Serikornis sungei is een theropode dinosauriër, behorend tot de Maniraptora, die tijdens het late Jura leefde in het gebied van het huidige China.

Serikornis sungei

Vondst en naamgeving bewerken

Het Palaeontological Museum of Liaoning kreeg een fossiel in handen dat opgegraven zou zijn bij het dorp Daxishan nabij Linglongta in de prefectuur Jianchang in Liaoning. Het werd mede bestudeerd door een team Belgische en Italiaanse onderzoekers.

In 2017 werd de typesoort Serikornis sungei benoemd en beschreven door Ulysse Lefèvre, Andrea Cau, Aude Cincotta, Hu Dongyu, Anusuya Chinsamy, François Escuillié en Pascal Godefroit. De geslachtsnaam verbindt het Oudgriekse σηρικός, sèrikos, "zijden", met ὄρνις, ornis, "vogel". Voor zijde zouden ook de woorden βομβύκινος of μέταξα gebruikt kunnen worden; de keuze viel op serikos omdat dit meteen een verwijzing is naar de Seres, de naam voor de Chinezen in de Oudheid. De naam werd bedacht door de filologe Danielle Dhouailly en werd gemotiveerd door het feit dat het specimen de bijnaam Silky verwierf omdat de veren lijken op dat van een zijdehoen. De soortaanduiding eert Ge Sun, de conservator paleontologie van het PMOL.

Het holotype, PMOL-AB00200, is gevonden in een laag van de Tiaojishanformatie die dateert uit het Oxfordien. Het bestaat uit een vrijwel compleet skelet met schedel op een enkele plaat. De tegenplaat kon niet verworven worden. Uitgebreide resten van het verenkleed zijn bewaard gebleven. Het betreft een jongvolwassen individu.

Beschrijving bewerken

 
De tanden

Het holotype heeft een lengte van negenenveertig centimeter.

De beschrijvers wisten enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. Twee daarvan zijn autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. De voorste vier tanden in de bovenkaak hebben kronen die tweemaal zo lang zijn als de meer achterste maxillaire tanden. Het uitsteeksel dat de achterste onderste punt vormt van het zitbeen is smal, haakvormig, sterk naar achteren en boven gekromd en helemaal op het onderste uiteinde geplaatst. Eerder in 2017 werd gesteld dat Aurornis identiek zou zijn aan Anchiornis, die beide ook al in de Tiaojishanformatie gevonden zijn. Anchiornis zou een vrij variabel zitbeen hebben en een exemplaar met een wat afwijkend profiel zou ten onrechte als het taxon Aurornis benoemd zijn. Het artikel dat Serikornis beschrijft en waarvan Andrea Cau medeauteur is, die ook al Aurornis benoemd heeft, toont weer een derde profiel en vergelijkt dat in detail met de andere twee. De derde morfologie kan gezien worden als een ondersteuning van de geldigheid van Aurornis of juist als bewijs van de variabiliteit van Anchiornis zodat Serikornis als een jonger synoniem daarvan kan worden beschouwd. Het afwijkende uitsteeksel is daarbij zeer klein, is niet in verband met het hoofdlichaam bewaard en is omringd door diepe preparatiegroeven. De tanden in de bovenkaken van het holotype staan schots en scheef door elkaar wat het gevaar inhoudt dat ze uit hun tandkassen liggen en de achterste tanden zijn ten dele door matrix bedekt zodat hun relatieve lengten lastig eenduidig kunnen worden vastgesteld. De beschrijvers stellen echter dat aangezien bij de voorste tanden het bedekkende bot ontbreekt toch kan worden vastgesteld dat ze niet uit hun kassen gegleden zijn. Een röntgenfoto laat zien dat de achterste tanden helemaal zijn uitgekomen zodat een verschil in lengte daar in ieder geval niet aan kan liggen.

De geldigheid van Serikornis wordt echter mede onderbouwd door een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken. De tuber coracoideum, een bult op het buitenvlak van het ravenbeksbeen, is goed ontwikkeld en steekt naar buiten uit, een beenplateau onder het schoudergewricht vormend aan de onderste achterkant van het element. Het uiteinde van het uitsteeksel van het ravenbeksbeen is dikker dan de basis en vormt een naar onderen afgeronde bult. De onderzijde van het ravenbeksbeen is glad zonder putjes.

De staart van het holotype telt zevenentwintig wervels. Bij het holotype van Aurornis zijn dat er dertig. De beschrijving meldt dat er bij een specimen van Anchiornis, YFGP-T5199, vierentwintig zouden zijn. Het aantal is echter bij meer basale Paraves individueel variabel. Het schouderblad heeft aan de achterste onderkant een zeer subtiele bolling terwijl dat stuk bij Anchiornis typisch recht is. Bij Anchiornis is de onderkant van het ravenbeksbeen wel met putjes bedekt. Zulke putjes dienen tot aanhechting van kapsels en hun voorkomen zal afhankelijk zijn geweest van de belasting daarvan. Het onderbeen is relatief wat korter dan bij Anchiornis. Verder zijn de proporties bij beide soorten vrijwel gelijk.

Fylogenie bewerken

Serikornis werd basaal in de Paraves geplaatst, samen met Pedopenna, Aurornis, Eosinopteryx en Anchiornis een klade vormend die buiten de Eumaniraptora zou vallen.

Het volgende kladogram toont de positie van Serikornis in de evolutionaire stamboom volgens het benoemende artikel.

Pennaraptora 

Oviraptorosauria


 Paraves 


Scansoriopterygidae




Xiaotingia



Yixianosaurus








Pedopenna



Aurornis





Serikornis



Eosinopteryx






Anchiornis


Eumaniraptora 
Deinonychosauria 

Troodontidae



Dromaeosauridae



Avialae

Archaeopteryx




Rahonavis




Balaur




Jeholornithidae



Euavialae











Literatuur bewerken

  • Ulysse Lefèvre, Andrea Cau, Aude Cincotta, Dongyu Hu, Anusuya Chinsamy, François Escuillié & Pascal Godefroit, 2017, "A new Jurassic theropod from China documents a transitional step in the macrostructure of feathers", The Science of Nature 104: 74