover hun eiland, hoe meer ze centraliseerden. In 1966 publiceerde Labov zijn proefschrift ‘The social stratification of English in New York City’, een mijlpaal voor de sociolinguïstiek. Het meest gekende onderdeel van deze studie is ongetwijfeld het warenhuizenonderzoek. Labov vroeg aan een aantal personeelsleden van drie verschillende warenhuizen waar een bepaald artikel zich bevond. Het antwoord op die vraag was steeds ‘the fourth floor’. Met deze test werd de uitspraak van de (r) nagegaan. Labov koos drie winkels uit, waar de klanten uit drie verschillende lagen van de bevolking komen. Labov concludeerde bij dit onderzoek dat het gebruik van de (r) gecorreleerd is met de sociale klasse: hoe hoger de klasse, hoe meer (r).
 
= Sociale en taalkundige variabelen =
 
De sociolinguïstiek voert onderzoek naar het verband tussen sociale en taalkundige variabelen. De sociale variabele heeft te maken met de sociale groepen waartoe men behoort, bijvoorbeeld een groep leeftijdsgenoten of een groep afkomstig uit dezelfde sociale klasse. De taalkundige variabele is vaak de uitspraak van een bepaalde klank, maar het kan ook gaan over het verkiezen van bepaalde woorden of het verkiezen van een bepaalde zinsconstructie. Meer bepaald onderzoekt de sociolinguïstiek of een sociale groep een voorkeur heeft voor een bepaalde taalkundige variabele.
 
== Geslacht ==
Het duurde tot 1963 vooraleer er gedegen onderzoek werd verricht naar sekseverschillen in taalgebruik. Sinds dan zijn er heel wat onderzoeken gevoerd, waar onder andere uit blijkt dat mannen vaker voor streekgebonden taal kiezen. Vrouwen kiezen dan weer vaker taalvarianten van de hoge sociale klasse. Wat vrouwentaal nu juist is, werd uitvoerig onderzocht door Robin Lakoff. Ze kwam tot de conclusie dat vrouwen andere woordkeuzes maken. Typisch vrouwelijk is onzeker en gedragsondersteunend taalgedrag. Om dit aan te tonen geeft Lakoff het volgende voorbeeld. (a) zou vooral door vrouwen kunnen gebruikt worden, (b) door mannen.
 
Wanneer is het eten klaar?
Het duurde tot 1963 vooraleer er gedegen onderzoek werd verricht naar sekseverschillen in taalgebruik. Sinds dan zijn er heel wat onderzoeken gevoerd, waar onder andere uit blijkt dat mannen vaker voor streekgebonden taal kiezen. Vrouwen kiezen dan weer vaker taalvarianten van de hoge sociale klasse. Wat vrouwentaal nu juist is, werd uitvoerig onderzocht door Robin Lakoff. Ze kwam tot de conclusie dat vrouwen andere woordkeuzes maken. Typisch vrouwelijk is onzeker en gedragsondersteunend taalgedrag. Om dit aan te tonen geeft Lakoff het volgende voorbeeld. (a) zou vooral door vrouwen kunnen gebruikt worden, (b) door mannen.
*(a) Oh…. Rond 6u…?
 
*(b) Om 6u.
Wanneer is het eten klaar?
*(a) Oh…. Rond 6u…?
*(b) Om 6u.
 
== Leeftijd ==
 
Ook de leeftijd van de spreker kan het taalgebruik beïnvloeden. Er kunnen drie leeftijdsgroepen worden onderscheiden: adolescenten, volwassenen en ouderen.
 
'''Adolescenten'''
 
[[Adolescenten]] worden het sterkst beïnvloed door de leeftijdsgenoten. Daarnaast spelen adolescenten een belangrijke rol bij taalverandering. Die worden vaak uitgelokt of beïnvloed door jongeren uit de middenklasse. Deze groep doet vaak aan hypercorrect taalgedrag. Dit is het nabootsen van het taalgedrag van de hoge sociale klasse, maar met meer prestigevarianten dan de jongeren uit de hoge sociale klasse zelf. Op die manier ontstaan nieuwe uitspraakvarianten en kan een taalverandering plaatsvinden. De jongeren uit de lage sociale klasse doen niet aan hypercorrectie. Deze jongeren zorgen ook voor taalvariatie, bijvoorbeeld door het spreken van een [[straattaal]].
 
'''Volwassenen'''
Regel 31 ⟶ 29:
'''Ouderen'''
 
Met ouderen worden personen bedoeld die de pensioenleeftijd hebben bereikt. In tegenstelling tot volwassenen gebruiken ouderen vaker taalgebruik dat geassocieerd wordt met dat van de lage sociale klasse. Dat doen ze omdat, na het beëindigen van de werkcarrière, de druk om het taalgebruik aan een bepaalde norm aan te passen kleiner is. Daarom verkiest deze groep vaak [[dialecten]].
 
== Sociale klasse ==
Een bekend onderzoek naar taal en sociale klasse is het onderzoek van Jack Chambers en Peter Trudgill in het Britse stadje Norwich. Ze onderzochten bij zestig sprekers de uitspraak van woorden die eindigen op –ing, zoals walking. De conclusie van hun onderzoek is dat de lage sociale klasse een andere uitspraakvariant heeft dan de hoge sociale klasse.
 
Een bekend onderzoek naar taal en sociale klasse is het onderzoek van Jack Chambers en Peter Trudgill in het Britse stadje Norwich. Ze onderzochten bij zestig sprekers de uitspraak van woorden die eindigen op –ing, zoals walking. De conclusie van hun onderzoek is dat de lage sociale klasse een andere uitspraakvariant heeft dan de hoge sociale klasse.
 
'''U en non-U taalgebruik'''
 
De Britse linguïst [[Alan Ross ]] gaf een naam aan het taalgebruik van de hoge en lage sociale klassen. U (of upper class) staat voor het taalgebruik van de hoge sociale klasse, non-U voor de midden- en lage klasse. In het Engels is have a bath U en take a bath non-U. Een ander voorbeeld is vegetables (U) en greens (non-U).
 
'''Diglossie'''
 
In bepaalde taalgebieden zijn er twee verschillende talen aanwezig, elk met een eigen afgebakende sociale functie. Er is altijd een hoge variëteit en lage variëteit. Dit fenomeen heeft diglossie. Het Duits gesproken in Zwitserland bijvoorbeeld, kent diglossie. In geschriften en in de media wordt Hoogduits gebruikt. Deze vorm wordt aangeleerd op school. In het dagelijkse leven wordt bijna uitsluitend het dialectische Zwitserduits gebruikt.
 
'''Restriced en elaborated code'''
 
[[Basil Bernstein]] , een Britse socioloog, introduceerde de termen restriced en elaborated code. De lage sociale klasse beschikt meestal enkel over de restricted code. Deze groep gebruikt impliciet taalgebruik dat vaak enkel door de leden van de groep wordt begrepen. De hoge sociale klasse is meer gericht op het individu en het wij-gevoel heerst minder. Deze groep gebruikt een universelere taal, de standaardtaal. De hoge sociale klasse beschikt over de elaborated code waarin alles expliciet wordt gezegd en dat daardoor ook door mensen van buiten de groep is te begrijpen.
 
== Sociale netwerken, subculturen en etnische groepen ==
Ook sociale netwerken, subculturen en etnische groepen beïnvloeden taalvariatie en zijn dus een studieobject van de sociolinguïstiek. Leden van een groep passen hun taalgedrag, al dan niet bewust, aan elkaar aan. De kernleden doen dat het meest. Dit fenomeen kreeg de naam norm enforcement mechanism. In netwerken van tieners en adolescenten (bvb. schoolvrienden) is dit mechanisme heel sterk aanwezig.
 
Straattaal is een voorbeeld van een taalvariant gebonden aan een sociaal netwerk. Jongeren gebruiken straattaal om zichzelf als lid van de eigen groep te bestempelen en om negatieve attitudes of competitie uit te drukken naar die individuen of groepen die niet tot die eigen groep behoren.
Ook sociale netwerken, subculturen en etnische groepen beïnvloeden taalvariatie en zijn dus een studieobject van de sociolinguïstiek. Leden van een groep passen hun taalgedrag, al dan niet bewust, aan elkaar aan. De kernleden doen dat het meest. Dit fenomeen kreeg de naam norm enforcement mechanism. In netwerken van tieners en adolescenten (bvb. schoolvrienden) is dit mechanisme heel sterk aanwezig.
 
Een voorbeeld van taal gebonden aan een subcultuur is het [[Afro-American Vernacular]]. Dat is een variant van het Amerikaanse Engels dat voornamelijk door Afro-Amerikanen in de VS wordt gesproken. Het onderscheidt zich van het Standaardengels door een afwijkende grammatica en woordenschat. Het werkwoord ‘be’ wordt bijvoorbeeld vaak weggelaten. In het Black English zou she is nice dus she nice worden. Een ander kenmerk is de dubbele negatie, zoals in de zin “It ain’t no cat can’t get in no coop” (Er is geen enkele kat die in enig duivenhok kan komen). In het Standaardengels komt dubbele negatie enkel voor wanneer de ontkenning sterk wordt benadrukt.
Straattaal is een voorbeeld van een taalvariant gebonden aan een sociaal netwerk. Jongeren gebruiken straattaal om zichzelf als lid van de eigen groep te bestempelen en om negatieve attitudes of competitie uit te drukken naar die individuen of groepen die niet tot die eigen groep behoren.
 
Een voorbeeld van taalvariatie bij een etnische groep vinden we bijvoorbeeld in de VS. Daar wonen emigranten uit onder andere [[Mexico (land)|Mexico]], [[Cuba (land)|Cuba]] en [[Italië]]. Hoe meer de etnische groepen geïntegreerd zijn in de Amerikaanse maatschappij, hoe minder ze eigen taalkenmerken behouden.
Een voorbeeld van taal gebonden aan een subcultuur is het [[Afro-American Vernacular]]. Dat is een variant van het Amerikaanse Engels dat voornamelijk door Afro-Amerikanen in de VS wordt gesproken. Het onderscheidt zich van het Standaardengels door een afwijkende grammatica en woordenschat. Het werkwoord ‘be’ wordt bijvoorbeeld vaak weggelaten. In het Black English zou she is nice dus she nice worden. Een ander kenmerk is de dubbele negatie, zoals in de zin “It ain’t no cat can’t get in no coop” (Er is geen enkele kat die in enig duivenhok kan komen). In het Standaardengels komt dubbele negatie enkel voor wanneer de ontkenning sterk wordt benadrukt.
 
Een voorbeeld van taalvariatie bij een etnische groep vinden we bijvoorbeeld in de VS. Daar wonen emigranten uit onder andere [[Mexico (land)|Mexico]], [[Cuba (land)|Cuba]] en [[Italië]]. Hoe meer de etnische groepen geïntegreerd zijn in de Amerikaanse maatschappij, hoe minder ze eigen taalkenmerken behouden.
 
== Stilistische variatie ==
Bij studies over stilistische variatie wordt de taal van eenzelfde spreker in verschillende situaties onderzocht. Personen zijn in staat om voor verschillende gelegenheden verschillende stijlen en taalvarianten te gebruiken en te herkennen bij anderen. Dit heet communicatieve competentie, een begrip dat voor het eerst geïntroduceerd werd door [[Dell Hymes]]. Het geheel aan stijlen waaruit men kan kiezen, is het verbaal repertoire. Nederlandstaligen kunnen onder andere kiezen uit de volgende repertoires: informele taal of formele taal, Belgisch Nederlands of Nederlands Nederlands en een dialect en/of groepstaal.
 
Bij studies over stilistische variatie wordt de taal van eenzelfde spreker in verschillende situaties onderzocht. Personen zijn in staat om voor verschillende gelegenheden verschillende stijlen en taalvarianten te gebruiken en te herkennen bij anderen. Dit heet communicatieve competentie, een begrip dat voor het eerst geïntroduceerd werd door [[Dell Hymes]]. Het geheel aan stijlen waaruit men kan kiezen, is het verbaal repertoire. Nederlandstaligen kunnen onder andere kiezen uit de volgende repertoires: informele taal of formele taal, Belgisch Nederlands of Nederlands Nederlands en een dialect en/of groepstaal.
 
'''Codewisselen en codemixen'''
 
Sprekers zijn in staat om tijdens gesprekken verschillende linguïstische repertoires toe te passen. Dit heet codewisselen. Wanneer er sprake is van codewisseling binnen een taal, kunnen we twee soorten onderscheiden: stijl en register. Stijl is het algemene begrip voor situationeel bepaald taalgebruik. Zo zijn formele en informele taal stijlen. Register is het taalgebruik dat specifiek is voor een bepaalde groep. In plaats van register wordt ook de term ‘jargon’ gebruikt. Het betreft vooral een onderscheid op lexicaal niveau. Zo hebben bepaalde beroepen hun eigen register, zoals agenten of advocaten. Sprekers kunnen ook van repertoire veranderen binnen eenzelfde uitdrukking. Dit is bij sociolinguïsten bekend als codemixing. Vaak gaat het om een combinatie van twee verschillende talen. Een voorbeeld van codemixing is het Tex-Mex, een combinatie van Spaans en Engels dat onder andere gebruikt wordt door tweetaligen in [[Californië]]. Code mixing heeft vaak een negatieve weerklank en wordt geassocieerd met de lage sociale klasse.
 
'''Observer paradox'''
Regel 82 ⟶ 77:
*[http://www.wiley.com/bw/journal.asp?ref=1360-6441 The Journal of sociolinguistics ]
 
{{bronBron|bronvermelding=Labov, W. (2010). A life of learning: Six people I have learned from. Geraadpleegd via American Council of Learned Societies.
Labov, W. (2006). The social stratification of English in New York City (2nd ed.). Cambridge, Cambridge University press.
 
Labov, W. (2006). The social stratification of English in New York City (2nd ed.). Cambridge, Cambridge University press.
 
Lakoff, R. (1975). Language and woman’s place. San Francisco, Harper and Row.
 
Boves, T., & Gerritsen, M. (1995). Inleiding in de sociolinguïstiek. Utrecht, Spectrum.
Chambers, J., & Trudgill, P. (1993). Dialectology. Cambridge, Cambridge University Press.
 
Chambers, J., & Trudgill, P. (1993). Dialectology. Cambridge, Cambridge University Press.
 
Crystal, D. (1997). The Cambridge encyclopedia of language (2nd ed.). Cambridge, Cambridge University Press.
 
Bernstein, B. (1969). Social Class Differences in the Relevance of Language to Socialization. Sociology, 3(1), 1-20. doi: 10.1177/003803856900300101
Cornips, L. (2004). Straattaal: Sociale betekenis en morfo-syntactische verschijnselen. In: J. De Caluwe et al. (Red.) Taeldeman, man van de taal, schatbewaarder van de taal. (p.1-11) Gent, Academia press.
 
Cornips, L. (2004). Straattaal: Sociale betekenis en morfo-syntactische verschijnselen. In: J. De Caluwe et al. (Red.) Taeldeman, man van de taal, schatbewaarder van de taal. (p.1-11) Gent, Academia press.
 
Appel, R., Hubers, G., & Meijer, G. (1981). Sociolinguïstiek (4e ed.). Utrecht, Spectrum.
 
Hymes, D. (1976). Foundations in sociolinguistics: An ethnographic approach (3th ed.). Philadelphia, University of Pennsylvania.}}
 
 
 
[[Categorie:Sociolinguïstiek| ]]