Kuno-Hans von Both

Duits soldaat (1884-1955)

Kuno-Hans von Both (Zabern, 9 april 1884 - Habichtswald, 22 mei 1955) was een Duitse officier en General der Infanterie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij voerde het bevel over de Rückwärtiges Heeresgebiet Nord (vrij vertaald: Bevelhebber van het in de achterhoede gelegen legergebied noord).

Kuno-Hans von Both
General der Infanterie
Geboren 9 april 1884
Zabern, Elzas-Lotharingen, Duitse Keizerrijk;
(hedendaags Frankrijk)
Overleden 22 mei 1955
Habichtswald, Hessen,
West-Duitsland
Rustplaats Hauptfriedhof Soldatenfriedhof, Kassel, Duitsland; veld: A[1][2]
Land/zijde Vlag van Duitse Keizerrijk Duitse Keizerrijk
Vlag van Duitsland tijdens de Weimarrepubliek Weimarrepubliek
Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Onderdeel Pruisische leger
Deutsches Heer
Reichswehr
Heer
Dienstjaren 1903 - 1945
Rang
General der Infanterie
Eenheid Führerreserve (OKH)
20 april 1944 -
1 juli 1944[3]
Führerreserve (OKH)
8 april 1945 -
2 mei 1945[3]
Bevel 21e Infanteriedivisie
1 september 1939 -
20 oktober 1939[4]
1e Legerkorps
26 oktober 1939 -
1[3]/3 april 1943[5]
Rückwärtiges Heeresgebiet North
1 april 1943 -
30 maart 1944
Deutscher Befehlshaber im Operationsgebiet Ost-Ungarn
1 april 1943 -
20 april 1944[3]
Rückwärtigen Operationsgebiet der Heeresgruppe Südukraine
1 juli 1944 -
23 september 1944[3]
Rückwärtigen Operationsgebiet der Heeresgruppe Süd
23 september 1944 -
8 april 1945[3]
Slagen/oorlogen Eerste Wereldoorlog

Tweede Wereldoorlog

Onderscheidingen zie onderscheidingen
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Deze legercommandanten presideerden over een imperium van terreur en wreedheid

— Historicus Michael Parrish; geciteerd in: The Lessor Terror; Soviet State Security, 1939-1953, p.127.[6]

Leven bewerken

Kuno-Hans von Both stamt af van het Mecklenburgs oeradel geslacht Both. Hij was de zoon van de Oberstleutnant Alexander von Both (1842–1905). Op 24 april 1903 trad hij in dienst van het Pruisische leger en werd bij het Großherzoglich Mecklenburgisches Grenadier-Regiment Nr. 89 geplaatst. Vanaf 1 november 1903 tot 25 juli 1904 werd Both naar de militaire school van Glogau gecommandeerd, en hij werd hierop aansluitend op 18 augustus 1904 bevorderd tot Leutenant. Vanaf 1 oktober 1912 werd hij als adjudant en juridisch-officier van het 2e bataljon van zijn regiment ingezet. Op 18 augustus 1913 werd Both bevorderd tot Oberleutnant.

Eerste Wereldoorlog bewerken

Met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog, werd hij naar het Reserve-Infanterie-Regiment Nr. 90 overgeplaatst, en als compagniecommandant van de 8e compagnie ingezet. Op 25 februari 1915 werd Both bevorderd tot Hauptmann. Van maart 1915 tot september 1916 was hij commandant van een MG-compagnie van het regiment. In de tussentijd functioneerde hij als plaatsvervangend bataljonschef. Aansluitend wisselde hij als MG-officier vanaf het eind van november 1917 naar de regimentsstaf. Op 25 november 1917 kreeg Both het commando over het 2e bataljon. Op 10 april 1918 werd Both voor zijn inzet als bataljonscommandant met de hoogste Pruisische onderscheiding de Pour le Mérite onderscheiden. Hij was vanaf 5 tot 22 oktober 1918 ook plaatsvervangend regimentscommandant. Kort voor het einde van de oorlog was hij adjudant in de staf van de 226e Divisie.

Interbellum bewerken

Na het einde van de oorlog, werd Both in het reservebataljon van de Grenadier-Regiments Nr. 89 geplaatst. Op 6 januari 1919 nam hij voor een maand het commando van deze eenheid over. Vanaf mei 1919 was hij aansluitend leider van het vrijkorps von Both. Daarop werd hij in de Reichswehr als compagniecommandant in het 17e Infanterieregiment opgenomen. Van oktober 1920 was hij voor twee jaar in het 6e Infanterieregiment ingezet. Hierop volgde zijn overplaatsing voor vijf jaar naar de staf van de 4e Divisie in Dresden. Op 1 februari 1927 werd Both bevorderd tot Major. Vanaf 1 oktober 1927 tot 1 februari 1930 werd hij in de staf van de Artillerieführers IV ingezet. Both was tot 1 oktober 1931 als leraar- en opleidingsofficier aan de infanterieschool in Dresden werkzaam. Op 1 februari 1931 werd hij bevorderd tot Oberstleutnant.

Vanaf 1 oktober 1931 tot 1 februari 1934 voerde hij het commando over het 2e bataljon van het 5e Pruisische infanterieregiment in Neuruppin. Hij werd op 1 december 1933 bevorderd tot Oberst. Als Oberst was hij tot 6 oktober 1936 commandant van het 6e Infanterieregiment in Lübeck. Op 1 januari 1937 werd Both bevorderd tot Generalmajor. Na zijn bevordering tot Generalleutnant van 1 oktober 1938, werkte hij aansluitend tot 10 november 1938 als commandant van de Kriegsschule (militaire school) in Hannover.

Tweede Wereldoorlog bewerken

Na zijn werkzaamheden aan de militaire school, werd Both tot commandant van de 21e Infanteriedivisie benoemd. Met deze eenheid vocht hij in de Poolse Veldtocht. Aansluitend nam hij het commando van het 1. Armeekorps (1e Legerkorps) over. Met het 1e Legerkorps vocht hij tijdens de Slag om Frankrijk en tijdens Operatie Barbarossa tot eind 1943. In deze tijd werd Both op 1 juni 1940 bevorderd tot General der Infanterie.

Aansluitend was hij als commandant in functies achter het front ingezet. Tot april 1944 was Both Kommandierender General der Sicherungstruppen (Bevelvoerend-generaal van de Beveiligingstroepen) en Befehlshaber des Rückwärtigen Heeresgebietes (bevelhebber van het in de achterhoede gelegen legergebied) in het Heeresgebiet Nord ingezet. In april 1944 was hij kortstondig „Deutscher Befehlshaber im Operationsgebiet Ost-Ungarn“ (Duitse Bevelhebber in het Oostelijk-Hongaars operatiegebied). Vanaf september 1944 tot april 1945 was hij als bevelhebber van het in de achterhoede gelegen operatiegebied van de Heeresgruppe Südukraine (later hernoemd in Heeresgruppe Süd) werkzaam.

Van 2 mei 1945 tot 17 april 1947 was Both krijgsgevangene.

Na de oorlog bewerken

Over het verdere verloop van zijn leven na de oorlog is niks bekend.

Militaire carrière bewerken

Onderscheidingen bewerken

Selectie:

Externe link bewerken