Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris

De Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris (Italiaans: L'Ordine Costantiniano di San Giorgio), kortweg Constantijnse Orde, is een zeer oude Europese ridderorde. Het motto van de Orde is In hoc signo vinces (Latijn: "In dit teken zult u overwinnen"). Sinds 1816 bestaat de orde uit twee takken, een Spaans-Napolitaanse tak en een Frans-Napolitaanse tak, met ieder een grootmeester.

Het kruis van de Constantijnse Orde van Sint-Joris

De Nederlandse oud-minister van Buitenlandse Zaken Jozef Luns was drager van het grootkruis in de Napolitaanse tak van deze Orde.

Doel en organisatie bewerken

Anders dan de Orde van Malta is de Constantijnse Orde géén kerkelijke orde en wordt niet door het kerkelijk recht geregeerd. De banden tussen het Vaticaan en Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris zijn desondanks zeer innig. Dario Castrillón Hoyos, een curiekardinaal is grootprior van de Spaans-Napolitaanse tak van de Orde en kardinaal Vanhoye is grootprior van de Frans-Napolitaanse tak van de Orde.

Doel van de Orde is volgens de statuten het "vermeerderen van de glorie van het kruis" en propaganda voor de kerk. Vergeleken met de Orde van Malta is de Orde klein en haar goede werken zijn daarom beperkt. Er is sprake van steun aan ziekenhuizen en kerken maar de nadruk ligt op kerkbezoek en liturgie. De orde vraagt van zijn, uitsluitend katholieke, leden onvoorwaardelijke trouw aan de kerk en eist een "perfect christelijke" levenswandel. De leden (het gaat tegenwoordig om adellijke én niet-adellijke katholieken) dienen ook actief het christendom te verspreiden.

De orde is altijd internationaal actief geweest. Ook in de jaren dat vooral Parmezanen en Napolitanen in de Orde werden opgenomen waren er Engelse (jacobitische) en Spaanse ridders. Onder leiding van kardinaal Bevilacqua, aartsbisschop van Philadelphia is een Noord-Amerikaanse associatie van ridders actief. Over de gehele wereld verspreid zijn er in 2006 140 grootkruisen (de 12 kardinalen en 12 andere koninklijke prinsen niet meegeteld) en 2300 ridders en dames. De Orde is vooral actief in Rome, Napels en Spanje maar omdat de Orde in 1860 al haar bezit aan de Italiaanse staat verloor is zij beduidend minder actief dan de grote en rijke Orde van Malta.

De officiële evenementen van de obediëntie onder de hertog van Calabrië omvatten een maandelijkse Mis in de basiliek van Santa Croce al Flaminio in Rome en ook bijeenkomsten in Palermo, Milaan, Essonne, Londen, Luxemburg en Lissabon. De tak van de hertog van Castro houdt regelmatig bijeenkomsten in de kerk van San Giorgio al Velabro in Rome maar ook in Napels en andere Italiaanse steden, in de Kathedraal van Westminster in Londen en andere steden in Europa en in Washington in de Verenigde Staten.[1]

Geschiedenis bewerken

Er valt over de vroegste periode van de orde niets met zekerheid te zeggen. De naam "Constantijnse" moet aanduiden dat de orde al door keizer Constantijn de Grote zou zijn ingesteld. Mogelijk was de orde een vaandelwacht voor het Labarum, het volgens de christelijke legende zegebrengende vaandel met kruis dat Constantijn de Grote in de Slag bij de Milvische brug meevoerde. Een andere theorie is dat keizer Isaak de Orde heeft opgericht in navolging van de gezelschappen pelgrims die Byzantium aandeden op weg naar Jeruzalem. In 1261 werd de Orde, wederom volgens de overlevering, door keizer Michaël VIII van Byzantium uit het huis Paleologus wederom gereorganiseerd.

De eerste historisch gestaafde gegevens dateren uit de late 15e eeuw. Hoewel er een lange lijst met middeleeuwse grootmeesters uit het Huis van Angelus Flavius bestaat, is de eerste historische figuur op deze lijst de in 1479 gestorven Andrea II die postuum prins van Macedonië en hertog van Durazzo en Drivasto werd genoemd. De leden van de Albanese clan van Angelus Flavius waren guarillastrijders van Albanese adel die onder leiding van Skanderbeg tegen de Turken vochten. De paus heeft deze "Angeli Flavii" steeds krachtig gesteund. Mogelijkerwijs zag het Vaticaan in hen een instrument om de Turken in de rug, in Albanië, aan te vallen. In de pauselijke bul "Quod alias" van 7 juli 1551 werd aan de prinsen Andrea en Hieronimus Angelus door Julius III een aantal privileges verleend. De patriarch (in terris infelis) van Alexandrië werd in een pauselijk besluit van 1575 hun spirituele leidsman en beschermer. In dit besluit werd Andrea Angelus "grootmeester van de Constantijnse ridders" genoemd. In een later besluit sprak de paus van de "Gouden Ridders".

In 1573 resideerde de grootmeester in Venetië. Daar verschenen ook de eerste gedrukte statuten van de orde. In deze stukken werd niet alleen mythische Byzantijnse oprichting beschreven, de statuten zouden door keizer Isaäk II zijn vastgesteld. Bewijs daarvoor werd niet gegeven. De bul "Cum a sicut" (1585) van paus Sixtus V bevestigde het privilege van de ridders die geloften hadden afgelegd om ambten in de kerk te vervullen. De orde floreerde en twee doges van Venetië en andere edelen werden lid. De Orde verwierf ook grond in Italië. Deze grond werd in commendes door commandeurs of rentmeesters beheerd.

In 1595 erkende ook Filips II van Spanje de Orde. Hij werd daarin nagevolgd door de Duitse Rijksdag in Regensburg en de koning van Polen. De Orde breidde zich in de eerste helft van de 17e eeuw uit maar de grootmeester had financiële zorgen. In 1623 werd het grootmeesterschap zelfs verpand aan Marino Caracciolo, prins van Avellino. De Orde bloeide maar in 1680 was er nog slechts een mannelijke Angelii, in leven. Om te voorkomen dat de Orde met de grootmeester zou verdwijnen verkocht de kinderloze Gian Andreas IX Angelus Flavius het grootmeesterschap op op 27 juli 1697 aan Francesco Farnese, hertog van Parma. Gian Andreas kreeg een pensioen en een huis in Piacenza en stierf daar in 1701. In de acte van overdracht, het keizerlijke patent "Agnoscimus et notum facimus" van keizer Leopold I en de bul "Sincerae Fidei", werd vastgelegd dat het grootmeesterschap persoonlijk bezit van Fransesco Farnese was en niet aan de kroon van Parma was verbonden.

De Bourbons erfden in 1731 het grootmeesterschap omdat een Bourbon, don Carlos, zoon van Filips V en de erfdochter van de Farneses, Elisabeth Farnese. Via haar ging ook het grootmeesterschap over op de dynastie van de Spaanse Bourbons. Toen Carlos in 1734 koning van Napels werd resideerde hij in Napels maar de administratie van de Orde bleef tot 1768 in Parma. In 1780 werd ook de plaatselijke bestuur van de Orde in Parma opgeheven. De Orde leek zeer Napolitaans te zijn geworden. Veel van de ridders waren Siciliaanse en Napolitaanse edelen maar de adel van Parma bleef in de Orde vertegenwoordigt.

In Napels werd steeds vastgehouden aan de traditie dat het grootmeesterschap en de kroon twee zeer verschillende ambten zijn. In 1759 werd Carlos de Borbón y Farnese als Karel III, koning van Spanje, en 10 dagen na de troonsoverdracht droeg hij ook het grootmeesterschap over aan zijn derde zoon don Ferdinand. De acte spreekt over hem als de "legitieme mannelijke erfgenaam volgens het eerstgeboorterecht". Don Filips, de nieuwe regent van Parma eiste tevergeefs dat hij grootmeester van de Constantijnse Orde zou worden.

Napels werd in 1797 door de Fransen bezet. De Bourbons weken uit naar Sicilië en regeerden daar onder bescherming van de Engelse vloot verder. Jozef Bonaparte, de oudste broer van de Franse keizer Napoleon I en door hem op de troon van Napels geplaatst, stichtte daar in 1808 een "Militaire Orde van Sint-Joris van de Wedervereniging". De Constantijnse Orde werd opgeheven. Deze Napoleontische Orde werd na de val van de Bonapartes in 1814 afgeschaft en liet verder geen sporen in de geschiedenis na. De versierselen waren vrijwel gelijk aan die van de Constantijnse Orde. Uiteraard heeft de koning van Napels deze Orde en de opheffing van "zijn" Constantijnse Orde nooit erkend.

Een verdeelde orde met twee grootmeesters bewerken

In Parma kwam op 9 juli 1815, na de Vrede van Parijs, Napoleons keizerin Marie Louise aan het bewind gekomen en proclameerde zich op 26 februari 1816 tot "grootmeesteres van de Constantijnse Orde van Sint-Joris". In de ogen van de koning van Napels was dit een nieuwe orde, een orde van Verdienste die met de Katholieke Orde alleen de naam en de versierselen gemeen had. De koning van Napels deed geen afstand van zijn recht op de orde, zodat er sindsdien twee grootmeesters en twee orden zijn. Veel Parmezaanse edelen werden lid van de door Marie Louise gestichte orde. De orde gebruikte de kerk van de orde, de Santa Maria della Steccata, en de herstelde commenden in Parma. Ook Karel Lodewijk van Bourbon 1847-1849, de opvolger van de zonder wettige erfgenamen gestorven Marie Louise en zijn opvolgers, Karel II (1849-1854), Karel III (1854-1860) en de in 1907 gestorven Robert I, de hertogen van Bourbon-Parma hebben de orde verleend. Na de dood van zijn vader accepteerde Robert II van Bourbon-Parma, die in ballingschap leefde, een benoeming in de Orde van zijn verre Napolitaanse verwant. De Napolitaanse tak van de Orde ziet dit als bewijs dat met de staat Parma ook haar ridderorde, een orde die in de ogen van de Napolitanen niet de "echte" Orde van Constantijn was, ondergegaan was.

Sinds 1960 zijn er twee grootmeesters en twee obediënties; in Spanje onder Infante Don Carlos de Borbón y Borbón, Hertog van Calabrië, een van de Ridders van het Gulden Vlies, en in Italië onder Karel Hugo van Bourbon-Parma, Hertog van Castro en sinds 28 augustus 2010 diens zoon Carlos de Bourbon de Parme. De Napolitaanse grootmeester noemt de orde de "Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris" en Prins Carlos Hugo liet zich in de Almanach de Gotha grootmeester van de "Constantijnse Orde van Sint-Joris" noemen. Termen als "Heilig" en "Militair" worden in de naam van de Parmezaanse orde niet gebruikt. De Napolitaanse pretendent erkent de Constantijnse Orde van Sint-Joris niet als een opvolger van de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris. De titulair hertogen van Parma en Piacenza hebben in het verleden benoemingen in de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris aangenomen, wat in Napels als een de facto erkenning van de Napolitaanse aanspraken wordt gezien.[2] In recente berichten van het Huis Parma na het overlijden van Prins Carel Hugo heet de Parmezaanse orde weer "Sacro Angelico Imperiale Ordine Costantiniano di San Giorgio".[3]

Er is veel discussie over wie het rechtmatige hoofd van het huis Bourbon-Twee Siciliën is, al is het eigendom van de orde, een waardigheid die verkocht, overgedragen en geërfd kan worden, daaraan niet strikt verbonden. Met strijdt over de vraag of prins Carlo, de neef van de laatste koning van Napels en Sicilië en zoon van de aangewezen erfgenaam van de troon, in 1900 in de zogenaamde Akte van Cannes heeft afgezien van zijn rechten op de troon van Napels en Sicilië. De pretendent van de troon had bepaald dat zijn oudste zoon als erfgenaam van de troon zou gelden maar deze agnaat stierf in 1960 zonder mannelijke erfgenamen, en een andere regeling voor de erfopvolging was er niet. De afstammelingen van prins Carlo betogen sindsdien dat de afstand van de rechten op Napels alleen geldt als zij op hun beurt de Spaanse troon zouden erven, en baseren hun claim op het eerstgeboorterecht. De hertog van Castro beschouwt de Akte van Cannes niet als een definitieve afstand van de rechten op de troon van Napels.[1]

Het bezit van de Constantijnse Orde werd niet genoemd in de Akte van Cannes. Dat was niet nodig want de grootmeester was nooit verbonden aan de Napolitaanse kroon. Daarom droegen de koningen van Napels de keten van de grootmeester nooit samen met de decoraties van dat koninkrijk.

Graden en versierselen bewerken

  • De grootmeester

Op de mantel van de grootmeester is het kruis van de Orde omringd door een keten met de afbeelding van Sint-Joris. De mantels van de andere graden verschillen; de hogere rangen hebben fraai geborduurde kruisen, de lagere rangen dragen eenvoudiger kruisen.

  • De "Koninklijke Deputatie" of Raad van de Orde

Deze Raad staat de grootmeester bij in het besturen van de Orde. Ieder lid dient zo lang als de grootmeester hem of haar in de Raad beroept. De benoeming vervalt bij de dood van de grootmeester. De hoge dignitarissen van de Orde, grootprefect, grootkanselier, plaatsvervangend grootkanselier, president van de Raad, grootprior en plaatsvervangend grootprior, grootinquisiteur, grootschatbewaarder en secretaris zijn lid. Daarnaast zijn er 27 andere officieren en raadsleden.

De Orde is ingedeeld in ridders in vier klassen, ieder van deze klassen bestaat uit meerdere graden en sinds 1908 kunnen dames in alle rangen en graden behalve die van baljuw worden benoemd. De Orde kent maximaal 150 mannelijke en 75 vrouwelijke grootkruisen.

  • De rechtsridders, overeenkomend met de graad van ridder van Justitie in de Orde van Malta . Deze ridders dragen een kruis met daarboven een dubbele verhoging in de vorm van een gouden koningskroon en een trofee. De rechtsridders dragen een gouden ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.
  • Baljuws-grootkruis met de Keten.

Zij dragen een keten met daaraan de figuur van Sint-Joris en de draak. Daarnaast dragen zij een juweel bestaande uit trofee, kroon, kruis en Sint-Joris aan een breed hemelblauw lint over de rechterschouder. Kardinalen en andere koninklijke prinsen worden altijd in deze rang en graad benoemd. Er mogen nooit meer dan vijftig baljuws zijn. Dit aantal herinnert de Orde aan het aantal ridders in de vaandelwacht van Constantijn de Grote.

  • Baljuws-grootkruis (Italiaans:"Bali Cavalieri di Gran Croce di Giustizia")

Zij dragen een juweel bestaande uit trofee, kroon, kruis en Sint-Joris aan een breed hemelblauw lint over de rechterschouder. dragen een gouden ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst

  • Rechtsridders-grootkruis (Italiaans:"Cavalieri e Dame di Gran Croce di Giustizia")

Zij dragen een juweel bestaande uit trofee, kroon, kruis aan een breed hemelblauw lint over de rechterschouder. Sint-Joris ontbreekt; zij dragen een gouden ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst

  • Rechtsridder en commandeur

De ridders dragen een juweel bestaande uit trofee, kroon en kruis aan een hemelsblauw lint om de hals. Daarnaast dragen zij een gouden ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Dame van Justitie en commandeur

Deze dames dragen een juweel bestaande uit trofee, kroon en kruis aan een hemelsblauw lint in een strik en een gouden ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst. De ster van dames is iets kleiner dan die van de heren.

  • Rechtsridder

Deze ridders dragen een juweel bestaande uit trofee, kroon en kruis aan een hemelsblauw lint om de hals en dragen een gouden ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Dame van Justitie

Deze dames dragen een juweel bestaande uit trofee, kroon en kruis aan een hemelsblauw lint in een strik en een gouden ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

De ridders Jure Sanguinis (voorheen ridders van Gratie, in een van de afdelingen van de Orde, die van Castro, worden zij ook nu nog zo genoemd). De rang komt overeen met die van de ridder van Gratie en Devotie in de Orde van Malta. Kenmerkend voor de versierselen is dat de trofee boven de kroon en het kruis van de Orde ontbreekt. De grootmeester kan als bijzonder blijk van zijn waardering ook aan deze ridders een gouden ster van de Orde toekennen, volgens het statuut is de ster van zilver.

  • Ridders-Grootkruis Jure Sanguinis Italiaans:"Cavalieri e Dame di Gran Croce Jure Sanguinis")

Zij dragen een juweel bestaande uit kroon en kruis aan een breed hemelblauw lint over de rechterschouder. Sint-Joris ontbreekt. De s-Grootkruis dragen een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Ridder Jure Sanguinis en commandeur

De ridders dragen een juweel bestaande uit kroon en kruis aan een hemelsblauw lint om de hals. Daarnaast dragen zij een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Dame Jure Sanguinis en commandeur

Deze dames dragen een juweel bestaande uit kroon en kruis aan een hemelsblauw lint in een strik en een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst. De ster van dames is iets kleiner dan die van de heren.

  • Ridder Jure Sanguinis

Deze ridders dragen een juweel bestaande uit kroon en kruis aan een hemelsblauw lint om de hals en dragen een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Dame Jure Sanguinis

Deze dames dragen een juweel bestaande uit kroon en kruis aan een hemelsblauw lint in een strik en een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

De ridders van Verdienste. De rang komt overeen met die van de ridder van Magistrale Gratie in de Orde van Malta. Kenmerkend voor de versierselen is dat de kroon boven het kruis van de Orde ontbreekt. De grootmeester kan als bijzonder blijk van zijn waardering ook aan deze ridders een gouden ster van de Orde toekennen, volgens het statuut is de ster van zilver.

  • Ridders-Grootkruis van Verdienste Italiaans:"Cavalieri e Dame di Gran Croce di Merito")

Zij dragen een kruis aan een breed hemelblauw lint over de rechterschouder. Sint-Joris ontbreekt. De ridders-grootkruis dragen een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst

  • Ridder van Verdienste en commandeur

De ridders dragen een kruis aan een hemelsblauw lint om de hals. Daarnaast dragen zij een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Dame van Verdienste en commandeur

Deze dames dragen een kruis aan een hemelsblauw lint in een strik en een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst. De ster van dames is iets kleiner dan die van de heren.

  • Ridder van Verdienste en officier

Deze ridders dragen een gouden medaille met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Ridder van Verdienste

Deze ridders dragen een zilveren medaille met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

  • Dame van Verdienste

Deze dames dragen een kruis aan een hemelsblauw lint in een strik en een zilveren ster met daarop het kruis van de Orde op de linkerborst.

De vierde categorie; ridders "of office" (Italiaans: "Cavalieri e Dame di Ufficio (Croce al Merito)") draagt een klein ordekruis aan een driehoekig lint op de linkerborst.De Grootmeester kan als bijzonder blijk van zijn waardering ook aan deze ridders een gouden ster van de Orde toekennen.

Priesters, "Cappelani" van de Orde dragen hun ordeteken om de beide schouders voor de borst en niet om de hals. Zij dragen een apart vormgegeven ster en laten, ook als zij Ridders" van justitie" zijn de trofee boven hun kruis weg.

Het Constantijnse Erekruis bewerken

De Grootmeester verleent aan vooraanstaande niet-katholieke christenen het "Constantijnse Erekruis". De hiermee onderscheiden personen worden daardoor geen lid van de Orde.

Voormalige rangen van de Orde bewerken

De Orde bestond in 1855 uit grootkruisen en ridders in vijf graden.

  • Grootkruisen moeten van oude adel zijn en dragen het afgebeelde kleinood aan een hemelsblauw lint over de rechterschouder en de ster van de Orde. Zij dragen bij bijzondere gelegenheden het juweel van Sint Joris en de draak aan een gouden keten
  • Rechtsridders
  • Donaten-ridder
  • Ereridder
  • Ridder-kapelaan
  • Schildridder (Cavalieri Scudieri)

De heraldiek van de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris bewerken

De ridders voren een kruis van de orde, aan lint of keten, in hun wapen. De priesters mogen dat niet doen, volgens de regels van de kerkelijke heraldiek mogen zij alléén de Orde van Malta en de Orde van het Heilig Graf in hun wapen opnemen.

Het aanzien van de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris bewerken

Het ontstaan van de Orde is niet onomstreden. Historici betwijfelen of Constantijn wel een Orde heeft gesticht. Daarnaast zijn bij de rechten van de nakomelingen van de Comnenen en de overdracht van de Orde aan Parma juridische vraagtekens te stellen. De Orde heeft desondanks veel aanzien en een aantal prominente Rooms Katholieke edelen is in de Orde opgenomen.

De Nederlandse oud-minister van Buitenlandse Zaken Jozef Luns was grootkruis in de Napolitaanse tak van de Orde. De orde heeft tal van vooraanstaande Italiaanse en Spaanse leden waaronder kardinaal Crescenzio Sepe.

Zie ook bewerken

Als patroon van de ridderschap was de heilige Giorgio of Sint-Joris een populair motief bij het stichten en vormgeven van ridderorden. Zie daarom ook Orden van Sint-Joris

Literatuur bewerken

  • Maximilian Gritzner: "Handbuch der Ritter- und Verdienstorden" Leipzig 1893
  • "Almanach de Gotha" editie 2000 Londen
  • Gustav Adolph Ackermann: "Ordensbuch" Annaberg 1855
  • Guy Stair Sainty, "Sacred Military Order of Constantine of Saint George" 1976

Externe link bewerken