Jan Karel Jacob de Jonge

Nederlands historicus (1828-1880)
(Doorverwezen vanaf Jan Karel Jakob de Jonge)

Jhr. mr. Jan Karel Jacob de Jonge ('s Gravenhage, 17 juni 1828 – aldaar, 15 maart 1880) was directeur van het Mauritshuis, griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, tekenaar en etser.

Jan Karel Jacob de Jonge
Jan Karel Jacob de Jonge (houtsnede 1880)
Algemene informatie
Geboren 17 juni 1828
's Gravenhage
Overleden 15 maart 1880
's Gravenhage
Nationaliteit Nederlands
Beroep museumdirecteur, griffier, tekenaar en etser
Handtekening
Handtekening

Loopbaan bewerken

De Jonge werd in 1828 in Den Haag geboren als zoon van Johannes Cornelis de Jonge, substituut-archivaris van het rijk, en Henriëtte Philippina Jacoba van Kretschmar. Hij studeerde Romeins en hedendaags recht in Leiden, waar hij op 11 september 1847 als student werd ingeschreven. Hij promoveerde in 1852 op een proefschrift "Geschiedenis van de diplomatie gedurende den Oostenrijkschen successie-oorlog en het congres van Aken 1740-48". Van 1852 tot 1854 was hij advocaat te 's-Gravenhage. Van 1854 tot 1866 was hij ambtenaar bij het Rijksarchief. Vervolgens was hij van 1858 tot 1877 commies-griffier bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal, een functie die hij van 1866 tot 1877 combineerde met de functie van adjunct-rijksarchivaris. Vanaf 1875 was hij directeur van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen, het Mauritshuis. In 1877 benoemde de Eerste Kamer hem tot griffier, een functie die hij door zijn vroegtijdig overlijden in 1880 slechts twee en een half jaar vervulde.

De Jonge had ook naam als historisch publicist, etser, graveur en tekenaar. Werk van De Jonge bevindt zich in het Rijksmuseum Amsterdam.[1] Hij was van 1873-1875 voorzitter van de raad van bestuur van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag.

 
Portret van Hendrietta Philipina Jacoba de Jonge-van Kretschmar, zijn moeder, door een anonieme kunstenaar.

De Jonge trouwde op 28 april 1858 te Den Haag met Maria Johanna de la Bassecour Caan, telg uit het geslacht Caan. Zij overleed in 1859. Uit hun huwelijk werd een zoon - Hendrik Johannes Cornelis - geboren. Deze zoon zou later door zijn vader worden opgeleid tot tekenaar en etser. Hij hertrouwde op 4 oktober 1866 te Den Haag met Elisabeth Adriana de Kock. Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren. Hij was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Bibliografie bewerken

  • De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië (1595-1610) : verzameling van onuitgegeven stukken uit het Oud-koloniaal archief, dertien delen, Den Haag, 1862-1895
  • Louise de Colligny, Den Haag, 1880
  • De opkomst van het Nederlandsch gezag over Java : verzameling van onuitgegeven stukken uit het Oud-koloniaalarchief, zeven delen, Den Haag, 1862-1909 (later aangevulde met drie delen door Marinus Lodewijk van Deventer)
  • Nova Zembla (1596-1597): the Barents relics:, Londen, 1877
  • Nova Zembla: verslag over de voorwerpen door de Nederlandsche zeevaarders na hunne overwintering, op Nowaja-Semlja bij hun vertrek in 1597 achtergelaten en in 1876 door Chs. Gardiner, Esqre., aldaar teruggevonden, Den Haag, 1877
  • Nova Zembla : de voorwerpen door de Nederlandsche zeevaarders na hunne overwintering aldaar in 1597 achtergelaten en in 1871 door kapitein Carlsen teruggevonden, Den Haag, 1871
  • De oorsprong van Neerland's bezittingen op de kust van Guinea, Den Haag, 1871
  • Geschiedenis van de diplomatie gedurende den Oostenrijkschen Successie-Oorlog en het Congres van Aken (1740-1748), proefschrift, Leiden, 1852

Verder werkte hij mee aan de vierdelige serie over de Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen, een publicatie die door zijn vader Johannes Cornelis de Jonge (1793-1853) was begonnen en door hem werd afgemaakt en gepubliceerd.

Zie ook bewerken

Voorganger:
Johan Anne Singendonck
Griffier van de Eerste Kamer
1877 - 1880
Opvolger:
Oncko Wicher Star Numan