Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Label: Link naar doorverwijspagina
Regel 3:
 
== Klimaat op aarde ==
[[Bestand:Oblique rays 03 Pengo.svg|thumb|Bij lage zonnestand wordt de zonnewarmte over een veel groter oppervlak verdeeld dan bij hoge zonnestand.]]
Het klimaat op aarde wordt grotendeels bepaald door de [[zon]]. Deze warmt het aardoppervlak op, dat op zijn beurt de atmosfeer opwarmt. Astronomische factoren hierbij zijn de verschillen in de hoogte van de zon, de duur van de dag en de afstand van de aarde tot de zon. Door het verschil in hoogte van de zon valt het zonlicht rond de polen op een groter gebied dan rond de evenaar. Daardoor is de [[insolatie]], de hoeveelheid licht die op een stukje aardoppervlak invalt, en daarmee de opwarming van het aardoppervlak rond de evenaar, veel hoger. Geografische factoren zijn de land-zee-ijs-verdeling, het reliëf van het aardoppervlak en de hoogte boven zeeniveau. Land warmt sneller op dan water, maar koelt ook sneller af. De luchttemperatuur zal dus sterker variëren boven land dan boven zee. Bij uitgestrekte [[bos (vegetatie)|bossen]] is de temperatuur lager en de [[luchtvochtigheid]] hoger. Hoge [[Berg (aardrijkskunde)|gebergtes]] hebben ook invloed op het klimaat van de omgeving; aan de [[loefzijde]] valt meer [[Neerslag (atmosfeer)|neerslag]], aan de [[lijzijde]] minder.
 
Regel 11 ⟶ 10:
[[Bestand:Earth Global Circulation.jpg|thumb|Luchtcirculatie aan het aardoppervlak]]
{{Zie hoofdartikel|Luchtcirculatie aan aardoppervlak}}
DoordatDorrdat in de gebieden op de evenaar de intensiteit van het zonlicht het grootst is, doordat de zon hier loodrecht bovenstaat, warmen deze gebieden het meeste op. Hierdoor ontstaat er een opgaande luchtstroom, die tegen het plafond van de [[troposfeer]], de [[tropopauze]], botst en vervolgens in de richting van de polen stroomt. Bij de 30e [[breedtegraad]] daalt de lucht weer waarna hij over het aardoppervlak terugstroomt naar de evenaar. Ook lucht afkomstig van de 60e breedtegraad daalt hier en stroomt langs het aardoppervlak terug naar de 60e breedtegraad, waar hij weer opstijgt. Door de dalende luchtstromen op de 30e breedtegraad liggen hier de [[woestijn]]en, doordat dalende lucht opwarmt en daardoor geen regen geeft. Ook van het poolgebied stroomt lucht over het aardoppervlak naar de 60e breedtegraad om daar op te stijgen en vervolgens weer terug te stromen naar de polen. Bij de 60e breedtegraad ontstaan vaak [[lagedrukgebied|depressies]], doordat de koude lucht van de pool de warme lucht van de 30e breedtegraad ontmoet. Daardoor bevinden de meeste depressies zich ten noorden van Nederland.
 
=== Classificatie ===