Sint-Jansstraat (Brussel)
De Sint-Jansstraat (Frans: Rue Saint-Jean) is een straat in de Vijfhoek, de historische binnenstad van de Belgische hoofdstad Brussel. Ze verbindt het Sint-Jansplein en het Albertinaplein aan de voet van de Kunstberg.
Sint-Jansstraat | ||||
---|---|---|---|---|
Geografische informatie | ||||
Locatie | Brussel, België | |||
Stadsdeel | Vijfhoek | |||
Wijk | Centrumwijk | |||
Begin | Sint-Jansplein | |||
Eind | Albertinaplein | |||
Lengte | 150 m | |||
Breedte | ca. 11 m | |||
Algemene informatie | ||||
Aangelegd in | ca. 1845 | |||
Genoemd naar | Sint-Jansgasthuis en Sint-Janskerk | |||
Naam sinds | ca. 1845 | |||
Bestrating | asfalt | |||
|
Tussen de Sint-Jansstraat en de Magdalenasteenweg ligt een overdekte winkelgalerij, de Bortiergalerij. Behalve enkele winkels onderaan woonhuizen aan de noordzijde, zijn aan de zuidzijde kantoren gevestigd van het ABVV, i-mens en het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten.
Geschiedenis
bewerkenDe straat werd rond 1845 aangelegd op de site van het Sint-Jansgasthuis, dat er sinds 1195 gevestigd was. Hier lag voorts de Sint-Janspoel, een waterreservoir waarin terechtstellingen van overspelige vrouwen plaatsvonden.[1] Later (tot het dempen van de poel in 1613) werden er ook schandstraffen uitgevoerd, zoals de schopstoel (waarbij de veroordeelde in het water of in een gierbak werd gewipt) en het mandzitten (tekijkstelling in een mand die aan de schandpaal hing).[2] Dit waren onterende maar niet-dodelijke straffen. In 1843 verhuisde het ziekenhuis naar de Kruidtuinlaan en verdwenen zowel het gasthuis als de gelijknamige gotische kerk.
In de 19e eeuw was het een winkelstraat, gespecialiseerd in oude gravures en prenten.
- ↑ Paul Bonenfant, "Le 'marais' Saint-Jean, où l'on noyait les adultères" in: Annales de la société d'archéologie de Bruxelles, 1942-1943, p. 221-258
- ↑ Claudine Lemaire, "Un dessin d'exécution pour un chapiteau historié de l'Hôtel de Ville de Bruxelles (vers 1444). Histoire, philologie et jeu de mots: le 'Scupstoel'" in: Belgisch tijdschrift voor oudheidkunde en kunstgeschiedenis, 2004, p. 3-16