Overleg:Dakhaas

Laatste reactie: 4 jaar geleden door Matroos Vos in het onderwerp Voor wie hiermee aan de slag wil

Voor wie hiermee aan de slag wil bewerken

[gekopieerd van Wikipedia:Te_beoordelen_pagina's/Toegevoegd_20200329#Dakhaas]

  1. In het WNT wordt het woord "dakhaas" behandeld in het uit 1897 daterende lemma HAASI als voorbeeld van "geheel andere dieren" die "in de volkstaal [...], bij vergelijking of oorspronkelijk misschien in scherts, ook [...] wel haas [worden] genoemd". Ook wordt het beschreven in het in 1909 gepubliceerde lemma DAK: "Dakhaas, schertsende benaming voor de kat, die wel als haas wordt opgedischt; ook in het Hoogd.: dachhaase." VD14, 2005 schrijft: "dakhaas (de (m.)) 1. (scherts.) kat 2. inbreker". Merk op dat VD daarbij niet de afkorting "gew." (gewestelijk) gebruikt, wat er niet op wijst dat het woord in deze betekenis enkel in "het noorden" voorkomt.
  2. Ook uit het krantenarchief van Delpher blijkt, dat het woord "dakhaas" in de zin van kat c.q. vleesgerecht al een vrij lange geschiedenis heeft. Enkele van vele tientallen voorbeelden:
    • "Wat gebeurt er met die katten. / In een der wijken in Utrecht worden door een bewoner honden afgericht om katten te vangen. Dezer dagen werden nog door twee groote honden een kat aangevallen, doodgebeten en medegesleurd. Of de eigenaar van deze honden er op uit is kattenbout te fabriceeren of wel dat hij een liefhebber van dakhaas is, weet men niet. Dat 't in Utrecht op 't oogenblik natuurlijk heet: »Juffrouw pas op je poesje," ligt voor de hand." (Rotterdamsch Nieuwsblad, 1 november 1889, oudste vermelding)
    • "Smakelijk eten! / Al eenige dagen loopt er, een jongen van een jaar of 17 door Amsterdam, die met een groote mand onder den arm de huizen langs gaat en overal gevilde hazen en konijnen te koop aanbiedt. Gistermiddag klampte hij op den N.Z. Voorburgwal een paar heeren aan, om hun een haas of konijn te verkoopen. / De knaap wist zoo mooi te praten, dat de heeren, die hem voor een jongen van buiten, misschien wel voor een stroper hielden, zich lieten overhalen een konijn te kopen. / Het dier werd in een doek geknoopt, de jongen ging welgemoed met zijn geld heen en de beide heeren, niet weinig in hun schik met het koopje, spoedden zich met hun konijn naar huis, met het aangenaam vooruitzicht van 's middags een smakelijk boutje op tafel te krijgen. / Men begrijpe hun teleurstelling, toen zij, thuis gekomen, tot de onaangename ontdekking kwamen, dat het vermeende konijn slecht een gevilde kat of dakhaas bleek te wezen." (Rotterdamsch Nieuwsblad, 3 februari 1893)
    • "Een dakhaas. / Zondagsjager: Verbeeld je, daar vervolg ik een aangeschoten haas en nu klautert hij in een boom. / Boschwachter: .... En roept miauw!" (Limburger Koerier, 17 oktober 1903).
    • "De dakhaas. / Waard: Wat een fijne schotel hè? Delikater hazenpastij [sic] bestaat er niet. / Klant: "Deli" was te veel" (Haagsche Courant, 14 december 1914).
    • "Het vraagstuk der huwelijks-ontreddering krijgt aldus een nieuw aspect. Wanneer is een huwelijk zoo ver ontredderd, dat men een echtscheiding kan aanvragen? Is het beter, dat de vrouw den man laat hongeren, dan dat zij hem bedriegt, al is het dan ook door hem een dakhaas goed gebraden voor te zetten?" (Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 12 maart 1924).
    • "De overeenkomst tusschen een haas en een kat is ver te zoeken; duidelijker is echter de herkomst van de benaming "dakhaas", welk woord in oorlogstijd [NB: WO1, noot W] fluisterend van gast tot gast ging, wanneer aan de table-d'hôte "haas" op het menu stond! Arme kat, die, na onder het pseudoniem "haas" verorberd te zijn, nog het bont voor "mevrouw" levert, dat, ver boven zijn stand, voor "vos", "bever" of een andere diersoort wordt versleten, in de dubbele beteekenis des woords. Geen wonder, dat Amsterdamsche straatjongens een dame, die hen, topzwaar door haar overdadig bontwerk, voorbijzeilde, vroegen: "Hé, juf, dat miauwde zeker gister nog?"" (Arnhemsche Courant, 25 april 1931).
    • "Dakhaas geslacht. / Rotterdam, 8 april. - Een dame slenterde dezer dagen langs de kraampjes op de markt aan 't Noordplein, toen een kraam haar aandacht trok, waarin een speelsch konijntje in een hokje rondsprong. Naast dat hokje stond een man, die poulet te koop aanbood. Konijnenpoulet natuurlijk, want hij bezat konijnen. Daarvan getuigde het diertje in het hok. / De dame bezon zich niet lang en bestelde twee pond van het uitgestalde vleesch. Zij ging er vol vreugde mee naar huis. Omdat zij zoo'n goede bui had, besloot ze ook haar poes er een flink hapje van te geven. Dat zou het dier goed doen. Maar de kat draaide haar kop om, toen zij aan het vleesch geroken had en liep haastig weg. Miauw, klonk het even mistroostig en mevrouw begreep wat dit antwoord te beduiden had. "Dank je wel, ik lust geen kattenvleesch." / Hevig verbolgen ging de vrouw naar de markt terug en vroeg den koopman om schadevergoeding. Hierover ontstak een andere kraamhouder zoo in woede, dat hij een zware ijzeren fietspomp greep en er de vrouw mee op het hoofd wilde slaan. Zij kon den slag echter bijtijds ontwijken, waardoor deze op haar arm kwam. De politie werd in het geval gemengd en de woesteling werd verbaliseerd wegens mishandeling. / Bij onderzoek bleek, dat het vleesch inderdaad van een kat afkomstig was. Of dit strafbaar is? In ieder geval is het een goede waarschuwing voor het publiek." (De Telegraaf, 8 april 1941)
    • ""Ommers geen vette kat op te ruimen?" / Op een dorp in de omgeving van Breda, was de familie K. aan het verhuizen. Een groote wagen stond voor de deur. Behoudens nog eenig geriefhout was alles ingeladen en een ieder die had meegeholpen was doodop van het ongeregelde gesjouw hetgeen verhuizen nu eenmaal met zich brengt. / Men stond klaar voor de afreis, toen van de overzijde van den weg haastig een koopman op de vertrekkenden kwam toegeloopen met de in allen ernst gestelde vraag: / "Hedde toch ommers geen vette kat op te ruimen?" / De gedrukte stemming week en de zon brak door want men moest hartelijk lachen om den man die meende op het juiste moment te zijn gekomen om een dakhaas op den kop te tikken." (Dagblad van Noord-Brabant, 9 maart 1944)
  3. Naar voorbeelden van na WO2 heb ik niet meer gekeken, mijn punt is denk ik wel gemaakt: over het woord "dakhaas" in de zin van (stamppot) poes lijkt me wel wat in een zelfstandig lemma te vertellen, nog los van de betekenis "inbreker". Wellicht heeft Matroos Vos hier nog wat aan toe te voegen? Wutsje 30 mrt 2020 15:36 (CEST)Reageren
(...)
Hoi Wutsje, ook uit de elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten van het Meertens Instituut blijkt dat het woord dakhaas verspreid over het ganse land gebezigd wordt, net als overigens balkhaas. Volgens het ANW kan het woord dakhaas niet alleen voor een inbreker, maar ook voor 'dakwerkers' in het algemeen gebruikt worden, en is het bovendien een scheldwoord. Het Groot scheldwoordenboek van Marc De Coster vermeldt eveneens dat het woord gebruikt wordt om een "onbenullig of laf persoon" aan te duiden. We hebben trouwens ook een artikel over hondenvlees, naast een lemma over de hond in het algemeen. Smakelijk eten, Matroos Vos (overleg) 31 mrt 2020 10:10 (CEST)Reageren

[einde gekopieerde bewerkingen]

Terugkeren naar de pagina "Dakhaas".