Wetgevingsprocedures van de Europese Unie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Xqbot (overleg | bijdragen)
k robot Anders: de:Rechtsetzung der EU; cosmetische veranderingen
verdrag van lissabon
Regel 1:
{{Zijbalk politiek Europese Unie}}
DeDit artikel handelt over de '''wetgevingsprocedures van de [[Europese Unie]]'''. zijnEr deis procedureseen dieaantal gevolgdmanieren moetenwaarop wordende omCommissie, tothet EuropeseParlement wetgevingen tede komen.Raad Welketot procedure[[Europees gebruiktrecht|Europese moetwetgeving]] wordenkomen, hangtwaarvan afde vanbelangrijkste het beleidsterrein waarop eende wetsvoorstelgewone betrekkingwetgevingsprocedure heeftis.
 
== Gewone wetgevingsprocedure ==
== Procedures in de eerste pijler ==
{{Hoofdartikel|Gewone wetgevingsprocedure}}
In de eerste pijler worden verschillende wetgevingsprocedures gebruikt om tot Europese wetgeving te komen. De wetgevingsprocedures in deze pijlers hebben als overeenkomst dat in deze procedures alleen de [[Europese Commissie]] een wetsvoorstel kan doen.
Verreweg het meest gebruikt is de [[Medebeslissingsproceduregewone (Europese Unie)|medebeslissingsprocedurewetgevingsprocedure]] (artikel 251294 van het EG-verdrag, onder de Europese Grondwet "gewone wetgevingsprocedure" genoemd[[Werkingsverdrag]]), waar het [[Europees Parlement]] en de [[Raad van Ministers van de Europese Unie|Raad van Ministers]] beide in twee lezingen over het wetsvoorstel van de [[Europese Commissie]] stemmen. In de eerste lezing kan het Europees Parlement het wetsvoorstel goedkeuren of amenderen (dus niet verwerpen), waarop de Raad van Ministers in haar eerste lezing het wetsvoorstel met de eventuele amendementen van het parlement ofwel kan aannemen, ofwel over het wetsvoorstel een "gemeenschappelijk standpunt" kan innemen. Als het laatste het geval is wordt het voorstel inclusief het gemeenschappelijk standpunt voor een tweede lezing naar het Europees Parlement gezonden dat het geheel met een [[gewone meerderheid]] kan aannemen of met een [[absolute meerderheid]] kan verwerpen dan wel amenderen. In geval van amendering door het parlement stemt de Raad van Ministers in een tweede lezing over de amendementen (over het wetsvoorstel zelf kan niet meer gestemd worden). De stemming moet eenparig (unaniem) zijn bij een negatief advies over de amendementen door de [[Europese Commissie]], bij een positief advies volstaat een [[gekwalificeerde meerderheid]]. Als de Raad van Ministers de amendementen verwerpt volgt een laatste bemiddelingspoging.
 
== Bijzondere wetgevingsprocedure ==
=== Medebeslissingsprocedure ===
{{Hoofdartikel|MedebeslissingsprocedureBijzondere (Europese Unie)wetgevingsprocedure}}
In sommige gevallen vermelden de Verdragen dat er een bijzondere wetgevingsprocedure gebruikt dient te worden in de vaststelling van een verordening, een richtlijn of een besluit. De Verdragen bevatten geen nadere bepalingen betreffende het verloop van deze bijzondere wetgevingsprocedures, terwijl in artikel 294 van het [[Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie]] wel dergelijke bepalingen betreffende de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld. Daarom moet in ieder geval afzonderlijk worden verwezen naar de rechtsgrondslagen van deze procedures.
Verreweg het meest gebruikt is de [[Medebeslissingsprocedure (Europese Unie)|medebeslissingsprocedure]] (artikel 251 van het EG-verdrag, onder de Europese Grondwet "gewone wetgevingsprocedure" genoemd), waar het [[Europees Parlement]] en de [[Raad van Ministers van de Europese Unie|Raad van Ministers]] beide in twee lezingen over het wetsvoorstel van de Europese Commissie stemmen. In de eerste lezing kan het Europees Parlement het wetsvoorstel goedkeuren of amenderen (dus niet verwerpen), waarop de Raad van Ministers in haar eerste lezing het wetsvoorstel met de eventuele amendementen van het parlement ofwel kan aannemen, ofwel over het wetsvoorstel een "gemeenschappelijk standpunt" kan innemen. Als het laatste het geval is wordt het voorstel inclusief het gemeenschappelijk standpunt voor een tweede lezing naar het Europees Parlement gezonden dat het geheel met een [[gewone meerderheid]] kan aannemen of met een [[absolute meerderheid]] kan verwerpen dan wel amenderen. In geval van amendering door het parlement stemt de Raad van Ministers in een tweede lezing over de amendementen (over het wetsvoorstel zelf kan niet meer gestemd worden). De stemming moet eenparig (unaniem) zijn bij een negatief advies over de amendementen door de [[Europese Commissie]], bij een positief advies volstaat een [[gekwalificeerde meerderheid]]. Als de Raad van Ministers de amendementen verwerpt volgt een laatste bemiddelingspoging.
 
==Geschiedenis==
=== Andere wetgevingsprocedures ===
Voor het [[Verdrag van Lissabon]] was de EU opgedeeld in [[Pijlerstructuur van de Europese Unie|pijlers]]. Welke procedure gebruikt moest worden hing af van het beleidsterrein waarop een wetsvoorstel betrekking had.
{{Hoofdartikel|Samenwerkingsprocedure|Instemmingsprocedure|Raadplegingsprocedure}}
Naast de medebeslissingsprocedure kent de eerste pijler ook de [[samenwerkingsprocedure]] (artikel 252 van het EG-verdrag), de [[instemmingsprocedure]] en de [[raadplegingsprocedure]]. De samenwerkingsprocedure kent net als de medebeslissingsprocedure twee lezingen in zowel het Europees Parlement als de Raad van Ministers. Het parlement geeft in de eerste lezing een advies over het voorstel en kan in een tweede lezing een voorstel goedkeuren of met [[absolute meerderheid]] amenderen of verwerpen. Bij verwerping door het parlement kan de Raad een voorstel alleen nog aannemen bij eenparigheid (unanimiteit) van stemmen. De instemmingsprocedure is grotendeels gelijk aan de samenwerkingsprocedure met als uitzondering dat het parlement niet de macht heeft een wetsvoorstel te amenderen. De raadplegingsprocedure voorziet slechts in een raadpleging door de Raad van Ministers van het Europees Parlement, waarbij de Raad de bevoegdheid heeft het advies van het parlement naast zich neer te leggen.
 
=== Procedures in de eerste pijler ===
De [[Europese Grondwet]] voorzag in een afschaffing van de samenwerkingsprocedure en het onderbrengen van de instemmingsprocedure (in de Grondwet "goedkeuringsprocedure" genoemd) en de raadplegingsprocedure onder "bijzondere wetgevingsprocedures".
De medebeslissingsprocedure was de oude naam voor de [[gewone wetgevingsprocedure]].
 
Naast de medebeslissingsprocedure kentkende de eerste pijler ook de [[samenwerkingsprocedure]] (artikel 252 van het EG-verdrag), de [[instemmingsprocedure]] en de [[raadplegingsprocedure]]. De samenwerkingsprocedure kentkende net als de medebeslissingsprocedure twee lezingen in zowel het Europees Parlement als de Raad van Ministers. Het parlement geeftgaf in de eerste lezing een advies over het voorstel en kankon in een tweede lezing een voorstel goedkeuren of met [[absolute meerderheid]] amenderen of verwerpen. Bij verwerping door het parlement kankon de Raad een voorstel alleen nog aannemen bij eenparigheid (unanimiteit) van stemmen. De instemmingsprocedure iswas grotendeels gelijk aan de samenwerkingsprocedure met als uitzondering dat het parlement niet de macht heefthad een wetsvoorstel te amenderen. De raadplegingsprocedure voorzietvoorzag slechts in een raadpleging door de Raad van Ministers van het Europees Parlement, waarbij de Raad de bevoegdheid heefthad het advies van het parlement naast zich neer te leggen.
== Procedures in de tweede pijler ==
Besluitvorming in de tweede pijler voltrekt zich grotendeels intergouvernementeel. De individuele lidstaten en de Europese Commissie kunnen beide voorstellen doen voor strategieën en richtlijnen die ter stemming voorgelegd worden aan de [[Europese Raad]]. Binnen deze strategieën en richtlijnen kunnen vervolgens door de Commissie dan wel de individuele lidstaten voorstellen gedaan worden voor een ''gemeenschappelijk optreden'' of een ''gemeenschappelijk standpunt''. Deze voorstellen worden in de [[Raad van de Europese Unie|Raad van Ministers]] in stemming gebracht. Het [[Verdrag van Amsterdam]] maakt het mogelijk om voor besluiten van uitvoerende aard gebruik te maken van stemming met [[gekwalificeerde meerderheid]] in plaats van eenparigheid. Het Europees Parlement heeft een kleine rol in de tweede pijler. De voorzitter van de Raad is enkel gehouden het Parlement te raadplegen over de voornaamste aspecten van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid en hij moet erop toezien dat de opvattingen van het Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen.
 
DeHet [[EuropeseVerdrag Grondwetvan Lissabon]] voorzagzorgde invoor eende afschaffing van de samenwerkingsprocedure en het onderbrengen van de instemmingsprocedure (in de Grondwet "goedkeuringsprocedure" genoemd) en de raadplegingsprocedure onder "[[bijzondere wetgevingsprocedures"wetgevingsprocedure]]s.
== Procedures in de derde pijler ==
 
Ook in de derde pijler voltrekt de besluitvorming zich grotendeels intergouvernementeel. Net als in de tweede pijler hebben zowel de [[Europese Commissie]] als de EU-lidstaten het initiatiefrecht voor een beslissingsvoorstel. De besluitvorming over dit voorstel in de [[Raad van de Europese Unie|Raad van ministers]] vindt plaats op basis van unanimiteit. Voor besluiten van uitvoerende aard echter ook in deze pijler slechts een [[gekwalificeerde meerderheid]] nodig. Het [[Europees Parlement]] heeft in de derde pijler iets meer invloed dan in de tweede. Zo moet de Raad het parlement om advies vragen alvorens het een besluit mag nemen.
=== Procedures in de tweede pijler ===
Besluitvorming in de tweede pijler voltrektvoltrok zich grotendeels intergouvernementeel. De individuele lidstaten en de Europese Commissie kunnen beide voorstellen doen voor strategieën en richtlijnen die ter stemming voorgelegd worden aan de [[Europese Raad]]. Binnen deze strategieën en richtlijnen kunnen vervolgens door de Commissie dan wel de individuele lidstaten voorstellen gedaan worden voor een ''gemeenschappelijk optreden'' of een ''gemeenschappelijk standpunt''. Deze voorstellen worden in de [[Raad van de Europese Unie|Raad van Ministers]] in stemming gebracht. Het [[Verdrag van Amsterdam]] maakt het mogelijk om voor besluiten van uitvoerende aard gebruik te maken van stemming met [[gekwalificeerde meerderheid]] in plaats van eenparigheid. Het Europees Parlement heeft een kleine rol in de tweede pijler. De voorzitter van de Raad is enkel gehouden het Parlement te raadplegen over de voornaamste aspecten van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid en hij moet erop toezien dat de opvattingen van het Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen.
 
=== Procedures in de derde pijler ===
Ook in de derde pijler voltrektvoltrok de besluitvorming zich grotendeels intergouvernementeel. Net als in de tweede pijler hebben zowel de [[Europese Commissie]] als de EU-lidstaten het initiatiefrecht voor een beslissingsvoorstel. De besluitvorming over dit voorstel in de [[Raad van de Europese Unie|Raad van ministers]] vindt plaats op basis van unanimiteit. Voor besluiten van uitvoerende aard echter ook in deze pijler slechts een [[gekwalificeerde meerderheid]] nodig. Het [[Europees Parlement]] heeft in de derde pijler iets meer invloed dan in de tweede. Zo moet de Raad het parlement om advies vragen alvorens het een besluit mag nemen.
 
[[Categorie:Wetgevingsprocedures van de Europese Unie|*]]