Instinct (gedragspatroon)
Een instinct is een soortspecifiek en aangeboren gedragspatroon, waarbij ervaring of leren geen rol speelt. Het instinct van een organisme is genetisch vastgelegd, waarbij specifieke actiepatronen (stimulus-respons) optreden als een gebonden keten van reflexen (fixed action patterns), bijvoorbeeld de reacties van een spin op specifieke trillingen in haar web. Ook het bouwen van een spinnenweb is een zeer goed voorbeeld van instinctief gedrag.
In de literaire betekenis is een instinct een onbewuste aandrang of een voorvoelen van gebeurtenissen en kan het beschouwd worden als een primitieve of dierlijke vorm van intuïtie. Bij een instinct is sprake van een resulterend gedragspatroon. Intuïtie is meer het innerlijke gevoel.
BiologieBewerken
In de gedragsbiologische betekenis van het woord is een instinct een concatenatie van reflexen, die bij gewervelden onder invloed van de hypothalamus zowel intra-organisch als sensomotorisch optreden en nauwelijks vatbaar zijn voor wijziging binnen de soort:
- Intra-organisch, dit betreft alle processen binnen een organisme. Zowel bij de mens als andere dieren treedt er binnen het organisme een keten van reflexen op die in de vakliteratuur beschreven worden in stimulus-responsprocessen (S-R).
- Sensomotorisch, om van een volwaardig instinctenpatroon te kunnen spreken moet dit stimulus-responsmodel ook van toepassing zijn op het sensorische en motorische vlak:
ErfelijkheidBewerken
Instinctenpatronen kunnen behoorlijk uitgebreid zijn, zoals nestbouw bij vogels of het baltsgedrag van de stekelbaars. De erfelijke component is goed te zien aan onderzoek naar het nestbouwgedrag van agapornissoorten. Als twee soorten gekruist worden, waarvan de ene soort (Agapornis roseocollis) nestbouwmateriaal tussen de veren stopt om het te vervoeren en de andere soort (Agapornis personata fischeri) het nestbouwmateriaal per stuk in de snavel vervoert krijgt de hybride een heel bizar gedragspatroon, waarbij hij steeds weer nestmateriaal tussen de veren stopt en dan weer in de snavel neemt. Pas na drie jaar kan de hybride redelijk efficiënt het nestmateriaal in de snavel vervoeren, maar probeert hij het nog af en toe ook weer tussen de veren te stoppen.[1] In hetzelfde onderzoek blijkt het ook mogelijk een stamboom te genereren uit het steeds complexer worden van de gedragspatronen bij later geëvolueerde soorten. Deze stamboom bleef ook overeind na cladistisch onderzoek van hun DNA.
De mensBewerken
In de sociale psychologie, de sociobiologie en de gedragsbiologie bestaat er reeds lange tijd discussie of er bij de mens nog wel zoiets bestaat als een instinct. Zo is het bestaan van het moederinstinct lange tijd betwijfeld: kindermoord, verwaarlozing, kindermishandeling, of de traditie van de minnemoeder, zijn maar enkele van de vele voorbeelden die het instinctenpatroon van moeder de gans doorbreken. Ook het bestaan van zelfmoordcommando's, zelfverbranding of mensen die zich niet door een ander gedwongen, uit vrije wil lieten overrijden door een tank tijdens de protestbijeenkomst op het Tian Men Plein, worden aangevoerd als voorbeelden om te betwisten dat er zoiets bestaat als een overlevingsinstinct.
De hypothese dat de mens instincten heeft kan in principe getoetst worden, door mensen bloot te stellen aan niet eerder opgedane ervaringen om de leercomponent van het gedrag uit te sluiten. Als er sprake is van instincten zullen de resulterende gedragingen soortspecifiek en uniform moeten zijn.
Op het sensomotorische vlak gaat het stimulus-responspatroon bij de mens niet op, aangezien de mens op één stimulus gedragsmatig meerduidig (variabel) kan reageren (S1 ⇒ R1-R2-R3 enzovoort). Omgekeerd, een bepaalde respons (R1) kan binnen dezelfde leden van de soort, in dit geval de mens, verschillende stimuli oproepen (R1 ⇒ S1-S2-S3,...). Technisch uitgedrukt: er is een één-meerduidige relatie tussen S-R, en, er is ook een meer-eenduidige relatie tussen S-R.
Bij gewervelden zijn naast instinctief gedrag ook voorbeelden van aangeleerd gedrag te zien. Het feitelijke gedrag van dieren is een combinatie van instinctieve vastgelegde patronen en aangeleerd gedrag. Denk hierbij aan de zang van vogels die afhankelijk van de soort een soortspecifieke roep is, of een heel scala bevat aan geïmiteerde of spontane geluiden. We zien hier ook weer dat primitiever groepen als amfibieën een onveranderlijke soortspecifieke roep hebben en zangvogels een zeer gevarieerde zang.
Recent zijn er publicaties in de evolutionaire psychologie waar men het instinct bij de mens weer in ere tracht te herstellen, maar dan veeleer als een adaptief gegeven en los van de gangbare definitie.[2]
OerinstinctenBewerken
Volgens Mark van Vugt, professor in evolutionaire psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, zouden er vijf oerdriften zijn waaruit het menselijk handelen voortvloeit, namelijk eigenbelang, status, onbewust na-apen, kortzichtigheid en het negeren van niet gelijk oplosbare problemen.[3]
Wat instincten niet zijnBewerken
- Instincten moeten bij de mens niet zomaar gelijkgeschakeld worden met reflexen. De ooglidreflex en de kniepeesreflex enzovoort, zijn geen instincten, omdat ze enkelvoudig zijn en niet worden aangestuurd door de hersenen.
- Driften en karaktereigenschappen als agressie, introversie en extraversie zijn evenmin instincten, maar behoren eerder tot het domein van het temperament. Het zijn antennes of disposities (aanleg tot) die bepaalde gedragingen filteren of beïnvloeden.
Zie ookBewerken
- Baldwin-effect, voor de evolutie van instincten
Bronnen, noten en/of referenties
|