Radiozendstation Belradio

Het radiozendstation Belradio, in de volksmond meestal "de (radio) torens" genoemd, was een Belgisch radiozendstation, gelegen op de grens van Wildenburg in Wingene, nabij het Sint-Pietersveld in Ruiselede.

Het hoofdgebouw van dit zendstation, gekend onder de code SCRE, was aanvankelijk voorzien op het grondgebied van Ruiselede, maar werd om technische redenen op Wingens grondgebied opgericht tussen 1923 en 1926.

Eerste radioverbindingen bewerken

Op Wingens grondgebied werden vijf zendmasten gebouwd en op het grondgebied van Ruiselede bevonden zich drie antennes. De gebouwen en de inrichting werden officieel in gebruik genomen op 3 oktober 1927. Vanaf toen bereikten de eerste radiotelegraafverbindingen onder vermelding "via Belradio" ver gelegen gebieden over de hele wereld.

Reeds in 1921, toen na de Eerste Wereldoorlog radioverbindingen steeds belangrijker werden, was besloten een dienst voor radioberichtgeving op te richten met als doel België te verbinden met Amerika en het toenmalige Belgisch-Congo. De hiervoor te gebruiken zenders (wisselstroomgeneratoren van ca. 17 kHz) waren al succesvol getest in het zendstation van Nauen bij Berlijn, en ook bij het Nederlandse Kootwijk werd in 1923 al zo'n station opgericht voor verbindingen met het toenmalige Nederlands-Indië.

De Regie van Telefoon en Telegraaf (R.T.T.) had voor de bouw van het zendstation te Wingene een terrein van 80 hectare onteigend. Deze gronden, in de omgeving van het Sint-Pieterskasteel, waren toen eigendom van de familie Carpentier, die er sinds 1880 het kasteel bewoonden. Deze drassige gronden waren immers een goede geleider. De werken begonnen in 1923 en de eerste steen voor dit gebouw in art-decostijl werd gelegd door koning Albert I op 19 december van dat jaar. Eind 1926 was het volledige zendcentrum klaar. In 1927 werden de eerste verbindingen met Amerika tot stand gebracht. Dit was de start van honderdduizenden berichten die overzee gestuurd werden naar alle uithoeken van de wereld via de Torens van Ruiselede.

Zendstation en antennemasten bewerken

De eerste torens (pylonen) werden element na element opgebouwd. Er werden acht torens opgetrokken, die in twee rijen van vier werden opgesteld en 400 meter van elkaar stonden. Aan deze radiomasten voor lange golven was een reusachtige antenne van 1.600 meter opgehangen. De antennemasten hadden een hoogte van 284 meter en werden toen in hoogte beperkt om het prestige van de Eiffeltoren in Parijs niet aan te tasten.

Het zendcentrum was een verbindingsstation tussen het telegraafkantoor van Brussel met de rest van de wereld. Reeds in 1926 werd begonnen met proefuitzendingen, bestemd voor Leopoldstad. Deze mislukten, maar men kreeg wel contact met New York. Zo kwamen de eerste verbindingen tussen Brussel en New York tot stand in 1927 en ontstond er een drukke correspondentie met Amerika. De maximale afstand bedroeg toen 3.000 tot 4.000 kilometer. Via punt tot punt verbindingen konden zo intercontinentale gesprekken gevoerd worden.

Uitbouw van de radiotelegraafdienst bewerken

De langegolfzender met een golflengte van 18.000 meter en een sterkte van 250 kilowatt was een zender met hoogfrequentietransformatoren, waarvan er drie in de centrale opgesteld stonden. Deze zware machines (motoren), die de radiogolven opwekten, wogen ruim 3.000 kilogram. De berichten werden overgebracht via morsetekens door het maken van kortsluitingen. Begin 1929 was het centrum reeds uitgerust met kortegolfzenders, die toen instonden voor de radiotelegraafdienst met de Belgische kolonie. In 1930 werden de gebouwen van de vroegere matrozenschool overgedragen aan de diensten van de R.T.T. In 1931 volgden de verbindingen met Buenos Aires en Madrid, het jaar daarop met Beiroet, in 1934 met Rio de Janeiro, in 1937 met Belgrado en Wenen en ten slotte met Warschau in 1938.

Het verdwijnen van de torens bewerken

Bij het bouwen van de torens waaide er een pasgebouwde toren omver in februari 1925, maar hij werd nadien vervangen. In 1933 vloog een Engels vliegtuig bij mistig weer tegen de spankabels van de eerst gebouwde toren. Het toestel stortte neer, vatte vuur en de elf inzittenden waren verkoold. De toren, waarvan enkel nog een stuk van 80 tot 90 meter overbleef, werd in 1985 volledig gesloopt. In augustus 1940 werden op drie dagen tijd nog twee torens door Duitse bommenwerpers omver gevlogen, één 's nachts en één in een dikke mist. Eén toren werd in september 1940 afgeknot op 160 meter en werd in 1953 volledig gesloopt. Van de andere pylonen werden enkele daarna door de Duitse bezetters tot 120 meter ingekort en andere volledig neergehaald. In 1983 werd de zogenoemde televisietoren ingekort tot 110 meter om ten slotte in juli 1993 omvergeworpen te worden.

De Radio Maritieme Diensten bewerken

In mei 1940 werd de ganse binneninrichting van de centrale door het personeel vernield zodat deze onbruikbaar was voor de Duitsers. Na de oorlog werd de totaal vernielde binneninrichting vernieuwd. De langegolfzenders werden niet meer herbouwd en er werden enkel nog kortegolfzenders gebruikt (21 in gebruik omstreeks 1960). In 1955 werd een kortegolfantenne in gebruik genomen door Oostende-radio. Voor deze Radio Maritieme Diensten (RMD) werden een jaar later drie nieuwe antennes opgericht om verbindingen tot stand te brengen met schepen in de Perzische Golf en de Golf van Mexico. Door deze groei binnen het zendcentrum werd in 1972 het zendstation definitief opgenomen in de Radio Maritieme Dienst. Vanaf 1977 waren er ook telex-over-radio verbindingen voor gesprekken met schepen overal ter wereld. Door de satellietverbindingen verloor deze dienst veel aan belang. Sinds 1997 behoort de inrichting tot het Ministerie van Landsverdediging (dienst Belgische marine). In het totaal bestond het antennepark in 1999 nog uit 51 antennes. Deze antennes zijn een netwerk van draden die tussen de pylonen in alle richtingen gespannen zijn om zo in alle richtingen te kunnen uitzenden.