Fijnspar-prunusroest

soort uit het geslacht Pucciniastrum
(Doorverwezen vanaf Pucciniastrum areolatum)

De fijnspar-prunusroest (Thekopsora areolata) is een roestschimmel die behoort tot de familie Pucciniaceae. Deze biotrofe parasiet komt voor op de fijnspar (Picea abies), de gewone vogelkers (Prunus padus) en de Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina). De schimmel is ook aangetroffen op eenjarige scheuten van jonge sparren (Picea), waar ze een zwart worden van het schorsoppervlak en de dood van de scheut veroorzaken.

Fijnspar-prunusroest
Fijnspar-prunusroest
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota
Klasse:Pucciniomycetes
Orde:Pucciniales
Familie:Pucciniastraceae
Geslacht:Thekopsora
Soort
Thekopsora areolatum
Fr. (1875)
Synoniemen

Pucciniastrum areolatum

Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

Kenmerken

bewerken
Spermogonia

Spermogonia groeien aan de onderkant van kegelschubben en vormen korsten. Ze ruiken zoet.

Aecia

In de zomer worden aan de onderzijde, maar soms ook bovenzijde, van de kegelschubben aecidiosporen gevormd. Aecidiosporen zijn dikwandig en meten 20-30 × 16-22 µm. De wand is kleurloos en 4-5 µm dik.

Uredinia

Uredinia met peridium, openend met een kiempore, kortstekelig, zonder gladde zones. Ze komen voor aan de onderkant van het blad in rood tot bruin verkleurde vlekken van 1 tot 5 mm in diameter. Aan de bovenzijde van het blad ontstaan purperachtige vlekken die meestal zijn begrensd door de nerven van het blad. De urediniosporen hebben de afmeting 15-21 × 11-15 µm.

Telia

De teliosporen zijn 2 tot 4 cellig met kruisgewijze dwarswanden, hebben een bruine wand en zijn ongesteeld. Er is een kiempore per cel. De sporenmaat is 22-30 × 8-14 µm. De celwand is 1 µm dik, maar aan de bovenzijde verdikt tot 2-3 µm.

Verspreiding

bewerken

De fijnspar-prunusroest wordt met name in Europa en sporadisch in Azië gevonden.[1] In Nederland komt hij uiterst zeldzaam voor.

Door de verplichte wisseling van waardplant wordt de ziekte voorkomen door de tussengastheer (vogelkers) binnen een straal van ongeveer 500 meter te verwijderen. De ziekteverwekker is echter alleen van economisch belang in zaadplantages.