Filologie
Filologie, van het Oudgriekse Φιλος, philos, liefde en λογος, logos, woord, rede, is een tak van taalkunde die zich vooral richt op dode talen. Het woord werd voor het eerst door Plato in diens dialoog Phaedrus gebruikt, in de betekenis van voorliefde voor redevoeringen.

Een filoloog bestudeert de taal- en letterkunde van volkeren door middel van beschikbare geschriften in samenhang met de cultuurgeschiedenis van een volk. Door zorgvuldige studie wordt getracht de context en oorsprong van woorden, zin en betekenis aan taaluitingen te verklaren, waarbij de lijfspreuk is ad fontes: (terug) naar de bronnen.
Filologie is als woord in onbruik geraakt, omdat in sommige landen het vakgebied tegenwoordig vaak door de taalwetenschap in het algemeen is opgenomen. Het begrip philology is in de Angelsaksische landen meer dan op het Europese vasteland bijna synoniem met de vakgebieden vergelijkende en historische taalkunde.
De filologie werd in de klassieke oudheid van toepassing geacht op alle wetenschapsbeoefening. In Europa brak de filologie als volwaardige wetenschap pas in de 19e eeuw volledig door. Andere vakgebieden, zoals de archeologie, culturele antropologie, etymologie, mythologie en paleografie werden tegelijk onafhankelijke wetenschappen. In de wetenschap bestaat vaak een spanningsveld tussen filologen en systematici. De filologen verliezen zich soms in de details, de systematici hebben alleen oog voor het grote geheel.
De klassieke talen, waar over het algemeen het Oudgrieks en het Latijn mee worden bedoeld, zijn voorbeelden van talen, die door de filologie worden bestudeerd, maar de filologie bestudeert ook alle andere talen die tegenwoordig nergens meer worden gesproken.
Bekende filologenBewerken
- Aristophanes van Byzantium 257 v.Chr. - 180 v.Chr.
- Justus Lipsius 1547-1606
- Ludwig Uhland 1787-1862, Germaans en Romantisch filoloog en een der grondleggers van deze wetenschap
- Ulrich von Wilamowitz-Moellendorf 1848-1931
- Lejzer Zamenhof 1859-1917
- Bedřich Hrozný 1879-1952, ontcijferde het Hettitisch
- Victor Klemperer 1881-1960, schrijver van LTI – Notizbuch eines Philologen
- Friedrich Nietzsche 1884-1900, hoogleraar filologie
- J.R.R. Tolkien 1892-1973, hoogleraar filologie
- Pol Hoste 1947
- Ingo Schulze 1962
- Bruno Vanden Broecke 1974