Teenkootjes zijn kleine stukjes bot. Ze bevinden zich, zoals de naam al aangeeft, in tenen en geven stevigheid hieraan. Daarnaast hechten strek- en buigpezen zich eraan. De teenkootjes zijn het uiteinde van de voeten. In het latijn worden deze 'phalanges' (Ned: falangen[1]) genoemd.

Anatomisch gezien bestaan de tenen uit drie soorten falangen:

De grote teen heeft in tegenstelling tot de overige tenen niet drie maar twee kootjes.

Bij de vingers spreekt men van vingerkootjes.

Literatuurverwijzingen bewerken

  1. Everdingen, J.J.E. van, Eerenbeemt, A.M.M. van den (2012). Pinkhof Geneeskundig woordenboek (12de druk). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.